ECLI:NL:RBROE:2012:BX5370
Rechtbank Roermond
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in een kort geding inzake de voorlopige hoofdverblijfplaats van een minderjarige
In deze zaak, die op 22 augustus 2012 door de Rechtbank Roermond werd behandeld, ging het om een kort geding tussen een vrouw en een man over de voorlopige hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind. De vrouw vorderde dat het kind bij haar zou verblijven, terwijl de man betoogde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had, omdat het kind zijn gewone verblijfplaats in België had. De vrouw had het kind zonder toestemming van de man vanuit België naar Nederland meegenomen, wat leidde tot de vraag of er sprake was van ongeoorloofde achterhouding.
De voorzieningenrechter oordeelde dat hij onbevoegd was om van de vorderingen kennis te nemen. De vrouw had het kind in strijd met het gezagsrecht van de man in Nederland gehouden, en de voorzieningenrechter concludeerde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekwam. De vrouw had onvoldoende onderbouwd dat er een ernstig risico bestond voor het kind bij terugkeer naar België. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van zowel de vrouw als de man af, en compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.
Deze uitspraak benadrukt de internationale aspecten van het gezagsrecht en de bevoegdheid van rechters in zaken die betrekking hebben op de verblijfplaats van minderjarigen. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de Verordening Brussel II-bis, die regels stelt voor de rechtsmacht in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid.