ECLI:NL:RBROE:2012:BY1233

Rechtbank Roermond

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
112804 / HA ZA 11-624
Instantie
Rechtbank Roermond
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.C.M. Bomans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot eigendom en afgifte van een gestolen boot

In deze zaak vorderde Achmea Schadeverzekeringen N.V. de verklaring voor recht dat zij eigenaar is van een boot, die tussen 10 maart 2006 en 13 maart 2006 was gestolen. De boot was oorspronkelijk in eigendom van de heer [X], die Achmea een schadevergoeding had ontvangen na de diefstal. De gedaagde, die de boot had aangeschaft, stelde dat hij de boot had gekocht als een Baja 275 en dat hij te goeder trouw was. De rechtbank onderzocht de omstandigheden van de aankoop en de identiteit van de boot. Uit het proces-verbaal van bevindingen bleek dat de boot niet voldeed aan de kenmerken van een Baja 275, maar dat het daadwerkelijk een Baja 302 betrof, die als gestolen was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de boot van een beschikkingsonbevoegde had verkregen en dat hij niet te goeder trouw was, omdat hij geen deugdelijke controle had uitgevoerd bij de aankoop. De rechtbank verklaarde Achmea tot eigenaar van de boot en veroordeelde de gedaagde tot afgifte van de boot aan Achmea binnen zeven dagen, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 112804 / HA ZA 11-624
Vonnis van 31 oktober 2012
in de zaak van
naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
advocaat mr. M.A. Kerkdijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.L.G. Moolhuijsen.
Partijen zullen hierna Achmea en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 maart 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De heer [X] was eigenaar van een boot, merk Baja 302, registratienummer
[registratienummer A] (Boot). De heer [X] had de Boot verzekerd bij Achmea.
2.2. De Boot is tussen 10 maart 2006 en 13 maart 2006 gestolen. Als gevolg van deze diefstal is door Achmea aan de heer [X] een bedrag van € 133.202,00 betaald, waarbij de Boot aan Achmea in eigendom is overgedragen.
2.3. In 2011 heeft de waterpolitie de bij [gedaagde] in het bezit zijnde Boot met registratienummer [registratienummer B] in beslag genomen. Deze Boot is inmiddels weer aan [gedaagde] teruggegeven.
2.4. In het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2011 is onder andere het volgende opgenomen:
‘Wij zagen dat het CIN [CIN 1] op het door ons onderzochte vaartuig op de plaats maar niet op de wijze was aangebracht zoals de fabrikant van Baja dat standaard doet. Wij zagen dat de vorm van het CIN afweek van de CIN’s die Baja gewoonlijk aanbrengt.
Het is ons bekend dat door de fabrikant van Baja vaartuigen, in dan wel aan het vaartuig een ander kenmerk wordt aangebracht waaruit de juiste identiteit van het vaartuig kan worden herleid. Dit kenmerk is zodanig aangebracht dat deze niet zonder opzet te verwijderen is. Wij zagen dat een kenmerk aanwezig was en dat dit kenmerk hoort bij een vaartuig van het merk Baja type 302 voorzien van het CIN [CIN 2].
Op grond van deze bevindingen stellen wij dat het CIN [CIN 1] op het door ons onderzochte vaartuig vervalst danwel valselijk aangebracht is.
...
Bij navraag in de politiesystemen bleek dat het CIN [CIN 2] overeen kwam met het CIN van de vaartuig van het merk Baja type 302, welke tussen vrijdag 10 maart 2006 en maandag 13 maart 2006 weggenomen werd te Weert en waarvan aangifte van diefstal is gedaan bij de regiopolitie Limburg Noord onder nummer [aangiftenummer].
Wij zagen dat de motor in het door ons onderzochte vaartuig (foto 8) de volgende kenmerken had:
Motor merk : Mercruiser
Motor type : [typenummer]
Motor serienummer : [serienummer 1]
....
Uit informatie van de fabrikant van Mercruiser bleek dat het motor serienummer [serienummer 2] niet afgegeven is voor een motor van het merk Mercruiser type [typenummer].
Op grond van onze kennis en ervaring stellen wij dat de nummers op het luchtfilter van de door ons onderzochte motor, vervalst dan wel valselijk aangebracht zijn.
Wij zagen tevens dat het motor serienummer niet was aangebracht op de plaats en wijze, zoals de fabrikant van Mercruiser dat standaard doet. Dit serienummer is zodanig aangebracht dat deze niet zonder opzet te verwijderen is. Wij zagen dat dit nummer was verwijderd.
....
Gelet op bovenstaande bevindingen kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld, dat het door ons onderzochte vaartuig, dezelfde is als het vaartuig, van het merk Baja type 302, welke tussen vrijdag 10 maart 2006 en maandag 13 maart 2006 weggenomen werd te Weert en waarvan aangifte van diefstal is gedaan bij de regiopolitie Limburg Noord onder nummer [aangiftenummer].
2.5. In het proces-verbaal van verhoor van 26 september 2011 is als verklaring van [gedaagde] onder andere het volgende opgenomen.
‘Ik heb zelf ook het aanvraagformulier voor de registratie op het postkantoor te Nederweert ingevuld.
...
Ik heb niet ingevuld van wie de boot is gekocht. Ik heb dit niet gedaan omdat ik dit niet uit mijn hoofd wist van wie ik het vaartuig gekocht had en ik had de papieren van de vorige eigenaar niet bij me.
....
Ik heb deze boot gekocht via internet. De boot stond te koop op de site ‘Best-boats 24’. Hierop stond een advertentie van een Baja 275 Boss. De vraagprijs voor de boot was 70.000 euro. De aanbieder van de boot was Delphia Yachts PL. Het telefoonnummer wat er bij stond was [telefoonnummer 1]. Er stond tevens een Nederlands 06 bij: [telefoonnummer 2].
...
Ik heb zelf telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer uit de advertentie. In eerste instantie het Poolse nummer, maar ik kon de man die ik aan de telefoon kreeg niet verstaan. Ik heb vervolgens het Nederlandse 06 nummer gebeld. Ik kreeg toen een man aan de telefoon die gebroken Duits sprak. Ik weet niet meer of de man zich met zijn naam heeft voorgesteld. Hij wist in ieder geval wel dat er een Baja boot te koop stond want hier had ik naar gevraagd. Ik heb eerst gevraagd of ze foto’s konden mailen naar mij. Ik heb toen 2 foto’s ontvangen waarop de boot stond afgebeeld.
Ik heb vervolgens een klant van mij, die Nederlands en Pools spreekt, naar de verkoper laten bellen en ik heb hem 60.000 euro laten bieden. De verkoper gaf aan dat dit niet ging.
Een dag later heb ik mijn klant, genaamd [Y], nogmaals laten bellen naar de verkoper en heb ik via [Y] 62.500 euro geboden. Dit ging ook niet. Ik kon de boot wel voor 65.000 euro kopen. Hiervoor heb ik de boot uiteindelijk gekocht.
Ik heb begrepen dat de boot in Duitsland lag. Ik weet echter niet precies waar. Ik heb de boot gekocht zonder dat ik deze gezien heb.
Ik heb niet nagetrokken wat de boot nieuw gekost heeft. De boot was van het bouwjaar 2004. Ik had op internet gezien dat er wel meerdere gelijksoortige Baja te koop waren, maar deze waren ongeveer 10 tot 15 duizend euro duurde. Ik vind het wel een redelijke prijs wat ik betaald heb.
...
Ik heb van de koop van de boot een factuur gekregen waarop de tekst in de Poolse taal staat. De verkoper had deze factuur zo meegenomen. Op de factuur waren nog een aantal plaatsen leeg waar ik mijn gegevens (naam, adres, woonplaats etc.) moest invullen. De rest wat op de factuur stond kon ik niet lezen. De gegevens van de boot kon ik wel lezen. De Poolse teksten zijn door [Y] niet vertaald.
De boot is op 3-8-2006 door de verkoper geleverd op mijn adres te [woonplaats]. De boot stond op een trailer, maar deze was van zeer slechte kwaliteit. Op deze trailer zat verder geen nummer. Er zat wel een Pools kenteken op de trailer, maar deze hebben ze weer meegenomen.
...
Ik heb 65.000 euro betaald voor de Baja speedboot. Ik heb op 3-8-2006 45000 euro opgenomen bij de INGbank in Weert. Ik laat u hierbij een kopie van een bankafschrift zien. Ik had tevens nog 12500 euro thuis liggen van mijn vorige speedboot die ik verkocht had.
...
Ik heb de boot dus contant betaald. Hier waren bij aanwezig de 2 verkopers en mijn klant [Y].
V- Wat heb je gedaan om de identiteit van de boot te controleren?
A- Ik heb hiervoor niets gedaan.
3. Het geschil
3.1. Achmea vordert samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. voor recht te verklaren dat Achmea eigenaar is van de Boot,
2. te bepalen dat de Boot aan Achmea dient te worden afgegeven en [gedaagde] te veroordelen om mee te werken aan afgifte van de Boot aan Achmea binnen zeven dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 alsmede een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 80.000,00,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Achmea heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. De in het bezit van [gedaagde] zijnde Boot betreft de destijds door [X] in eigendom aan Achmea overgedragen Boot. Aangezien Achmea eigenaar is van de Boot heeft [gedaagde] de Boot van een beschikkingsonbevoegde verkregen. Uit niets blijkt dat [gedaagde] een bedrag van
€ 65.000,00 voor de Boot heeft betaald. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om er zorg voor te dragen dat de betaling van de koopsom van de Boot op een deugdelijke en correcte wijze werd vastgelegd. Achmea stelt zich derhalve op het standpunt dat er geen sprake is van een overdracht anders dan om niet, zodat [gedaagde] geen beroep toekomt op de bescherming van artikel 3:86 Burgerlijk Wetboek (BW).
Voorts was [gedaagde] bij de verkrijging van de Boot niet te goeder trouw. Hij heeft onder andere de Boot niet gezien (enkel via een foto) voordat hij deze kocht, het was [gedaagde] niet bekend waar de Boot lag (anders dan in Duitsland), de koopovereenkomst/factuur (factuur) is opgesteld in het Pools en was voor [gedaagde] niet leesbaar, wie exact de verkoper was is niet duidelijk, uit onderzoek van de politie blijkt dat duidelijk zichtbaar was dat de Boot een Baja 302 betrof en geen Baja 275 en de waarde van de Boot was door een door Achmea ingeschakelde expert vastgesteld op € 122.400,00 zodat het bedrag van € 65.000,00, welk bedrag [gedaagde] volgens eigen zeggen voor de Boot heeft betaald, met geen enkele mogelijkheid als marktconform kan worden aangemerkt, hetgeen [gedaagde] had kunnen en moeten weten. [gedaagde] had nader onderzoek moeten doen.
4.2. [gedaagde] heeft aan zijn verweer het volgende ten grondslag gelegd. Allereerst is het de vraag of de door hem gekochte Boot de door Achmea bedoelde Boot betreft. Hij heeft de Boot gekocht als een Baja 275. [gedaagde] heeft bij aflevering een factuur ontvangen en ondanks dat de factuur in de Poolse taal was opgesteld was het voor hem duidelijk dat hij had gekocht een Boot merk Baja 275. [gedaagde] heeft € 65.000,00 voor de Boot betaald. Hij vond dat een redelijke prijs. [gedaagde] heeft bij aflevering de Boot geïnspecteerd. Bij de Boot werd een origineel ‘Owner’s Manual’ (Manual) geleverd van een Baja 275. De omschrijvingen in de Manual komen volledig overeen met de inrichting van de door hem gekochte Boot. In de Manual is ook de locatie vermeld waar het rompnummer van de Boot is ingeslagen. Deze plaats komt exact overeen met de plaats waar het nummer in de door [gedaagde] gekochte Boot was ingeslagen. [gedaagde] heeft al hetgeen gedaan wat van hem in redelijkheid kon en mocht worden verwacht bij de aankoop van de Boot. Hij heeft de verkoper met de Boot naar Nederland laten komen, daarop heeft [gedaagde] de Boot geïnspecteerd, de factuur is opgesteld met alle relevante gegevens en nadien heeft [gedaagde] de Boot laten registreren.
4.3. De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de Boot Baja 302, registratienummer [registratienummer A] de in 2006 van [X] gestolen en aan Achmea in eigendom overgedragen Boot betreft. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2011 (bijlage 7 bij productie 4 van de dagvaarding) komt naar voren dat door de fabrikant van Baja vaartuigen in dan wel aan het vaartuig een kenmerk wordt aangebracht waaruit de juiste identiteit van het vaartuig kan worden herleid, alsmede dat door de politie is waargenomen dat dit kenmerk aanwezig was en dat dit kenmerk hoort bij een vaartuig van het merk Baja type 302 voorzien van het CIN [CIN 2]. Tevens staat in genoemd proces-verbaal aangegeven dat uit het politiesysteem bleek dat genoemd CIN overeenkwam met het CIN van de gestolen Boot van [X]. Verder overweegt de rechtbank dat [gedaagde] in eerste instantie heeft aangevoerd dat een Baja 302 altijd over 2 motoren beschikt, terwijl bij onderhavige Boot sprake is van slechts 1 motor. Ter zitting heeft hij naar aanleiding van een aan hem getoonde uitdraai van internet verklaard dat daarop inderdaad een Baja 302 staat afgebeeld met 1 motor. Ter zitting is van de zijde van Achmea aangegeven dat tijdens een contact tussen mr. Kerkdijk en [X] de vrijdag voor de zitting door [X] is verklaard, dat zijn gestolen Boot en Baja 302 met 1 motor was, hetgeen redelijk zeldzaam is omdat de meeste Baja 302 boten 2 motoren hebben. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank de aanwezigheid van slechts 1 motor worden aangemerkt als een specifiek kenmerk van de Boot van [X].
Op grond van bovenstaande concludeert de rechtbank dat de onder [gedaagde] aangetroffen Boot de gestolen Boot van [X] betreft, zodat [gedaagde] de Boot van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen.
4.4. Vervolgens dient te rechtbank te beoordelen of [gedaagde] zich kan beroepen op de bescherming van artikel 3:86 Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe is vereist dat de overdracht van de Boot aan [gedaagde] anders dan om niet heeft plaats gevonden alsmede dat [gedaagde] daarbij te goeder trouw is geweest.
4.5. Met betrekking tot de verkrijging anders dan om niet overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] zou het bedrag van totaal € 65.000,00 door middel van een opgenomen bedrag van € 45.000,00, een bedrag van € 12.500.00, zijnde de opbrengst van de verkoop van zijn Boot, dat hij nog contant thuis had liggen en een bedrag van € 7.500,00 spaargeld dat nog contant in huis lag hebben voldaan. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] verwezen naar een rekeningafschrift (productie 8 bij conclusie van antwoord) waaruit een kasopname blijkt op 3 augustus 2006 en naar een overeenkomst van verkoop en koop van een Regal 202 SE Valanti tussen hem en zijn broer op 1 augustus 2006 (productie 9 bij conclusie van antwoord). [gedaagde] heeft geen bewijs van betaling ontvangen.
4.6. Allereerst acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat [gedaagde] van de contante betaling van een bedrag van € 65.000,00 aan voor hem onbekende uit het buitenland afkomstige personen geen betalingsbewijs zou vragen. Verder overweegt de rechtbank dat [gedaagde] tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de aanwezigheid van andere personen bij de transactie. Tijdens het verhoor bij de politie verklaart hij dat bij de aflevering en betaling 2 van zijn verkopers en een klant [Y] aanwezig waren. Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde] verklaard dat daarbij 2 personen namelijk [Y] en zijn schoonvader (tevens zijnde medewerker) aanwezig waren. Verder overweegt de rechtbank dat uit genoemd bankafschrift blijkt dat de contante opname van € 45.000,00 heeft plaats gevonden op 3 augustus 2006 terwijl de aflevering van de Boot volgens de factuur (productie 7 bij conclusie van antwoord) op 2 augustus 2006 heeft plaats gevonden. Ondanks dat Achmea tijdens de zitting uitdrukkelijk op deze inconsistentie heeft gewezen, heeft [gedaagde] daarvoor geen enkele verklaring gegeven.
4.7. Gezien bovenstaande omstandigheden en de betwisting van betaling door Achmea had [gedaagde] zijn stelling nader dienen te onderbouwen, hetgeen hij heeft nagelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] niet aan de op hem rustende stelplicht heeft voldaan zodat aan de bewijsfase niet kan worden toegekomen.
Derhalve is niet komen vast te staan dat [gedaagde] voor de Boot heeft betaald. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde] de Boot niet ‘anders dan om niet’ heeft verkregen, zodat hem geen beroep toekomt op de in artikel 3:86 BW opgenomen bescherming.
4.8. Overigens is de rechtbank van oordeel dat indien [gedaagde] de Boot wel anders dan om niet heeft verkregen hij niet kan worden aangemerkt als zijnde te goeder trouw. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.9. Volgens de door Achmea ingeschakelde expert had de Boot ten tijde van de diefstal in 2006 een waarde van € 122.400,00 (productie 8 bij dagvaarding) terwijl de vraagprijs van de Boot destijds volgens [gedaagde] € 70.000,00 bedroeg en hij in augustus 2006 de Boot uiteindelijk voor een bedrag van € 65.000,00 heeft gekocht. [gedaagde] heeft meerdere (speed)boten in zijn bezit gehad en kan daarom geacht worden bekend te zijn met gangbare prijzen. [gedaagde] heeft ter comparitie van partijen nog verwezen naar een uitdraai van internet van 31 oktober 2011 van een advertentie waarin voor een Baja 278 een vraagprijs van
€ 79.900,00 staat vermeld. De rechtbank constateert echter dat het in die advertentie een prijs anno 2011 betreft. Verder betreft de advertentie een boot van bouwjaar 2008, derhalve een boot van drie jaar oud, terwijl de door [gedaagde] in 2006 gekochte Boot bouwjaar 2004 betreft en derhalve een boot van destijds 2 jaar oud. Een en ander is dus niet zonder meer met elkaar vergelijkbaar. Verder heeft [gedaagde] tijdens zijn verhoor bij de politie in 2011 (bijlage 8 bij productie 4 van de dagvaarding) verklaard dat er destijds meerdere vergelijkbare boten merk Baja te koop waren welke 10.000 tot € 15.000,00 duurder waren. Al met al had de prijs bij [gedaagde] al vragen moeten oproepen. Verder heeft [gedaagde] verklaard dat hij de Boot bij aflevering heeft geïnspecteerd. Daarvan uitgaande had ook het CE merkteken waarop zoals uit foto 5 (bijlage 7 bij productie 4 bij dagvaarding) blijkt duidelijk staat aangegeven dat het hier gaat om een Baja 302 en niet om een Baja 275 de nodige opmerkzaamheid bij [gedaagde] moeten oproepen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] gezien bovengenoemde omstandigheden nader onderzoek had behoren te doen naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper. Nu hij, zoals hij zelf bij de politie en tijdens de comparitie van partijen heeft verklaard, geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de Boot of de verkoper kan hij niet worden aangemerkt als zijnde te goeder trouw.
4.10. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten van 3:86 BW niet is voldaan, zodat de overdracht van de Boot aan [gedaagde] door een beschikkingsonbevoegde niet geldig is. De rechtbank zal dan ook de gevorderde verklaring voor recht afgeven en de vordering tot meewerken aan afgifte van de Boot aan Achmea als eigenaar toewijzen. De rechtbank zal het bedrag van de dwangsom - mede gezien het ontbreken van een betwisting daarvan - vaststellen € 10.000,00 alsmede op € 500,00 per dag met een maximum van € 80.000,00.
4.11. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- vast recht € 560,00
- dagvaarding 94,32
- beslag 350,11
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal € 2.360,43
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de Boot aan Achmea dient te worden afgegeven en veroordeelt [gedaagde] om mee te werken aan afgifte van de Boot aan Achmea binnen zeven dagen na datum van dit vonnis,
5.2. veroordeelt [gedaagde] indien en voor zolang als hij in gebreke blijft om aan de hiervoor onder 5.1. vermelde veroordeling te voldoen dan wel daaraan uitvoering te geven om aan Achmea een dwangsom te betalen van € 10.000,00 alsmede van € 500,00 per dag,
5.3. bepaalt dat boven een bedrag van € 80.000,00 met betrekking tot de hiervoor onder 5.2. vermelde veroordeling geen dwangsom meer wordt verbeurd,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 2.360,43 te voldoen binnen 14 dagen na datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. verklaart voor recht dat Achmea eigenaar is van de Boot,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.M. Bomans en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.?