ECLI:NL:RBROE:2012:BX8140

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
3 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1576, 11/1589
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhaving door gemeente Maasgouw inzake zwerfkeien voor woningen

In deze zaak hebben eisers, woonachtig in Stevensweert, de gemeente Maasgouw verzocht om de zwerfkeien te verwijderen die voor hun woningen waren geplaatst. De gemeente weigerde dit verzoek, stellende dat er geen wettelijk voorschrift was overtreden. De rechtbank Roermond heeft op 3 augustus 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij zij het standpunt van de gemeente niet deelde. De rechtbank oordeelde dat de plaatsing van de zwerfkeien een wijziging van de bestrating vormde, wat in strijd is met de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Oude Kern Stevensweert". De rechtbank concludeerde dat er geen zicht was op legalisatie van de situatie en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de gemeente zouden vrijstellen van handhaving. Daarom legde de rechtbank de gemeente op om de zwerfkeien binnen drie weken na de uitspraak te verwijderen, op straffe van een dwangsom van €150 per dag tot een maximum van €5000. De rechtbank verklaarde de beroepen van eisers gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de gemeente. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op €1311 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND
Sector bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 11 / 1576 en 11 / 1589
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2012 in de zaak tussen
[eiseres], te Stevensweert, eiseres
(gemachtigde: mr. E.R. Koster),
en
[eiser], te Stevensweert, eiser
(gemachtigde: mr. W.K.J. van Santen),
gezamenlijk te noemen: eisers
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw, verweerder
Procesverloop
Bij besluiten van 7 en 13 april 2011 (de primaire besluiten) heeft verweerder de verzoeken van eisers tot handhaving afgewezen.
Bij besluit van 27 september 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2012. Eiser is verschenen. Eiseres is, zoals schriftelijk meegedeeld, niet verschenen. Eisers hebben zich ter zitting laten bijstaan, respectievelijk laten vertegenwoordigen, door mr. Van Santen voornoemd.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:64 van de Awb heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting van 6 april 2012 geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen in overleg te treden. Het overleg heeft niet geleid tot een oplossing van het geschil. De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van het bepaalde in artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behandeling op een nadere zitting achterwege gelaten.
Overwegingen
1. Eisers zijn woonachtig op de adressen [adres], respectievelijk [adres], te Stevensweert. Op 1 februari 2011, respectievelijk 14 maart 2011, hebben eisers verweerder verzocht de door de gemeente Maasgouw voor hun huis geplaatste zwerfkeien in de straten [straat] en [straat] te verwijderen en verwijderd te houden totdat sprake zal zijn van een onherroepelijke omgevingsvergunning hiervoor.
Op 15 maart 2011, respectievelijk 16 maart 2011, heeft verweerder eisers meegedeeld voornemens te zijn om het verzoek tot handhaving af te wijzen. Tegen dit voornemen hebben eisers zienswijzen ingediend. Bij primaire besluiten, verzonden op 14 april 2011, heeft verweerder de verzoeken om handhaving afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat met het plaatsen van de zwerfkeien geen wettelijk voorschrift is overtreden. In het kader van bezwaar heeft Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht op 18 augustus 2011 verweerder van advies gediend. Tevens heeft de commissie bezwaarschriften, na een gehouden hoorzitting, verweerder op 5 september 2011 geadviseerd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften, de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de primaire besluiten gehandhaafd.
3. Eisers betogen dat ten aanzien van het plaatsen van de zwerfkeien een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), aangezien sprake is van wijziging van de ondergrond, zoals genoemd in artikel 28, tweede lid, onder g, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan “Oude Kern Stevensweert”. Voorts valt volgens eisers het plaatsen van zwerfkeien onder artikel 28, tweede lid, onder e, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan. Eisers zijn ook van mening dat het plaatsen van de keien strijd oplevert met de bestemming verkeersdoeleinden als bedoeld in artikel 24 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan. Eisers stellen zich tevens op het standpunt dat het plaatsen van de keien in strijd is met artikel 2:6 van de APV Maasgouw 2010. Tot slot zijn eisers van mening dat sprake is van détournement de pouvoir nu verweerder niet heeft gehandeld overeenkomstig de hem gegeven bevoegdheid. Eiseres heeft daarnaast nog betoogd dat geen sprake is van een zorgvuldige besluitvorming en van een evenwichtige belangenafweging. Door het plaatsen van de keien is het niet meer mogelijk om te parkeren langs de [straat]. Een dergelijk besluit kan niet vergunningvrij worden genomen. Eiseres ziet de plaatsing van de zwerfkeien, anders dan verweerder, niet als een verfraaiing en acht een dergelijke verfraaiing van minder gewicht dan haar belang om de woning goed bereikbaar te houden.
4. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
5. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
Ingevolge artikel 24 van de planvoorschriften zijn de op de bestemmingskaarten als zodanig aangewezen gronden bestemd voor bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij nodige voorzieningen, alsmede voor openbare groenvoorziening, en voorzover gelegen binnen de op de bestemmingskaarten aangegeven grens van het stadsgezicht, met behoud van en/of in overeenstemming met de karakteristiek en de schoonheid van het stadsbeeld, met dien verstande dat het is verboden de andere bouwwerken anders te gebruiken dan ten dienste van het toegestane gebruik van de grond.
Ingevolge artikel 28, tweede lid, onder e, van de planvoorschriften is het verboden om al of niet afgedankte stoffen en/of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen op te slaan, te deponeren, te lozen en/of te storten, alsmede opslag en/of bergplaatsen aan te leggen en/of in te richten.
Het tweede lid, onder g, bepaalt dat het is verboden bestrating van pleinen, straten, voetpaden en/of toegangspaden te wijzigen of aan te leggen.
Ingevolge artikel 2:6, eerste lid, van de APV Maasgouw 2010 is het verboden de weg, een weggedeelte of andere openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daar van, indien het voorwerp of beoogde gebruik:
a. schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
Het derde lid bepaalt dat het bevoegd bestuursorgaan ontheffing kan verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
6. Ten aanzien van de door eisers gestelde strijdigheid met artikel 28, tweede lid, onder g, van de planvoorschriften is verweerder van mening dat, gelet op de aard van de uitgevoerde werken, te weten het plaatsen van losse objecten bovenop een reeds bestaande bestrating, geen sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit als bedoeld in onderdeel g van artikel 28, tweede lid. Aan de onderliggende bestrating wordt volgens verweerder geen wijziging aangebracht met het plaatsen van de keien.
7. Dit standpunt van verweerder wordt door de rechtbank niet gedeeld. Uit de in het dossier aanwezige foto’s van de situatie ter plaatse vóór en ná het plaatsen van de zwerfkeien en de ter zitting door partijen daarop gegeven toelichting, is de rechtbank gebleken dat alvorens tot het plaatsen van de zwerfkeien is overgegaan, eerst bomen zijn gerooid, trottoirbanden zijn verhoogd en/of vernieuwd, een deel van de strook die grenst aan de weg is geasfalteerd waarop vervolgens een grintlaag is aangebracht, op welke laag de zwerfkeien zijn geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat het plaatsen van de zwerfkeien een onderdeel vormt van de hiervoor beschreven maatregelen die aan het plaatsen van de keien vooraf zijn gegaan. Het geheel van deze maatregelen, waaronder dus het plaatsen van de zwerfkeien, kan, naar het oordeel van de rechtbank, niet anders worden gezien dan een wijziging van de bestrating als bedoeld onder g van het tweede lid van artikel 28 van de planvoorschriften. Dit artikellid verbiedt echter een dergelijke wijziging.
8. Op grond van het voorgaande dienen de beroepen van eisers reeds gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd. De overige geschilpunten behoeven om die reden geen bespreking meer.
9. In het kader van een finale geschillenbeslechting zal de rechtbank bezien of zij zelf in de zaak kan voorzien als bedoeld in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. Zoals hiervoor is overwogen is sprake van een overtreding nu het project, in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo, is uitgevoerd zonder omgevingsvergunning.
Nu niet gesteld of gebleken is dat er concreet zicht bestaat op legalisatie noch dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder kan afzien van handhaving, zal de rechtbank de last opleggen aan de gemeente Maasgouw om de zwerfkeien voor de huizen van eisers te verwijderen. De rechtbank stelt voor de verwijdering een termijn van drie weken na dagtekening van deze uitspraak. Indien de gemeente niet aan deze last zal voldoen, zal zij een dwangsom verbeuren van € 150,- per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft om aan de last te voldoen, met een maximum van € 5.000,-.
10. Hoewel de gemeente geen procespartij is in deze procedure, is zij niet in enig belang geschaad, nu verweerder haar vertegenwoordiger is. Uit oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank niet overgaan tot heropening van het onderzoek om de gemeente in de gelegenheid te stellen om deel te nemen aan het geding.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311,00. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden drie punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- legt de last op aan de gemeente Maasgouw dat zij binnen een termijn van drie weken na de datum van deze uitspraak de zwerfkeien die voor het huizen van eisers zijn geplaatst, te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 150,- ,- per dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft om aan de last te voldoen, met een maximum van € 5.000,-.
- veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedures bij de rechtbank, aan de zijde van eisers begroot op € 1.311,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eisers;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het door of namens dezen betaalde griffierecht ten bedrage van € 304,00 ( 2 maal € 152,00) volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Zippelius, rechter, in aanwezigheid van
L.M.W. Ottenheim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
3 augustus 2012.
w.g. L.M.W. Ottenheim,
griffier w.g. mr. B.J. Zippelius,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 3 augustus 2012.
Rechtsmiddel
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.