ECLI:NL:RBROE:2012:BW4372

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/860271-11
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag op camping te Oirlo met mes

Op 5 mei 2011 vond er een steekincident plaats in een chalet op camping [naam] te Oirlo, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], werd doodgestoken. De verdachte, [verdachte], werd kort na het incident aangehouden. De rechtbank Roermond oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte met opzet het slachtoffer met een mes in de borst had gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer door verbloeding en weefselschade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde en zich niet kon herinneren wat er was gebeurd. De verdediging voerde aan dat er alternatieve scenario's mogelijk waren, maar de rechtbank achtte de verklaringen van getuigen en het forensisch bewijs overtuigend. De verdachte werd vrijgesproken van doodslag met voorbedachten rade, maar schuldig bevonden aan doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaar op, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/860271-11
Datum uitspraak: 27 april 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1.Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2012.
2.De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Oirlo, in elk geval in de gemeente Venray, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de borst, in elk geval in de romp, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht);
althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 05 mei 2011 te Oirlo, in elk geval in de gemeente Venray, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de borst, in elk geval in de romp, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht).
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3.De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4.De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6.Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7.Bewijsoverwegingen
7.1.Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 13 april 2012 – zoals is weergegeven in haar schriftelijk requisitoir – gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld – zoals is weergegeven in haar pleitnota – dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De verdediging heeft daartoe – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Het verhoor van verdachte tijdens de voorgeleiding in verband met de aanhouding dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dit ten eerste omdat verdachte, in strijd met de Salduz-jurisprudentie, is verhoord zonder dat verdachte voorafgaand aan dat verhoor een raadsman heeft kunnen consulteren, terwijl tijdens dat verhoor vragen zijn gesteld aan verdachte die in rechtstreekse relatie stonden tot de verdenking. Ten tweede omdat dit verhoor, in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten, niet is opgenomen. Ten derde omdat het proces-verbaal zich niet leent als betrouwbaar bewijsmiddel. Verdachte was onder invloed van zeer veel alcohol en is verhoord met behulp van de tolkentelefoon, waarbij mede van belang is dat de voorgeleiding rond 02.00 uur in de nacht plaatsvond. Onder deze omstandigheden kan absoluut niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat verdachte die bewuste nacht willens en wetens een bekentenis heeft afgelegd en heeft willen afleggen. Heel wel mogelijk is dat verdachte enkel de jegens hem bestaande verdenking heeft herhaald.
Het verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 19 mei 2011 met betrekking tot het knikken door verdachte en de andere processen-verbaal die op het knikken van verdachte met zijn hoofd betrekking hebben mogen niet meewegen voor het bewijs. Het staat immers niet zonder twijfel vast dat verdachte verstaan heeft wat [getuige 1] tegen hem zei, hij begreep dat aan hem een vraag werd gesteld en niet een mededeling werd gedaan. Het knikken was niet bedoeld om te bevestigen dat hij [slachtoffer] had gestoken. Ook mag hieruit niet worden afgeleid dat hij in voldoende mate begreep wat hij daarmee bekende.
Uit geen enkel bewijsmiddel volgt rechtstreeks dat het verdachte is geweest die heeft gestoken.
De verklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], dat [getuige 4] zou hebben verklaard dat verdachte een mes zou hebben gepakt, kunnen niet redengevend zijn voor het bewijs. Uit deze de auditu verklaringen volgt immers nog niet een relatie tussen het pakken van het mes en het steken van [slachtoffer] en door [getuige 4] worden deze verklaringen niet bevestigd.
Het sporenonderzoek, bezien in het licht van de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 4], onderbouwt niet de conclusie dat verdachte gestoken zou moeten hebben. Uit het sporenonderzoek volgt in feite het tegendeel. Beide getuigen hebben verklaard dat [slachtoffer] op de bank zat naast [getuige 5]. Verdachte zou achter de bank hebben gestaan (al dan niet bij de koelkast). De verklaringen van [getuige 5] en [getuige 4] leveren twee belangrijke gegevens op die naast het forensisch onderzoek moeten worden gelegd, namelijk dat [slachtoffer] zittend is gestoken en dat als verdachte gestoken zou hebben, dit vanaf achter de bank moet zijn gebeurd. Beide gegevens vinden echter geen steun in het forensisch onderzoek.
In deze zaak zijn alternatieve scenario’s denkbaar. Die worden enerzijds niet uitgesloten door de onderzoeksresultaten en anderzijds is onvoldoende onderzoek gedaan naar die scenario’s. Er waren, naast verdachte, immers drie mensen in de woning aanwezig. Vreemd genoeg is alleen verdachte steeds als verdachte aangemerkt en enkel daarop is ook doorgerechercheerd. Het is volgens de deskundige van Verilabs niet uit te sluiten dat [slachtoffer] zichzelf heeft gestoken. Dit kan bewust of een ongeluk zijn geweest. Weliswaar kan [getuige 5] niet worden ingesloten als dader, maar hij kan ook niet worden uitgesloten.
7.2.Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De rechtbank zal de verklaring van verdachte die hij op 5 mei 2011 te 01.54 uur in het kader van zijn voorgeleiding in verband met aanhouding heeft afgelegd niet bezigen voor het bewijs. Ditzelfde geldt voor de verklaring van getuige [getuige 1] afgelegd op 19 mei 2011 met betrekking tot het knikken door verdachte en de daarop betrekking hebbende processen-verbaal, zulks uitsluitend waar het betreft het knikken door verdachte, en de getuigenverklaringen afgelegd door [getuige 3] op 20 mei 2011 en door [getuige 2] op 25 mei en 6 juni 2011. Voorts zal de rechtbank de forensische onderzoeken, zoals weergegeven op de pagina’s 781 tot en met 788 en 789 tot en met 801, niet bezigen voor het bewijs. De door de verdediging dienaangaande aangevoerde verweren behoeven dan ook geen verdere bespreking.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Het bewijs .
Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateren op 5 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Op 5 mei 2011 kregen wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 1], omstreeks 00.49 uur, een melding van de Regionale Meldkamer Limburg-Noord te gaan naar [adres]. Daar zou iemand gestoken zijn met een mes. Wij waren omstreeks 00.55 uur ter plaatse. Wij zijn met de melder [naam] naar bungalow [nummer] gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag in de bungalow een ogenschijnlijk levenloze man op de grond in de woonkamer liggen. Het bovenlijf van de man was ontbloot en een steekwond ter hoogte van zijn linkerborst was zichtbaar. Ik heb aan de pols van het slachtoffer gevoeld en voelde geen hartslag. Ik ben vervolgens gestart met reanimeren. Het ter plaatste gekomen ambulancepersoneel zei dat ik het reanimeren mocht stoppen. Door het ambulancepersoneel werd om 01.01 uur de dood van de man geconstateerd.”
Op 5 mei 2011 werd in chalet nummer [nummer] aan [adres] het stoffelijk overschot inbeslaggenomen van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] .
Op 10 mei 2011 werd het stoffelijk overschot getoond aan de moeder van het slachtoffer,
[naam] en aan de broer van het slachtoffer, [naam]. Zij verklaarden dat het stoffelijk overschot was van hun zoon, respectievelijk broer, genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] .
In het dossier bevindt zich een rapport “Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood” d.d. 12 mei 2011, zaaknummer 2011.05.04.132, opgesteld door dr. B. Kubat, arts en psycholoog. Dit rapport houdt – onder meer – het navolgende in :
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], is het navolgende gebleken:
1. één streepvormige, scherprandige huidperforatie (een steekletsel), links op de borst
op circa 127 cm vanaf de voetzoolrand en circa 6,5 cm links van de middenlijn, lengte perforatie circa 3,5 cm, met aan het voetwaartse uiteinde een kleine oppervlakkige huidkneuzing (afmetingen circa 0,5 bij 0,2 cm) en omgevende bloeduitstortingen;
2. aansluitend een steekkanaal verlopend hoofdwaarts, rugwaarts en iets naar rechts; in het kader van het steekkanaal klieving van het kraakbenig deel van de 5e rib links, doorsteek door de onderkwab van de linkerlong, twee maal doorsteek door het hartzakje en aansnijding van de punt van de linkerhartkamer (een circa 0,5 cm in diameter metende perforatie van deze hartkamer), klieving van het middenrif en een oppervlakkige insteek in de linkerrand van de linkerleverkwab; de geschatte lengte van het steekkanaal bedroeg circa 15 cm;
3. circa 2100 ml bloed en stolsels in de linkerborstholte en circa 120 ml bloed en stolsels in het hartzakje;
4. bleke slijmvliezen en inwendige organen.
Interpretatie van resultaten:
Bij de sectie werden tekenen van één maal inwerken van uitwendig, mechanisch, perforerend geweld links in de borst gevonden (1 en 2), zoals kan worden opgeleverd door steken met een vlak, hard en puntig voorwerp, bijvoorbeeld met een mes. Gezien de huidkneuzing aan een van de punten van de huidperforatie is het mogelijk dat het steekwapen tot aan het heft werd ingestoken. Gezien de, in het kader van het steekletsel opgelopen beschadigingen aan inwendige organen, kan het verloop van het steekkanaal goed passen bij een zittende houding. Omdat de beoordeling en de metingen aan het gestrekte lichaam werden verricht was het slechts mogelijk de diepte van het steekkanaal grof te schatten. De geschatte diepte bedroeg circa 15 cm (2). De lengte van de huidperforatie sub 1 kan de breedte van het steekwapen weergeven of benaderen, er dient echter rekening te worden gehouden met afwijkingen die kunnen ontstaan door de rekbaarheid van de huid en een mogelijke verlenging van het steekletsel door een snijdende component.
De bevindingen sub 3 geven aan dat er in het kader van het steekletsel zeer ernstig bloedverlies was opgetreden hetgeen tot verbloeding leidde. Ook de bevindingen sub 4 passen bij verbloeding.
Het steekletsel was bij leven toegebracht en verklaart het overlijden volledig door verbloeding en weefselschade.
Er waren geen aanwijzingen voor ziekelijke orgaanafwijkingen die het intreden van de dood zouden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis geweest zouden kunnen zijn.
Conclusie:
Het overlijden van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], wordt volledig verklaard door verbloeding en weefselschade opgetreden ten gevolge van een steekletsel.
Aanvullende informatie:
Het volgende onderzoeksmateriaal is bewaard:
voor eventueel DNA-onderzoek: bloed;
voor eventueel KIV-onderzoek: 5e rib links.
Op 5 mei 2011 werd door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] een sporenonderzoek ingesteld in het chalet no. [nummer] op camping [naam], gelegen aan de [adres]. Verbalisanten zagen tijdens dat onderzoek een zwart heft onder het lichaam van [slachtoffer], boven de rechterheup, uitsteken. Nadat het slachtoffer was verplaatst werd een mes inbeslaggenomen, veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AACS7113NL .
Bij voornoemd proces-verbaal is een foto, genummerd 46, van het mes gevoegd.
In het dossier bevindt zich een rapport “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop in Oirlo op 5 mei 2011” d.d. 25 juli 2011, zaaknummer 2011.05.04.132. Dit rapport houdt – onder meer – het navolgende in :
Tabel Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving
AACS7113NL mes
AADW8287NL een referentiemonster bloed van het slachtoffer [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum])
Onderzoek naar biologische sporen:
Het mes (AACS7113NL) is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op beide zijden van het heft en het lemmet zijn bloedsporen aangetroffen. De onderstaande bloedsporen zijn veiliggesteld voor een DNA-onderzoek:
- zijde 1: AACS7113NL#01 tot en met AACS7113NL#04;
- zijde 2: AACS7113NL#06 tot en met #11 en #13.
DNA-onderzoek:
Het ontvangen referentiemateriaal en de veiliggestelde bemonsteringen zijn onderworpen aan een DNA-onderzoek.
Resultaten:
Van het referentiemateriaal van het slachtoffer en van het DNA in de bemonsteringen van het mes (AACS7113NL) zijn DNA-profielen verkregen. De DNA-profielen zijn met elkaar vergeleken.
Interpretatie en conclusie:
Van het DNA in de bemonsteringen AACS7113NL#01 tot en met #04, #06 tot en met #13 zijn DNA-profielen verkregen van een man. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] (AADW8287NL). Dit betekent dat het bloed en het bloed/celmateriaal in de bemonsteringen AACS7113NL#01 tot en met #04, #06 tot en met #13 afkomstig kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer].
(De rechtbank begrijpt dat, gelet op de hiervoor vermeldde veiliggestelde bloedsporen, hier bedoeld wordt AACS7113NL#06 tot en met #11 en #13).
In het dossier bevindt zich een rapport “Een kras-, indruk- en vormsporenonderzoek aan een rib naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in een chalet te Oirlo op 5 mei 2011” d.d. 22 juli 2011, zaaknummer 2011.05.04.132. Dit rapport houdt – onder meer – het navolgende in :
SIN Omschrijving
AADW8292NL 5e rib links (kiv)
AACS7113NL mes met zwart heft
Vraagstelling:
Is de beschadiging in de 5e linkerrib (AADW8292NL) veroorzaakt met het mes (AACS7113NL)?
Tijdens de gerechtelijke sectie is door de forensisch patholoog in de 5e rib links een beschadiging waargenomen. Bij de sectie is een deel van die 5e rib met daarin de aangetroffen beschadiging veiliggesteld. Uit het microsporenonderzoek aan deze rib blijkt dat aan het deel van de rib dat is weggenomen het SIN-nummer AADW8292NL is gekoppeld.
Interpretatie van resultaten:
De scheidingsvlakken in de 5e rib tonen beelden van fijne snijlijnen en enkele dominante snijlijnen. Het mes (AACS7113NL) toont over het gehele lemmet slijpsporen die door een gebruiker zijn aangebracht. Mede ten gevolge van deze slijpsporen heeft het lemmet een hoge karakteristieke waarde verkregen. De mate van aansluitende snijlijnen (tussen de beide scheidingsvlakken van de rib en de proefsnijsporen vervaardigd met het mes) wordt verwacht wanneer het steekspoor in de rib is veroorzaakt met het mes (AACS7113NL).
Wanneer het steekspoor is veroorzaakt met een ander (soortgelijk) mes, wordt het aantal groepen van aansluitende snijlijnen (snijlijnenbeelden) niet verwacht.
De plaats van de vervaardigde proefsnijsporen, die in de beide ribdelen tot een (snij)aansluiting hebben geleid, bevindt zich op het lemmet ter hoogte van het heft. Dit houdt in dat het lemmet van het mes diep gepenetreerd is in het lichaam van het slachtoffer.
Deze waarneming komt overeen met hetgeen door de patholoog is geconstateerd.
De richtingen van de proefsnijlijnen, die aansluiten met de snijlijnen in beide scheidingsvlakken van de 5e rib, corresponderen met de stand van het lemmet als deze ondersteboven (met de snijrand omhoog gericht ten opzichte van het slachtoffer) is gepenetreerd in het lichaam van het slachtoffer. Dit is in overeenstemming met het vormverloop van het steekopening in de huid.
Conclusie:
Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en de gestelde onderzoeksvraag: “Is de beschadiging in de 5e linkerrib (AADW8292NL) veroorzaakt met het mes (AACS7113NL)?”, zijn de volgende hypothesen opgesteld:
Hypothese 1: De beschadiging in de 5e linkerrib (AADW8292NL) is veroorzaakt met het mes (AACS7113NL);
Hypothese 2: De beschadiging in de 5e linkerrib (AADWB292NL) is veroorzaakt met een ander soortgelijk mes.
De bevindingen van het kras-, indruk- en vormsporenonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
In het dossier bevindt zich een verslag van de Forensic Radiology Consultancy d.d. 9 juli 2011. Dit verslag houdt – onder meer – het navolgende in :
De door u aan mij gestelde vragen:
• wat is het traject van het penetrerend letsel;
• bevond de dader zich voor of achter het slachtoffer;
• zat of stond het slachtoffer toen het letsel werd toegebracht;
• zijn er tekenen van andere geweldsinwerkingen.
Om deze vragen te kunnen beantwoorden staat mij de CT van het gehele lichaam ter beschikking. Ook is er een MRI van de thorax vervaardigd. Beide scans zijn gemaakt op
5 mei 2011 in het MUMC te Maastricht.
Bespreking:
De doodsoorzaak is verbloeding in de linker thorax door een letsel aan de onderzijde van het linkerventrikel van het hart. Het traject van het penetrerend letsel verloopt aanvankelijk stijl met een hoek van 20 graden. Waarschijnlijk is op het ribkraakbeen het traject van hoek veranderd en minder stijl vervolgd tot in de onderwand van de linkerhartkamer. In zittende houding is dit letsel alleen toe te brengen wanneer het slachtoffer achterover heeft gezeten. In zittende houding is het minder waarschijnlijk dat de dader zich achter het slachtoffer heeft bevonden.
Er zijn geen tekenen van andere geweldsinwerking.
[getuige 5] verklaart op 5 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Als ik in Nederland ben verblijf ik op camping [naam] in Oirlo. Ik woon daar in huisje [nummer]. In dat huisje woon ik samen met [verdachte], zijn vrouw [getuige 4] en [slachtoffer]. Gisteren, 4 mei 2011, kwamen kennissen van [verdachte] en [getuige 4] op bezoek. [verdachte] en [getuige 4] waren 20 jaar getrouwd. Toen het feest afgelopen was heb ik samen met [getuige 4] het bezoek teruggebracht naar hun auto. Samen met [getuige 4] ben ik teruggelopen naar het huisje. Toen ik terugkwam in het huisje zag ik [slachtoffer] op de bank zitten. Ik ben op de bank gaan zitten en tv gaan kijken. Ik zag dat [verdachte] uit zijn slaapkamer kwam. [verdachte] zei wat tegen [getuige 4] . [getuige 4] stond in de keuken. [verdachte] stond bij [getuige 4] . Ik zat naast [slachtoffer] op de bank. De afstand tussen de bank en [verdachte] was maximaal 1 meter. Ik keek op een gegeven moment naar [slachtoffer] en zag een mes in zijn borst steken. Ik zag dat [slachtoffer] erg bloedde. Ik zei tegen hem dat hij zich niet moest bewegen en dat ik snel naar de receptie zou gaan om een ambulance te bellen. Toen ik het mes in het lichaam van [slachtoffer] zag stond [verdachte] in de keuken, ongeveer 1 meter bij [slachtoffer] vandaan. Ik heb [slachtoffer] horen vloeken. Hij zei “fuck” of zoiets. Op dat moment keek ik naar [slachtoffer], zag dat mes en ben gaan rennen naar de receptie, naar [naam] van de camping. Ik heb alleen een zwart handvat gezien. Op het moment dat ik [slachtoffer] “fuck” hoorde zeggen en ik naar [slachtoffer] keek, zag ik [verdachte] meteen achter [slachtoffer] staan. Ik hoorde dat [getuige 4] op een angstige en bange manier zei: “[verdachte], wat doe jij?” Toen zag ik het mes en ben ik meteen weggerend. Ik denk dat het na middernacht was. Ik heb bij [naam] aangebeld. Ik zei tegen [naam] dat [slachtoffer] gestoken was met een mes en hij een ambulance moest bellen. Wij zijn toen samen teruggerend naar het huisje. Bij het huisje zag ik [slachtoffer] op de grond liggen, tussen de toegangsdeur en de bank. Ik ben niet naar binnen gegaan. [naam] begon te bellen. Nadat [naam] had gebeld, ben ik nog even buiten blijven staan en daarna ben ik in mij auto gaan zitten. Ik was in shock.”
[getuige 5] verklaart op 10 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Als je in het huisje met nummer [nummer], vanaf de voorkant, dus vanaf de salontafel, naar de bank kijkt, dan zat ik links op de bank. [slachtoffer] zat rechts op de bank naast mij. Als men dan vanaf dezelfde positie naar het keukenblok kijkt dan staat links in de hoek de koelkast. Hiernaast staat op het aanrecht het afdruiprek. Kort naast dit afdruiprek is de gootsteen. [getuige 4] stond ter hoogte van de gootsteen. [verdachte] stond op korte afstand van [getuige 4]. [getuige 4] stond met het gezicht naar de keuken toe, dus met de rug naar ons toe. Toen dat alles is gebeurd zat [slachtoffer] naast mij. Ik schreeuwde dat hij moest blijven zitten en niet moest bewegen omdat ik hulp zou gaan halen. Ik heb alleen maar het zwarte heft van het mes gezien. Ik schreeuwde: “[slachtoffer] niet bewegen ik ga hulp halen.” [getuige 4] schreeuwde: “[verdachte], wat heb je gedaan?” Ik ben opgestaan om hulp te halen. Voor zover ik weet stond [verdachte] dicht achter de bank en [getuige 4] stond verder weg. Hij stond achter [slachtoffer].”
[getuige 5] verklaart op 11 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Het afdruiprek staat tegen de koelkast. Na het afwassen en afspoelen blijven de spullen in het afdruiprek staan. Toen ik naast [slachtoffer] ging zitten zat hij onderuitgezakt op de bank. Ik heb hierna de afstandsbediening gepakt en ben naar voren gaan zitten. Ik zat 100% naar voren gebogen. Toen ik op de bank ging zitten stond [getuige 4] bij de gootsteen. Toen [verdachte] uit zijn kamer kwam liep hij voor ons langs en ging hij aan de andere kant staan. Toen [verdachte] binnenkwam maakte hij een opmerking over het programma. Ik ben daarop naar voren gaan zitten en heb de afstandsbediening gepakt. Ik heb vervolgens een andere zender opgezet. [verdachte] en [slachtoffer] hebben toen nog met elkaar gesproken. Vanaf dat moment dat [verdachte] die opmerking maakte over het programma en zij met elkaar hebben gesproken, ze hebben misschien twee zinnen met elkaar gewisseld, kort hierop hoorde ik [slachtoffer] wat harder zeggen “oh kut” of “shit”. Hiertussen zaten misschien 1 of 2 minuten. Op het moment dat [slachtoffer] werd gestoken zat ik naar voren gebogen. De aanleiding voor mij om naar [slachtoffer] te kijken was toen [slachtoffer] “oh kut” of “shit” zei. Ik heb mij omgedraaid. Ik zat voorover en draaide me in zijn richting. Ik zag het heft van het mes. Ik heb tegen hem gezegd dat hij niet moest bewegen en ben gaan rennen. Op het moment dat [slachtoffer] “oh kut” of “shit” zei zat hij onderuitgezakt op de bank. Toen ik me omdraaide stond [verdachte] achter de bank. [verdachte] stond achter [slachtoffer]. Hij stond aan de linkerzijde van [slachtoffer]. [slachtoffer] zat binnen handbereik van [verdachte]. Ik heb buiten de stem van [getuige 4] gehoord. [getuige 4] schreeuwde: “Wat heb je gedaan” of “Wat heb je aangericht”. Het was op het moment dat ik rende om [naam] te gaan halen. Ik was in de deuropening of net op de veranda. Ik hoorde [getuige 4] dat roepen die op dat moment nog binnen in het huisje was. Ik heb enkel dat mes gezien in de borst van [slachtoffer]. Toen ik terugkwam met [naam] heb ik geen mes meer gezien. [naam] ging bellen en ik heb tegen hem gezegd dat ik naar de auto ging. Ik ben in mijn eigen auto gaan zitten. Ik kon niet meer helpen. Ik kon er niet tegen. Ik kon het niet verdragen.”
[getuige 1] verklaart op 5 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Vannacht ging de bel. De bel ging bijna continue achter elkaar. Dit was rond 00.40 uur. Aan de deur stond [getuige 5]. Ik hoorde dat hij zoiets zei van: “Kom vlug, [slachtoffer] is gestoken.” Tijdens het rennen heb ik 112 ingetoetst. [getuige 5] en ik renden naar het chalet [nummer]. Toen ik bij het huisje kwam en [slachtoffer] naar adem happend op de grond zag liggen kreeg ik contact met 112. Het is denk ik 200 meter van mijn woning naar het chalet.”
[getuige 4] verklaart op 5 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik was midden in de nacht aan het afwassen. Het was vandaag omstreeks 00.20 uur. We hebben gisteravond een feestje gehad omdat wij 20 jaar getrouwd waren. Op een gegeven moment ben ik gaan afwassen. Het is een ruimte in het chalet, de woonkamer en de keuken. Ik zag toen dat [slachtoffer] in de woonkamer op de bank zat. Ik stond met de rug naar [slachtoffer] toe. Ik zag toen dat mijn man even later ook de woonkamer binnenkwam. Ik stond nog steeds met de rug naar hen toe.”
[getuige 4] verklaart op 6 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik ging afwassen. [verdachte] is naast mij gaan staan. Op een gegeven moment hoorde ik [getuige 5] schreeuwen.”
[getuige 4] verklaart op 12 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik stond bij de gootsteen. [verdachte] heeft mij gepasseerd. Hij ging naast de koelkast staan. Ik stond met mijn gezicht naar het raam dat naast de gootsteen is, met de rug naar de bank. Het bestek bergen we normaal gesproken op in het afdruiprek dat op het aanrecht naast de koelkast staat. Tussen de koelkast en de gootsteen. Opmerking verbalisant: wij tonen de getuige [getuige 4] een foto met daarop een afbeelding van een mes, welke als bijlage 2 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Ik herken dit mes. Zo’n mes hadden we om brood te snijden. Normaal gesproken staat het mes altijd in het bestekvakje van het afdruiprek.”
Bij voornoemd proces-verbaal is als bijlage 2 een foto van een mes gevoegd.
(De rechtbank neemt waar dat het mes, afgebeeld op de foto die als bijlage 2 bij het hierna onder voetnoot 20 vermelde proces-verbaal is gevoegd, overeenkomt met het mes, afgebeeld op de foto met nummer 46 en gevoegd als bijlage bij het hiervoor onder voetnoot 6 vermelde proces-verbaal).
[getuige 6] verklaart op zaterdag 7 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“De bewoners van huisje [nummer] zijn [verdachte], [getuige 5], [slachtoffer] en [getuige 4]. Ik zag donderdag [getuige 5] uit het huisje wegrennen. Ik zag dat hij richting [naam], de eigenaar van de camping, ging. Ik hoorde dat [getuige 4] aan het roepen was. Ik ben er toen naartoe gegaan. [getuige 4] riep: “Wat heb je gedaan. Wat heb jij hier aangedaan.” Toen [getuige 4] dat riep stond ik buiten. Ik zag [slachtoffer] toen liggen. [slachtoffer] lag op de grond en ik zag een verwonding. Vervolgens kwamen [getuige 5] en [naam] terug. [getuige 4] riep alleen: “Wat heb jij toch gedaan.”
[getuige 6] verklaart op 24 mei 2011 – zakelijk weergegeven – als volgt:
“Eerst zie ik [getuige 5] rennen richting kantine/receptie. Ik ben naar het huisje gelopen waar [getuige 5] vandaan komt. Ik hoor vervolgens [getuige 4] schreeuwen. Ik zag dat [getuige 4] bij [slachtoffer] stond. Ik ken de stem van [getuige 4] en ik herkende de stem op dat moment. [getuige 4] riep: “Wat heb je gedaan?” Ik liep richting het terras en zie [getuige 4] en zie [slachtoffer] op de grond liggen. [getuige 5] kwam met [naam] en [naam] belde de ambulance. De persoon die ik met [naam] bedoel is [slachtoffer].”
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat op 5 mei 2011, omstreeks 00.57 uur, in chaletnummer [nummer] op camping [naam], [adres], is aangehouden als verdachte van doodslag: [slachtoffer].
Verdachte verklaart op 5 mei 2011– zakelijk weergegeven – als volgt:
“Gisteren had ik samen met mijn vrouw een twintigjarig jubileum. Op grond daarvan hebben wij een klein feestje georganiseerd. Ik kan me de woorden van mijn vrouw herinneren.”
Verdachte verklaart op 6 mei 2011– zakelijk weergegeven – als volgt:
“Ik weet nog dat mijn vrouw vroeg: “[verdachte], wat heb je gedaan, wat heb je gedaan?”
Verdachte verklaart op 17 mei 2011– zakelijk weergegeven – als volgt:
“U toont mij een foto van een mes. Dat mes komt bij ons uit het huisje. Dat mes gebruikten we om het brood mee te snijden. Opmerking verbalisanten: aan verdachte werd de foto getoond die als bijlage 1 hierbij gevoegd is. Dat mes stond in een bestekvakje van het afdruiprek.”
Bij voornoemd proces-verbaal is als bijlage 1 een foto van een mes gevoegd.
(De rechtbank neemt waar dat het mes, afgebeeld op de foto die als bijlage 2 bij het hierna onder voetnoot 27 vermelde proces-verbaal is gevoegd, overeenkomt met het mes, afgebeeld op de foto met nummer 46 en gevoegd als bijlage bij het hiervoor onder voetnoot 6 vermelde proces-verbaal).
Vaststaande feiten.
Op basis van voorstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 5 mei 2011 wordt in chalet nummer [nummer] aan [adres] een man aangetroffen. De man ligt op de grond in de woonkamer. De man heeft een steekwond ter hoogte van zijn linkerborst. Het blijkt te gaan om [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. Het ambulancepersoneel constateert om 01.01 uur de dood van de man. Het slachtoffer blijkt te zijn overleden door verbloeding en weefselschade opgetreden ten gevolge van een steekletsel. In de woning wordt als verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum], aangehouden. Tijdens het onderzoek wordt een mes onder het slachtoffer aangetroffen. Op dit mes wordt bloed aangetroffen dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer. Verder blijkt uit een onderzoek aan een rib van het slachtoffer dat het waarschijnlijker is dat de beschadiging aan deze rib is veroorzaakt met het mes dat onder het slachtoffer is aangetroffen dan dat die beschadiging is veroorzaakt met een ander mes. Ten tijde van het steekincident waren [verdachte], [getuige 4], [getuige 5] en [slachtoffer] in het chalet aanwezig.
Overwegingen van de rechtbank.
Ten aanzien van het bewijs heeft de verdediging ter terechtzitting aangevoerd dat uit geen enkel bewijsmiddel rechtstreeks volgt dat het verdachte is geweest die heeft gestoken, het sporenonderzoek, bezien in het licht van de verklaringen van [getuige 5] en [getuige 4], niet de conclusie onderbouwt dat verdachte gestoken zou moeten hebben en er in deze zaak alternatieve scenario’s denkbaar zijn.
Verklaringen [getuige 5]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [getuige 5] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt nu zij door andere bewijsmiddelen worden ondersteund.
De verklaringen van [getuige 5] worden immers ondersteund door:
-getuige [getuige 1], die verklaart dat [getuige 5]z op 5 mei 2011 rond 00.40 uur aan de deur stond en zei dat hij mee moest komen omdat [slachtoffer] gestoken was. Hij en [getuige 5] zijn toen naar chalet [nummer] gerend en hij heeft 112 gebeld;
-getuige [getuige 4], die verklaart dat ze in de keuken stond af te wassen. [slachtoffer] zat op de bank en [verdachte] stond naast haar. Zij stond met haar rug naar de naar de bank. Op een gegeven moment hoorde ze [getuige 5] schreeuwen;
-getuige [getuige 6], die verklaart dat hij [getuige 5] uit het huisje zag komen rennen in de richting van [naam]. Daarna hoorde hij [getuige 4] roepen: “Wat heb je gedaan. Wat heb jij hier aangedaan.” Hij verklaart dat hij [slachtoffer] op de grond zag liggen en dat [getuige 5] even later terugkwam met [naam];
-verdachte, die verklaart dat zijn vrouw vroeg: “[verdachte], wat heb je gedaan, wat heb je gedaan.”;
-het verslag van de Forensic Radiology Consultancy d.d. 9 juli 2011, waaruit blijkt dat in zittende houding (van het slachtoffer) het letsel alleen is toe te brengen wanneer het slachtoffer achterover heeft gezeten;
-getuige [getuige 7] , die verklaart dat ze na het steekincident [getuige 5] is gaan zoeken en hem in zijn auto aantrof. [getuige 5] was emotioneel en in shock.
Alternatieve scenario’s
-[getuige 4]
De vrouw van verdachte was ten tijde van het steekincident aanwezig in het chalet. Uit het onderzoek is niet gebleken van enig motief waarom zij [slachtoffer] iets aan zou willen doen. Er is geen bloed van [slachtoffer] op haar kleding aangetroffen en zowel zijzelf als [getuige 5] verklaren dat zij in de keuken stond met haar rug naar de bank toe. Ook verklaren zij dat [verdachte] naast [getuige 4] in de keuken is gaan staan. [getuige 5] verklaart dat toen hij [slachtoffer] hoorde vloeken hij [verdachte] meteen achter [slachtoffer] zag staan. De lezing dat [getuige 4] degene is die [slachtoffer] zou hebben gestoken is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
-[slachtoffer]
De rechtbank acht de lezing dat [slachtoffer] zelfmoord heeft willen plegen niet aannemelijk. Uit niets is gebleken dat [slachtoffer] suïcidaal was. Uit onderzoek is gebleken dat er sprake was van één steek. Het mes zat tot aan het heft in de borst van [slachtoffer]. [getuige 5] en [slachtoffer] zaten samen op de bank in de woonkamer. [getuige 5]z verklaart enkel dat [slachtoffer] onderuitgezakt op de bank zat en verklaart dus niet over de aanwezigheid van een mes of bewegingen van [slachtoffer]. Het is een kleine bank en [slachtoffer] zou met vrij veel kracht zijn armen hebben moeten bewegen. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat [getuige 5] dat niet gemerkt zou hebben. Daarenboven verklaart [getuige 5] dat als hij [slachtoffer] hoort vloeken en omkijkt, [slachtoffer] onderuitgezakt op de bank zit.
Dan is er nog de mogelijkheid dat [slachtoffer] een ongeluk heeft gehad met het mes. [getuige 5] heeft verklaard dat, zowel toen hij naast [slachtoffer] op de bank ging zitten als op het moment dat [slachtoffer] vloekte en hij een mes in de borst van [slachtoffer] zag steken, [slachtoffer] onderuitgezakt zat op de bank. Het mes zat tot aan het heft in de borst van [slachtoffer]. Als er een ongeluk zou zijn gebeurd met het mes dan zou [slachtoffer] op het mes moeten zijn gevallen. De rechtbank acht deze lezing niet aannemelijk nu deze geheel niet strookt met de verklaring van [getuige 5].
-[getuige 5]
Uit het onderzoek is niet gebleken van enig motief waarom hij [slachtoffer] iets aan zou willen doen. Hij is meteen nadat hij het mes in de borst van [slachtoffer] zag steken hulp gaan halen. Verder ontbreken bewijsmiddelen die dit scenario kunnen onderbouwen. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen is zij van oordeel dat [getuige 5] een betrouwbare getuige is, immers zijn verklaringen worden ondersteund door andere getuigen en het sporenbeeld. Ook is hij steeds consistent geweest in zijn verklaringen dat hij het steken niet heeft gezien. Er is geen bloed van [slachtoffer] op zijn kleding aangetroffen. Het scenario dat hij van kleding gewisseld zou zijn wordt niet aannemelijk geacht. Hij verklaart dat hij in zijn auto is gaan zitten omdat hij in shock was en het niet kon verdragen. Dit wordt ondersteund door getuige [getuige 7]. Deze bevestigt dat [getuige 5] rillend in de auto zat. De lezing dat [getuige 5] degene is die [slachtoffer] zou hebben gestoken is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Forensisch onderzoek
In de inleiding van paragraaf 7.2 heeft de rechtbank aangegeven een aantal forensische onderzoeken niet voor het bewijs te gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze onderzoeken onvoldoende concludent en te zeer op, niet door andere bewijsmiddelen ondersteunende, aannames gebaseerd.
Voor het verslag van de Forensic Radiology Consultancy d.d. 9 juli 2011 geldt dat niet. Dit is immers enerzijds gebaseerd op concrete gegevens en wordt anderzijds gesteund door de verklaring van [getuige 5].
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op vorengaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, verdachte het mes van het aanrecht dan wel uit het afdruiprek heeft gepakt, vervolgens een stap zijwaarts heeft gemaakt en toen van achter dan wel van naast de bank met het mes in de borst van [slachtoffer] heeft gestoken, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
Voorbedachte raad
Met betrekking tot de voorbedachte raad overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte eerder ruzie met het slachtoffer heeft gehad. [getuige 5] heeft op 5 mei 2011 verklaard dat de bewoners van de bungalow aan de [adres] met elkaar omgingen als een familie, behalve als verdachte gedronken had. Er waren twee keer eerder problemen geweest. Een jaar eerder had verdachte, nadat hij flink had gedronken, gedreigd [slachtoffer] een mes in de buik te steken. Deze eerdere voorvallen leveren echter naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband op met het onderhavige feit in die zin dat hieruit kan worden afgeleid dat verdachte op 5 mei 2011 met het vooropgezette plan om het slachtoffer opzettelijk en na kalm beraad van het leven te beroven een mes heeft gepakt om het slachtoffer daarmee in het lichaam te steken. Andere aanwijzingen waaruit dit zou kunnen worden afgeleid, ontbreken.
De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
7.4.Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 05 mei 2011 te Oirlo, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in de borst gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
8.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
8.1.Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
doodslag.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9.De strafbaarheid van verdachte
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
10.De straffen en/of maatregelen
10.1.De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 13 april 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 10 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op het pleidooi voor vrijspraak, afgezien van een standpunt over de strafmaat.
10.3 De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt bij de straftoemeting dat doodslag één van de ernstigste delicten is die de Nederlandse strafwetgeving kent. Het recht op leven behoort tot de meest fundamentele rechten die in onze rechtsorde dienen te worden beschermd. Schending van het recht op leven behoort tot de meest fundamentele inbreuken, waartegen de rechtsorde bescherming beoogt te bieden.
Verdachte heeft op 5 mei 2011 het slachtoffer [slachtoffer] van het leven beroofd door deze met een mes in de borst te steken.
Verdachte heeft volstrekt zinloos het leven van het slachtoffer beëindigd en daarmee onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden en dierbaren van het slachtoffer, die hem voor altijd hebben verloren. Het slachtoffer was afkomstig uit een gezin van drie kinderen en was ten tijde van zijn overlijden pas 27 jaar. Hij had dan ook nog een lange toekomst voor zich. Hij was naar Nederland gekomen om met hard werken voldoende geld te verdienen om een goed leven op te kunnen bouwen. Hij wilde, wanneer hij voldoende verdiend zou hebben, teruggaan naar Polen en daar een gezin stichten.
Daarenboven geldt dat door dit soort feiten ook de samenleving ernstig geschokt raakt en gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengt. In het bijzonder geldt dit voor de bewoners van de camping waar verdachte en het slachtoffer reeds lange tijd verbleven. Hoewel de rechtbank er rekening mee houdt dat wellicht het gedrag of een opmerking van het slachtoffer een rol heeft gespeeld bij het handelen van verdachte, rechtvaardigt dit op geen enkele wijze dat verdachte dit met behulp van een mes heeft gemeend te moeten beslechten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte verkeerde ten tijde van het plegen van het feit onder invloed van een zodanig grote hoeveelheid alcohol dat hij zich naderhand niets meer van het voorval kon herinneren. Uit berekeningen van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit een alcoholpromillage moest hebben gehad van tussen de 2,6 en 2,9.
Uit verklaringen van bekenden van verdachte komt naar voren dat verdachte in het verleden vaker veel alcohol heeft gedronken en hij zich daarbij zo agressief heeft gedragen dat mensen bij die gelegenheden boos op hem waren. Ook van die incidenten kon hij zich naderhand niets meer herinneren. Verdachte had dan ook gewaarschuwd moeten zijn dat zijn alcoholgebruik tot problemen zou kunnen leiden.
Het opzettelijk en abrupt beëindigen van een mensenleven is voor het slachtoffer zo ingrijpend en onherroepelijk en voor de nabestaanden en meer in het algemeen voor de samenleving zo choquerend, dat alleen een zware sanctie in de vorm van een langdurige gevangenisstraf erkenning kan bieden aan het leed en de onlustgevoelens.
Verdachte is in Nederland niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld. Hij staat bekend als een hardwerkend persoon die nooit problemen heeft veroorzaakt. Ook hij stond vol in het leven. De avond tevoren had hij nog zijn 20e huwelijksdag gevierd. Verdachte kan zich het bewezen verklaarde feit niet herinneren en hij heeft niet aan kunnen geven waarom hij dit gepleegd heeft. De reden van het gebeurde zal dan ook een raadsel blijven, misschien ook wel voor verdachte zelf. Niet alleen de nabestaanden van het slachtoffer, maar ook verdachte zal daarmee moeten leren leven. Het feit heeft ook voor hem en zijn gezin ingrijpende gevolgen gehad. Zijn echtgenote en kinderen zullen hun echtgenoot en vader gedurende lange tijd moeten missen.
Alles overziend gaat de rechtbank uit van een voor alle betrokkenen tragisch, noodlottig voorval, ontstaan uit overmatig drankgebruik. Drankgebruik waarin verdachte de voorafgaande avond niet alleen in stond, doch waarvoor hij wel ten volle verantwoordelijk is.
Gelet op de straf die doorgaans op een dergelijk feit dat onder deze omstandigheden wordt gegeven en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank de gevorderde straf te zwaar. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren passend en geboden.
11.Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 287.
12.Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 8 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vonnis gewezen door mrs. E.H.M. Druijf, M.J.A.G. van Baal en V.P. van Deventer, rechters, van wie mr. E.H.M. Druijf voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N. Geene als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 april 2012.