RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850599-09 en 04/850296-10
Datum uitspraak : 13 maart 2012
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
[verdachte],
geboren te
wonende te
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2012.
De verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te [plaats], gemeente Roerdalen, in elk geval in het arrondissement Roermond, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum ]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het (meermalen) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] toen zij op bed zat achterover heeft getrokken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
(artikel 242 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te [plaats], gemeente Roerdalen, in elk geval in het arrondissement Roermond, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum ]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1];
(artikel 245 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te [plaats], gemeente Roerdalen, in elk geval in het arrondissement Roermond, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit ontuchtig betasten althans strelen over de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het ontuchtig likken over de buik van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het (meermalen) de op het bed zittende [slachtoffer 1] vast te pakken en achterover te drukken zodat die [slachtoffer 1] plat op het bed kwam te liggen;
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te [plaats], gemeente Roerdalen, in elk geval in het arrondissement Roermond, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum ], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten althans strelen van de de vagina van die [slachtoffer 1] en/of het ontuchtig likken van de buik van die [slachtoffer 1];
(artikel 247 Wetboek van Strafrecht);
3.
hij op of omstreeks 17 oktober 2009 te [plaats], gemeente Roerdalen, in elk geval in het arrondissement Roermond, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het onverhoeds
(gewelddadig) vastpakken van de borst(en) van die [slachtoffer 2];
(artikel 246 Wetboek van Strafrecht);
Tenlastelegging met parketnummer: 04/850296-10;
1.
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente Roerdalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) het meisje [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], bestaande dat geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) uit het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 3] althans een arm om die [slachtoffer 3] doen en onverhoeds trachten zijn tong in de mond van die [slachtoffer 3] te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 242 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente Roerdalen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en vastgehouden, althans een arm of die [slachtoffer 3]
heeft gedaan en onverhoeds heeft getracht zijn tong in de mond van die [slachtoffer 3] te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 245 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente Roerdalen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) het meisje [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) uit het vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 3], althans een arm om die [slachtoffer 3] doen en het onverhoeds ontuchtig kussen van die [slachtoffer 3];
(artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake al het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 juli 2010 te [plaats], in elk geval in de gemeente Roerdalen, met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig kussen van die [slachtoffer 3];
(artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 februari 2012 gevorderd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 en, ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 04/850296-10, het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 2 primair en 3 en, ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 04/850296-10, het onder 1 primair ten laste gelegde.
7.2. Vrijspraakoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is ten laste gelegd.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid door verdachte, waardoor het slachtoffer is gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen van verdachte. Immers uit de processtukken, waaronder de verklaring van het slachtoffer en de verklaring van verdachte, blijkt dat verdachte tegen het slachtoffer heeft gezegd dat zij haar armen omhoog moest doen. Zij heeft vervolgens haar armen omhoog gedaan. Noch uit de verklaring van het slachtoffer, noch uit de verklaring van verdachte is gebleken dat verdachte dit op een gebiedende wijze heeft gezegd of dreigende taal heeft gebruikt. Beiden verklaren dat verdachte haar met zijn beide handen bij haar borsten heeft vastgepakt. Het slachtoffer heeft verklaard dat ze dacht dat verdachte haar wilde kietelen en verdachte heeft ontkend dat hij hiermee ontuchtige bedoelingen had.
Tussen verdachte en het slachtoffer was sprake van een afhankelijkheidsrelatie, daar zij in het weekend van 17 oktober 2009 door haar moeder aan de zorg van verdachte was toevertrouwd. Dat tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een dergelijke relatie is, naar het oordeel van de rechtbank, op zichzelf onvoldoende om te spreken van “een andere feitelijkheid.” Daarenboven is niet gebleken dat het slachtoffer zich door deze situatie gedwongen voelde tot het ondergaan van ontuchtige handelingen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het bestanddeel dwang niet bewezen en zal verdachte van dit feit vrijspreken.
7.3. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en, ten aanzien van de tenlastelegging met parketnummer 04/850296-10, het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
(Samenvatting van de) bewijsmiddelen en oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair
Op 21 oktober 2009 werd [slachtoffer 1] gehoord . Zij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op vrijdag had [verdachte] ons opgebeld. [verdachte] wilde aan mijn moeder vragen of ik samen met mijn zus mocht komen slapen. We mochten van vrijdag tot zondag komen slapen. [verdachte] heeft mijn zus en mij opgehaald. De volgende dag zijn we naar Roermond gegaan en gaan bowlen. Na het bowlen zijn we naar de woning van [verdachte] gegaan. Ik had tegen mijn vriendin [getuige 1] gezegd dat ik haar zou bellen. Ik heb aan [verdachte] gevraagd of ik zijn gsm mocht hebben om [getuige 1] te bellen. Deze kreeg ik en ik ben met de gsm naar mijn slaapkamer gegaan en heb [getuige 1] gebeld. Opeens kwam [verdachte] de kamer binnen. Ik zat op de rand van het bed. [verdachte] is toen op het bed gaan liggen. [verdachte] trok mij naar achteren. Ik kwam toen op mijn rug te liggen naast [verdachte]. Ik zei tegen hem dat hij dat niet moest doen. [verdachte] heeft mij een kus gegeven met zijn tong naar binnen in mijn mond. Ik denk dat dit twee seconden heeft geduurd. Ik wilde naar huis. Hierna wilde ik opstaan. [verdachte] heeft mij weer naar achteren getrokken op mijn rug. Hij heeft mij ter hoogte van mijn schouderbladen vastgepakt. Hierna heeft hij mijn t-shirt omhoog gedaan. Hierna heeft hij op mijn buik gelikt. [verdachte] heeft met zijn tong over mijn buik gelikt. Dit heeft ongeveer twee minuten geduurd. Ik lag op dat moment op mijn rug. [verdachte] lag op zijn zijde. Ik wilde van hem weg. Ik wilde opstaan. Dit heb ik een paar keer geprobeerd. Iedere keer lukte dit niet omdat [verdachte] me iedere keer naar achteren trok. [verdachte] is toen met zijn hand in mijn joggingbroek gegaan. Hierna is [verdachte] met zijn hand in mijn onderbroek gegaan. [verdachte] heeft hierna met zijn hele hand op mijn vagina gegraaid. Hij betastte en kneedde mijn vagina. [verdachte] had zijn hand vlak op mijn vagina. Ik heb mij verzet. Ik heb hem weggeduwd en ben van hem weggegaan. Zijn hand ging toen uit mijn onderbroek. Ik ben toen naar beneden gegaan. Ik heb toen gechat met [getuige 1]. Ik heb [getuige 1] geschreven wat er gebeurd was en dat zij mij uit deze situatie moest halen. [verdachte] kwam naar beneden en ik heb toen met [getuige 1] afgesloten.”
[getuige 1] verklaart op 4 november 2009 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op zaterdag 17 oktober 2009, omstreeks 21.30 uur, belde [slachtoffer 1] mij op. Zij vroeg mij of ik op internetsite ‘[naam site]’ wilde komen. Ik zei dat ik eerst moest eten. Na het eten ben ik op de internetsite gegaan. [slachtoffer 1] schreef dat hij haar wilde verkrachten. Ze was bij een man. Ik denk dat er ongeveer 5 minuten zat tussen het telefoongesprek en het contact met [slachtoffer 1] via internet.”
[getuige 2] doet op 19 oktober 2009 aangifte van verkrachting namens [slachtoffer 1] . Zij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “[slachtoffer 1] is op [geboortedatum ] geboren. Het huis van [verdachte] staat op een camping in de plaats [plaats]. Ik heb met [verdachte] afgesproken dat hij [slachtoffer 1] en haar zus op vrijdagavond zou komen halen. Hij zou ze zondagmiddag terugbrengen.”
Verdachte verklaart ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij de stukken voor van het feit gepleegd op 17 oktober 2009. Ik zeg u dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het weekend van 17 en 18 oktober 2009 bij mij thuis waren. Op een gegeven moment ging [slachtoffer 1] met mijn telefoon naar boven om te bellen. Ik ben toen boven bij [slachtoffer 1] geweest en ik heb op het bed gezeten.”
Ten aanzien van feit 1 primair (parketnummer 04/850296-10)
Op 8 juli 2010 werd [slachtoffer 3] gehoord . Zij verklaart – zakelijk weergegeven – als volgt: “Op zaterdag 3 juli 2010, omstreeks 12.00 uur, heeft mijn moeder mij naar het huis van [dochter van verdachte] gebracht. Later heeft de moeder van [dochter van verdachte] ons naar [verdachte], de vader van [dochter van verdachte], gebracht. We zijn gaan zwemmen. Na het zwemmen zijn we weer naar het huis van de vader van [dochter van verdachte] gegaan. Op tv was het WK voetbal. Rond 17.00 uur zei de vader van [dochter van verdachte] tegen mij: “Kom eens even mee met mij.” Hij stond op van zijn stoel en liep in de richting van het berghok. Ik ben mee naar het berghok gelopen. In het berghok had [verdachte] de deur dicht geduwd. Hij zei dat ik moest gaan zitten op het afstapje bij de deur. [verdachte] kwam rechts naast mij zitten op het afstapje. Hij deed zijn linkerarm om mijn schouders. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij op de mond kuste. Ik voelde ook dat [verdachte] probeerde met zijn tong bij mij in de mond te gaan. Dat wilde ik niet. Ik heb mijn hoofd weggedraaid. Ik voelde de tong van [verdachte] boven mijn lippen, links onder mijn neus. Terwijl [verdachte] mij kuste had hij zijn arm stevig om mij heen. Hierna ben ik opgestaan en vanuit het hok teruggelopen naar de kamer. Ik heb [dochter van verdachte] een sms gestuurd met de tekst: “Kom we gaan.” We zijn toen gegaan. We zijn toen naar het huis van de moeder van [dochter van verdachte] gelopen. Op het moment dat we terugliepen naar het huis van de moeder van [dochter van verdachte] heb ik verteld wat er in het berghok gebeurd was.”
[dochter van verdachte] verklaart op 8 juli 2010 – zakelijk weergegeven – als volgt: “Mijn vader is [verdachte]. Sinds oktober 2009 woont hij in een huis in [adres] in [plaats]. Afgelopen zaterdag 3 juli 2010 was ik bij mijn moeder thuis. [slachtoffer 3] kwam langs. Rond 14.00 uur heeft mijn moeder ons naar het park gebracht waar mijn vader woont. We zijn gaan zwemmen en omstreeks 15.50 uur waren we in het huisje van mijn vader. We keken voetbal. In de rust, rond 17.00 uur, werd [slachtoffer 3] geroepen door mijn vader. Ze bleef tussen een kwartier en een half uur weg. Ze waren toen in of bij de berging. Ik hoorde dat mijn vader vroeg: “[slachtoffer 3], kom je even?” Toen [slachtoffer 3] terugkwam zei ze dat ik mijn telefoon moest pakken. Ik zag dat ze me een sms had gestuurd met de tekst: “Zullen we gaan.” Ik stuurde een sms terug en vroeg waarom ze wilde gaan. [slachtoffer 3] stuurde een sms terug dat ze me dat onderweg naar mijn moeders huis zou vertellen. Mijn vader mocht het niet horen. We zijn toen weggegaan. Op het moment dat we vanuit het huisje van mijn vader naar het huis van mijn moeder liepen, heeft [slachtoffer 3] mij verteld wat er gebeurd is. [slachtoffer 3] heeft mij verteld dat mijn vader heeft geprobeerd haar te zoenen en dat zij dat echt niet wou. [slachtoffer 3] vertelde dat mijn vader een arm om haar heen had geslagen en haar eerst op de mond zoende en probeerde te tongzoenen met haar.”
Verdachte verklaart ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – als volgt: “U houdt mij de stukken van het feit gepleegd op 3 juli 2010 voor. Ik zeg u dat ik samen met [slachtoffer 3] in het berghok ben geweest. Ik heb mijn arm om [slachtoffer 3] heengeslagen en ik heb haar een kus gegeven.”
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft omtrent de precieze toedracht van de gebeurtenissen die plaats hebben gevonden op 3 juli 2010 en de reden waarom verdachte het slachtoffer een kus heeft gegeven steeds wisselende verklaringen afgelegd. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte hieromtrent dan ook ongeloofwaardig. Daarentegen heeft het slachtoffer direct na de gebeurtenissen op 3 juli 2010 de woning van verdachte verlaten en hetgeen was voorgevallen verteld aan de dochter van verdachte. De verklaringen van het slachtoffer zijn consistent gebleken. Daarom gaat de rechtbank uit van de verklaring van het slachtoffer.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en het onder 1 primair (parketnummer 04/850296-10) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 oktober 2009 te [plaats] door geweld [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum ]) heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld hierin dat verdachte die [slachtoffer 1] toen zij op bed zat achterover heeft getrokken;
2.
hij op 17 oktober 2009 te [plaats] door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit ontuchtig betasten over de vagina van die [slachtoffer 1] en het ontuchtig likken over de buik van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld uit het meermalen de op het bed zittende [slachtoffer 1] vast te pakken en achterover te trekken zodat die [slachtoffer 1] plat op het bed kwam te liggen;
Parketnummer 04/850296-10;
1.
hij op 03 juli 2010 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden het meisje [slachtoffer 3] te dwingen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] bestaande die feitelijkheden uit een arm om die [slachtoffer 3] doen en onverhoeds trachten zijn tong in de mond van die [slachtoffer 3] te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
verkrachting
T.a.v. feit 2 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
T.a.v. feit 1 primair (parketnummer 04/850296-10):
poging tot verkrachting
Het misdrijf onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 2 primair is strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder 1 primair (parketnummer 04/850296-10) is strafbaar gesteld bij artikel 242 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 28 februari 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 1 primair (parketnummer 04/850296-10) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 365 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 258 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een of meerdere feiten, er geen plaats meer is voor een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. De vrijheidsstraf zou eventueel in combinatie met een werkstraf opgelegd kunnen worden.
10.3. De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid en een poging tot verkrachting van twee minderjarige meisjes. Hij heeft een meisje een tongzoen gegeven, haar met zijn tong over haar buik gelikt en haar vagina betast. Een ander meisje heeft hij geprobeerd te tongzoenen. Verdachte heeft deze feiten in zijn woning gepleegd ten aanzien van meisjes die aan de zorg van verdachte waren toevertrouwd. Daarbij heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van de feiten onder invloed van alcohol verkeerde.
Verdachte heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Ook heeft verdachte het door de kinderen en hun ouders in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Het moet zeker niet uitgesloten worden geacht dat de meisjes in enigerlei vorm (nader) te lijden zullen krijgen door het handelen van verdachte. De onzekerheid daarover is iets dat de ouders van de meisjes ernstig treft.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het psychiatrisch rapport d.d. 13 oktober 2010, waaruit blijkt dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 27 februari 2012, waarin de reclassering oordeelt dat het recidiverisico als laag-gemiddeld wordt beschouwd en toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies en/of behandelingen niet is geïndiceerd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank oplegging van een niet geringe werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal ook een gevangenisstraf opleggen, waarbij met het onvoorwaardelijk gedeelte wordt volstaan met de 107 dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met de voorwaardelijke gevangenisstraf hoopt de rechtbank te bereiken dat verdachte in de toekomst afziet van het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie nu zij verdachte vrijspreekt van het onder 3 ten laste gelegde feit. Daarenboven is de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair (04/850599-09) van oordeel dat hoewel strikt genomen sprake is van seksueel binnendringen in het lichaam, in casu sprake is geweest van een tongzoen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank van een andere orde is dan het ondergaan van afgedwongen geslachtsgemeenschap. Dit geldt mutate mutandis ook voor feit 1 primair (04/850296-10), poging tot verkrachting.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen is:
2009108744 1.00 STK Ondergoed, hemd.
Nu met betrekking tot dit voorwerp niet (meer) wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient dit voorwerp te worden teruggegeven aan degene aan wie het toebehoort, zoals hierna in het dictum genoemd.
10.5. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van feit 1 primair (parketnummer 04/850296-10)
[slachtoffer 3], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor onder 1 primair (parketnummer 04/850296-10) ten laste gelegde feit geleden materiële- en immateriële schade.
[slachtoffer 3] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 100,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 600,00 gesteld en wil die schades vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 primair (parketnummer 04/850296-10) ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor schade tengevolge van het feit.
De rechtbank acht het aannemelijk dat de verdachte de materiële schade zoals hiervoor genoemd heeft geleden en zal deze ook toewijzen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als
volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de verdachte immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht een bedrag van € 300,00 redelijk en voor toewijzing vatbaar.
Voor zover de vordering voormeld bedrag van € 300,00 overstijgt zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank acht derhalve een totaalbedrag van € 400,00 voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening
De rechtbank zal voorts aan verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een geldsom van € 400,00 ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 242, 246.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 1 primair (parketnummer 04/850296-10) ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 365 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf 258 dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid;
beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast;
verstaat dat de taakstraf uiterlijk 1 jaar nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, zal zijn voltooid;
gelast de teruggave van: 2009108744 1.00 STK Ondergoed, hemd, aan [slachtoffer 1];
veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van
€ 400,00 zijnde € 100,00 terzake materiële schade en € 300,00 terzake immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de vordering met betrekking tot de immateriële schade voor het overige zal worden afgewezen;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van
€ 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis ten behoeve van [slachtoffer 3], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
veroordeelt verdachte tevens tot betaling aan de Staat van de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 3 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, V.P. van Deventer en J.H.M. Delnooz-Engels, rechters, van wie mr. V.P. van Deventer voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 maart 2012.