Zaaknummer: AWB 11 / 1732
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2012 in de zaak tussen
[eisers], eisers
(gemachtigde: mr. H.S.M. Vogelaar),
de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: S.S.M. Fermont).
Bij besluit van 13 oktober 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de justitiële gegevens van eisers zoals opgenomen in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) te verwijderen.
Bij besluit van 3 november 2011 heeft verweerder op het bezwaar van eisers beslist in die zin dat de registratie van de justitiële gegevens van eisers worden afgeschermd voor eenieder, behalve voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2012. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde en hun ouders. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1. Blijkens de vonnissen van de rechtbank van 16 februari 2009 is aan eisers ten laste gelegd dat zij op of omstreeks 23 juni 2008 door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding, twee minderjarigen waarvan eisers wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat dezen de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, opzettelijk hebben bewogen ontuchtige handelingen te plegen of zodanige handelingen van eisers te dulden. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van eisers. Het ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis is ingetrokken.
2. Eisers hebben op 20 oktober 2009 verweerder verzocht de classificatie “pedoseksueel delict” zoals die ten aanzien van hen in het justitieel documentatiesysteem (JDS) zijn geregistreerd te verwijderen. Bij besluit van 22 februari 2010 heeft verweerder beslist voornoemde classificatie te verwijderen en voor het overige de huidige registratie
- verdacht van overtreding van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht - te handhaven. Op 22 september 2010 hebben eisers verweerder verzocht over te gaan tot verwijdering van de geregistreerde gegevens uit het JDS.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd om de geregistreerde justitiële gegevens te verwijderen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de vonnissen van de rechtbank van 16 februari 2009 gelet op het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van het Besluit justitiële gegevens, dienen te worden geregistreerd. Verweerder heeft tevens geconcludeerd dat, nu de rechtbank kennelijk van oordeel is dat het Openbaar Ministerie de zaken van eisers ten onrechte strafrechtelijk heeft vervolgd, de onderhavige beslissingen van de rechtbank voor derden als “niet ter zake dienend” kunnen worden beschouwd. Verweerder heeft dan ook besloten de geregistreerde justitiële gegevens af te schermen voor eenieder, behalve voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren. Verweerder is niet tot verwijdering van de gegevens overgegaan aangezien er van feitelijke onjuistheid van de gegevens geen sprake is.
4. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: de Wjsg) wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder justitiële gegevens of gegevens verstaan: bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven gegevens omtrent natuurlijke personen en rechtspersonen inzake de toepassing van het strafrecht of de strafvordering.
5. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wjsg verwerkt de minister in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.
Ingevolge het tweede lid worden bij algemene maatregel van bestuur de gegevens aangewezen die als justitiële gegevens worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Wjsg kan degene aan wie overeenkomstig artikel 18 kennis is gegeven van hem betreffende justitiële gegevens de minister schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen, indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 2 van het Besluit justitiële gegevens (hierna: het Besluit) worden met betrekking tot misdrijven als justitiële gegevens aangemerkt de in de artikelen 6 en 7 vermelde gegevens van zaken waarvan het proces-verbaal door het openbaar ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad op grond van artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie in behandeling is genomen.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, onder a, van het Besluit, voor zover thans van belang, worden voor zover van toepassing als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 9 aangemerkt:
alle beslissingen die door het openbaar ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
6. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2008, LJN: BC2145, overweegt de rechtbank dat artikel 2, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit dwingend strekt tot registratie van een niet-ontvankelijk verklaring van de Officier van Justitie door de rechtbank en dat de uitzondering als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit niet aan de orde is. De gegevens zijn derhalve op zichzelf terecht opgenomen in het JDS.
7. In geschil is of verweerder desondanks, naar aanleiding van het verzoek van eisers en gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, de gegevens uit het JDS diende te verwijderen of dat hij deze gegevens geheel (niet behoudens Nederlandse rechterlijke ambtenaren) diende af te schermen.
8. Verweerder heeft betoogd dat verwijdering of volledige afscherming niet mogelijk is. De wet biedt daarvoor volgens verweerder geen ruimte.
9. De rechtbank volgt dit betoog niet. Uit artikel 22, eerste lid, van de Wjsg volgt dat gegevens wel degelijk uit het JDS kunnen worden verwijderd of afgeschermd, namelijk onder andere in het geval dat deze gegevens “niet ter zake dienend zijn”.
10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegevens in kwestie niet ter zake dienend zijn en daarom moeten worden afgeschermd, behalve voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren. Naar het oordeel van de rechtbank valt niet in te zien waarom de gegevens voor derden niet, maar voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren wel “ter zake dienend” zouden zijn. Uit de strekking van de eerder genoemde vonnissen van 16 februari 2009 blijkt immers dat de beslissing van de officier van justitie om tot vervolging over te gaan een ernstige schending van de beginselen van goede procesorde heeft opgeleverd en in strijd was met hetgeen bepaald is in de artikelen 3 en 40, eerste lid, van het Internationaal Verdrag voor de rechten van het Kind. Gelet op dit verstrekkende oordeel heeft verweerder de justitiële gegevens voor nagenoeg een ieder niet ter zake dienend gevonden. Het standpunt van verweerder dat de gegevens echter voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren wel ter zake dienend zouden zij, acht de rechtbank onhoudbaar. Gelet op de inhoud van de vonnissen van 16 februari 2009 valt niet in te zien dat en waarom de door de officier van justitie in die zaak gebruikte gegevens om te beslissen tot vervolging over te gaan op enigerlei wijze voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren “dienend” kunnen zijn in eventuele toekomstige (soortgelijke) zaken. Nu verweerder duidelijk het standpunt heeft ingenomen dat de gegevens voor een ieder, behalve voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren, moeten worden afgeschermd omdat de gegevens “niet ter zake dienend zijn” dient, op grond van dezelfde redenering, hetzelfde te gelden voor Nederlandse rechterlijke ambtenaren. In zoverre slaagt het beroep.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de wet de mogelijkheid biedt om, wanneer gegevens “niet ter zake dienend zijn”, deze gegevens uit het JDS te verwijderen. Nu verweerder zich uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat de gegevens van eisers niet ter zake dienend zijn (en uit het hiervoor overwogene volgt dat zulks in dit geval dan ook voor een ieder moet gelden), had verweerder het verzoek van eisers om verwijdering van de gegevens moeten toewijzen. Ook in zoverre slaagt het beroep.
12. Gelet op het voorgaande is het beroep van eisers gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. In het kader van een finale geschillenbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te vervangen door een toewijzing van het verzoek van eisers van 22 september 2010, in die zin dat de over eisers geregistreerde justitiële gegevens in de zaken met parketnummers 04/860803-08 en 04/860804-08 uit het JDS dienen te worden verwijderd binnen zes weken na verzending van deze uitspraak. De uitspraak treedt in de plaats van het bestreden besluit.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,00. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op , hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- wijst het verzoek van eisers van 22 september 2010 toe, in die zin dat de over eisers geregistreerde justitiële gegevens in de zaken met parketnummers 04/860803-08 en 04/860804-08 uit het JDS dienen te worden verwijderd binnen zes weken na verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eisers begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eisers;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door of namens dezen betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen, rechter, in aanwezigheid van
L.M.W. Ottenheim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2012.
w.g. L.M.W. Ottenheim,
griffier w.g. mr. C.M. Nollen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 juni 2012
Rechtsmiddel
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.