Zaaknummers: AWB 10 / 1315 en AWB 10 / 1675
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2012 in de zaken tussen
[eiseres], te Venlo, eiseres
(gemachtigde: A. Oosters),
de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, verweerder.
Bij besluit van 28 februari 2010 heeft verweerder krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] (hierna: de woning), per waardepeildatum
1 januari 2009 vastgesteld op € 332.000,= voor het tijdvak 1 januari 2010 tot 1 januari 2011.
Bij besluit van 21 september 2010 heeft verweerder het bezwaar wegens het ontbreken van gronden niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft door middel van het verweerschrift te kennen gegeven dat de niet-ontvankelijkheidsverklaring niet in stand kan blijven en dat het bezwaarschrift opnieuw in behandeling wordt genomen.
Eiseres heeft vervolgens het beroep ingetrokken en heeft daarbij verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer
AWB 10 / 1315.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:75a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB), is verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Van deze gelegenheid heeft verweerder gebruik gemaakt.
Bij besluit van 29 november 2010 heeft verweerder de waarde verlaagd tot een bedrag van € 300.000,=. Voorts heeft verweerder in het bestreden besluit eiseres een vergoeding ad
€ 299,24 toegekend in verband met gemaakte proceskosten.
Eiseres heeft tegen dat besluit eveneens beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AWB 10 / 1675.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door S. Smis - van Dijk, zijnde waarneemster van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Jonkers.
1. De rechtbank ziet aanleiding eerst het beroep dat is geregistreerd onder zaaknummer AWB 10 / 1315 te beoordelen.
2. Ingevolge het bepaalde in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb is de rechtbank bevoegd om bij intrekking van het bezwaar of beroep als gevolg van het alsnog geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan de indiener van het bezwaar of beroepschrift, het bestuursorgaan in de proceskosten te veroordelen, mits die indiener daar bij de intrekking om verzoekt. Indien de rechtbank van die bevoegdheid gebruik maakt, dient zij daarbij het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) in acht te nemen.
3. Nu de in artikel 8:75a van de Awb bedoelde situatie zich hier voordoet, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot vergoeding van door eiseres in verband met dit beroep gemaakte kosten. Bij de vaststelling van deze kosten met toepassing van het bepaalde in het Bpb is voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen één punt toegekend ter waarde van € 437,= en is het gewicht van de zaak bepaald op licht, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 0,5, nu het geding enkel de niet-ontvankelijkheidskwestie betrof. Derhalve wordt de vergoeding voor de gemaakte kosten begroot op € 218,50.
4. De rechtbank zal voorts bepalen dat verweerder aan eiseres het door of namens haar betaalde griffierecht van € 41,= dient te vergoeden.
5. Ten aanzien van het beroep dat is geregistreerd onder zaaknummer AWB 10 / 1675 overweegt de rechtbank als volgt.
6. Eiseres is van mening dat haar een te lage vergoeding is toegekend door verweerder voor de door haar in bezwaar gemaakte kosten in verband met het inschakelen van een taxateur. Tevens heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte het aantal gespendeerde uren aan de taxatiewerkzaamheden gematigd van drie naar twee uren. Voorts heeft eiseres betoogd dat verweerder ten onrechte de door haar gemaakte kosten van € 5,90 voor het raadplegen van kadastrale uitreksels niet heeft vergoed. De toegekende vergoeding wegens de beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad € 218,= is niet bestreden.
7. Verweerder heeft zich blijkens het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden niet van dusdanig wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, dat daaraan een maximumtarief dient te worden toegekend zoals aangegeven in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken. Verweerder is van mening dat de helft van het maximale uurtarief van € 81,23 redelijk is en in lijn is met de aard en complexiteit van de door de taxateur uitgevoerde werkzaamheden. Ten aanzien van het aantal bestede uren heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres gevolgd kan worden in het voor de taxatie opgevoerde aantal van drie uren. Voorts komt verweerder eiseres voor een bedrag van € 2,95 gedeeltelijk tegemoet in de gemaakte kosten voor het raadplegen van kadastrale uitreksels.
Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven inmiddels echter een ander standpunt in te nemen dan in voornoemd verweerschrift. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat de ingeschakelde taxateur en de gemachtigde van eiseres eenzelfde financieel belang hebben bij de uitkomst van de procedure, gelet op de verwevenheid van de (ondernemingen van de) gemachtigde en de ingeschakelde taxateur alsmede de omstandigheid dat ook de taxateur alleen bij een gegrond beroep vergoeding van zijn kosten tegemoet kan zien. Volgens verweerder verdraagt de aanwezigheid van dit belang zich niet met het voorschrift als bedoeld in artikel 8:34, eerste lid, van de Awb, te weten dat een deskundige verplicht is zijn opdracht onpartijdig te vervullen. Derhalve kan volgens verweerder de in de bezwaarfase toe te kennen kostenvergoeding beperkt blijven tot het forfaitair bedrag voor verleende rechtsbijstand. Verweerders gemachtigde heeft daarbij verwezen naar uitspraken van de rechtbank Dordrecht van 2 december 2011 (LJN: BU8235) en van 11 november 2011 (LJN: BU4918).
8. De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid van een proceskosten veroordeling is beperkt tot de in artikel 1 van het Bpb opgesomde kosten. Voor zover hier van belang blijkt uit artikel 1, onder b en e, van het Bpb dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb en artikel 8:75 van de Awb betrekking kan hebben op kosten die zijn gemaakt voor een deskundige die een verslag aan een van partijen heeft uitgebracht en kosten van uittreksels uit openbare registers.
9. Onder verwijzing naar artikel 1, onder b, van het Bpb, overweegt de rechtbank dat niet in geschil is dat taxateur E. Hoogteijling als deskundige in de zin van het Bpb is aan te merken, zodat het onderhavige taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Als tarief voor een deskundige geldt op grond van artikel 2, lid 1, sub b, van het
Bpb het tarievenstelsel van de Wet tarieven strafzaken. Artikel 3 van die wet bepaalt dat de tarieven nader worden uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Vervolgens bepaalt artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken, zijnde een dergelijke algemene maatregel van bestuur, dat voor werkzaamheden, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt dat, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur wordt vergoed. Voor taxatiewerkzaamheden is geen speciaal tarief bepaald zoals hiervoor bedoeld.
10. Los van de vraag of verweerder zonder in strijd te komen met de beginselen van een goede procesorde zo fundamenteel nog kan terugkomen op eerder ingenomen standpunten, overweegt de rechtbank dat zij een andere mening is toegedaan dan verweerder ter zitting. Naar haar oordeel is enkel van belang of er sprake is van een door een deskundige uitgebracht taxatierapport voor de vraag of de kosten van een dergelijk rapport voor vergoeding in aanmerking komen. Of een dergelijke deskundige dan al dan niet werkzaam is bij dezelfde organisatie is daarvoor niet relevant. De rechtbank wijst verweerder in dit verband op een niet gepubliceerde uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 februari 2010 (kenmerk AWB 08/00722) waarin is overwogen dat in dat geval geen strijd is aangenomen met artikel 8:34, eerste lid, van de Awb en in die zaak een en dezelfde persoon zelfs zowel als rechtsbijstandverlener en als deskundige heeft opgetreden. Voorts acht de rechtbank, gelet op de inhoud van het overgelegde taxatierapport en de aard van de verrichte werkzaamheden, het door de taxateur in rekening gebrachte bedrag van € 80,= en de aantal gedeclareerde uren, te weten drie uren, niet onredelijk. De rechtbank acht, anders dan (enkele) andere rechtbanken, geen aanleiding een lager uurbedrag te hanteren.
Dit bedrag, zijnde in totaal € 240,=, moet nog verhoogd worden met de door eiseres aan de geraadpleegde deskundige verschuldigde BTW (19%) aangezien eiseres deze niet kan verrekenen. De rechtbank leidt uit een circulaire van de minister van Justitie van
23 juli 2008 (kenmerk 5556755) af dat verhoging van het maximale uurtarief voor deskundigen zoals psychologen en psychiaters met de verschuldigde BTW mogelijk is en vermag niet in te zien dat die verhoging bij andere deskundigen niet zou kunnen. Het totale bedrag wegens de kosten van een deskundige bedraagt op grond van het vorenstaande derhalve € 285,60.
11. Ten aanzien van de kosten van het raadplegen van kadastrale uitreksels, overweegt de rechtbank dat ook deze kosten blijkens artikel 1, onder e, van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Voorts acht de rechtbank, het door eiseres in rekening gebrachte bedrag van € 5.90 niet onredelijk en is niet onderbouwd waarom verweerder op een lager bedrag uitkomt. Derhalve zullen de kosten die zijn gemaakt, zijnde € 5.90 door verweerder vergoed dienen te worden.
12. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep met zaaknummer AWB 10 / 1675 gegrond voor zover dat beroep is gericht tegen de hoogte van de aan eiseres verleende vergoeding wegens de kosten van een deskundige en het niet verlenen van een vergoeding voor de kosten van kadastrale uittreksels en vernietigt dat besluit in zoverre.
13. Op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb acht de rechtbank verder termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, een en ander overeenkomstig de normen van het Bpb. Niet in geschil is dat aan eiseres door een derde beroepsmatig rechtsbijstand is verleend. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten (voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting), met een waarde van € 437,= toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op licht, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 0,5, nu het geding enkel betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar.
14. De rechtbank zal voorts bepalen dat verweerder aan eiseres het door of namens haar betaalde griffierecht van € 41,= dient te vergoeden.
Beslissing
- veroordeelt verweerder ten aanzien van het beroep met zaaknummer AWB 10 / 1315 in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 218,50 (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door of namens haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,= volledig vergoedt;
- verklaart het beroep met zaaknummer AWB 10 / 1675 gegrond voor zover dat beroep is gericht tegen de hoogte van de aan eiseres verleende vergoeding wegens de kosten van een deskundige en het niet verlenen van een vergoeding voor de kosten van kadastrale uittreksels en vernietigt het besluit van 29 november 2010 in zoverre;
- bepaalt de aan eiseres door verweerder te betalen proceskosten wegens deskundigenkosten op een bedrag van € 285,60 en wegens het raadplegen van kadastrale registers op een bedrag van € 5,90 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het voormelde vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 437,= (wegens kosten van rechtsbijstand), te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door of namens haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 41,= volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M.A. Akkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2012.
w.g. mr. M.M.A. Akkers,
griffier w.g. mr. F.H. Machiels,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 februari 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Partijen kunnen ook beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Dit is echter alleen mogelijk indien de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.