uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2012 in de zaak tussen
[eiser], te Grashoek, eiser
(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: mr. F.M.H. Merx)
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [belanghebbende] e.a, te Peel en Maas,
(gemachtigde: K.E.P. van Bommel).
Bij besluit van 23 november 2010, verzonden 7 december 2010, (het primaire besluit) heeft verweerder een handhavingsbesluit genomen.
Bij besluit van 13 december 2011, verzonden op 16 december 2011, (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiser.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De derde-partijen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de derde-partijen is [belanghebbende], vergezeld door zijn echtgenote, verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De overige derde-partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
1. Eiser exploiteert vanaf 1996 een varkenshouderij op het adres [adres] in Grashoek, gemeente Peel en Maas. Door omwonenden zijn herhaaldelijk klachten geuit over geluid- en geuroverlast van eisers bedrijf en is om handhaving / intrekking van de milieuvergunning van eisers inrichting gevraagd. Op 9 augustus 2010 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het (beweerdelijk) illegaal gebruik van woningen en andere gebouwen op een twaalftal locaties in de gemeente Peel en Maas. Volgens eiser bestaat het vermoeden dat een groot aantal omwonenden, die over zijn bedrijf klagen, in strijd met het bestemmingsplan handelt omdat zij voormalige agrarische bedrijfswoningen als burgerwoning gebruiken.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers verzoek om handhaving ten aanzien van de locaties [adres], [adres] en [adres] afgewezen. Volgens verweerder is ter plaatse wel sprake van een illegale situatie, maar dient van handhavend optreden te worden afgezien omdat er zicht is op legalisatie. Op de overige locaties, [adres] en [huisnummer], [adres] en [huisnummer], [adres], [adres] en [huisnummer], [adres] en [huisnummer] is het verzoek afgewezen omdat er volgens verweerder geen sprake is van met het ter plaatse geldende bestemmingsplan strijdige situaties.
3. Tegen dat besluit hebben eiser en de derde-partijen bezwaar gemaakt bij verweerder.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op het bezwaar van eiser beslist. Verweerder heeft het bezwaar ontvankelijk en gegrond verklaard voor zover het de locaties [adres] ([naam]) en [adres] ([belanghebbende]) betreft en voor zover het de overige locaties betreft, is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van [adres] en [adres] heeft verweerder vastgesteld dat van bewoning in strijd met de geldende agrarische bestemming sprake is. Onder aanvulling van de in het primaire besluit vermelde motivering heeft verweerder de afwijzing van het verzoek om handhaving ten aanzien van genoemde twee locaties gehandhaafd onder overweging dat handhavend optreden in deze concrete situatie zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat daarvan dient te worden afgezien. Verweerder heeft daartoe in aanmerking genomen dat handhavend optreden tegen bewoning van een pand een zeer grote impact heeft voor de bewoners, die uit hun woningen worden gezet, en dat het voornemen bestaat om bewoning van deze percelen als ‘plattelandswoning’ te legaliseren in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Verder heeft verweerder in de belangenweging betrokken dat geruime tijd niet tegen de illegale situatie is opgetreden. Tevens heeft verweerder in aanmerking genomen dat de varkenshouderij van eiser op de locatie [adres] niet wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering door het strijdige gebruik. Indien de woningen op de locaties [adres] en [huisnummer] conform bestemming zouden worden gebruikt, is namelijk eveneens sprake van hindergevoelige objecten, waarmee vanuit de milieuvergunning rekening moet worden gehouden. Alsdan zou eiser ook met handhavingsverzoeken geconfronteerd kunnen worden, aldus verweerder.
5. Eiser voert aan dat bij het bestreden besluit het bezwaar ten onrechte deels niet-ontvankelijk is verklaard omdat de omwonenden zich in de handhavingszaken tegen eisers bedrijf eveneens als belanghebbende presenteren. Ten aanzien van de woningen [adres] en [adres] betoogt eiser dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die het afzien van handhaving rechtvaardigen. Van concreet zich op legalisatie is geen sprake en de impact die handhaving zou hebben op de leefsituatie van betrokkenen, vormt in de visie van eiser geen reden om van handhaving af te zien. Daartoe is gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2011, LJN: BS8865.
6. Ten aanzien van het beroep gericht tegen verweerders besluit de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het de handhavingsverzoeken ten aanzien van de andere locaties dan [adres] en [adres] betreft, overweegt de rechtbank als volgt.
Verweerder heeft voormeld besluit genomen in navolging van het advies van de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften. In dat advies is overwogen dat een afstand van 400 meter het specifiek criterium in milieurechtelijke geschillen is voor belanghebbendheid. Op basis van dat criterium is eiser geen belanghebbende geacht bij handhavingsverzoeken ten aanzien van omwonenden die buiten een straal van 400 meter van eisers inrichting wonen. Deze omwonenden zijn op basis van dat criterium namelijk ook geen belanghebbende in milieurechtelijke geschillen betreffende zijn inrichting.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) als criterium hanteert of het aannemelijk is dat iemand milieugevolgen van de inrichting ondervindt. Uit de jurisprudentie van de AbRS kan worden afgeleid dat in beginsel buiten een afstand van 300 meter van de inrichting waar een milieubesluit op ziet geen belanghebbendheid meer wordt aangenomen (AbRS 25 april 2007, LJN: BA3773, ABRS 21 februari 2007, LJN: AZ8992, AbRS 9 mei 2007, LJN: BA4685 en AbRS 13 juni 2007, LJN: BA7066). Genoemd afstandscriterium kan dus wel als richtsnoer worden gebruikt, maar er zal toch in elk individueel geval op basis van aard en omvang van de inrichting en de invulling van het tussenliggend gebied, moeten worden nagegaan of een uitzondering op dat uitgangspunt moet worden gemaakt. Met name gelet op de in het dossier aanwezige gegevens over de gemeten geurbelasting bij de woningen van omwonenden, is de rechtbank van oordeel dat verweerders besluit om alleen op basis van genoemd afstandscriterium de belanghebbendheid te bepalen onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat ontoereikend is gemotiveerd dat er geen milieugevolgen kunnen worden ondervonden op bedoelde adressen. Het beroep tegen dit besluit is dan ook gegrond. De rechtbank zal dat besluit vernietigen en bepalen dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van het vorenstaande. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten en tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.
7. Met betrekking tot het beroep tegen het onderdeel van de beslissing op bezwaar, waarbij het bezwaar van eiser ontvankelijk en gegrond is verklaard en het primaire besluit tot afwijzing van de verzoeken tot handhaving is gehandhaafd, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. (AbRS 27 oktober 2004, LJN: AR4609 en vele andere)
Partijen zijn het erover eens en ook de rechtbank gaat van de juistheid daarvan uit dat eiser belanghebbende is bij het verzoek om handhaving dat is gericht tegen de bewoning van de adressen [adres] en [huisnumme[huisnummer] in Grashoek en tevens dat de bewoning van deze voormalige agrarische bedrijfswoningen door ‘burgers’ in strijd is met het geldende bestemmingsplan, waarin deze woningen als agrarische bedrijfswoning zijn bestemd. Verweerder was dan ook in beginsel gehouden om daartegen handhavend op te treden. Van een concreet zicht op legalisatie was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit van 13 december 2011 nog geen sprake. Bij de behandeling ter zitting heeft verweerders gemachtigde meegedeeld dat het ontwerpbestemmingsplan “Buitengebied”, waarin genoemde woningen als ‘plattelandswoning’ zijn bestemd, op 9 augustus 2012 ter inzage is gelegd. Op grond van het vorenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Gelet op het feit dat de Tweede Kamer in juni 2012 akkoord is gegaan met het wetsvoorstel ‘Plattelandswoningen’ (Kamerstukken II, 2011-2012, 33078) en het feit dat het ontwerpbestemmingsplan, waarin genoemde woningen als zodanig zijn bestemd, op 9 augustus 2012 ter inzage is gelegd, is er naar het oordeel van de rechtbank inmiddels wél van concreet zicht op legalisatie sprake. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om gebruik te maken van de in artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechter toegekende bevoegdheid tot het in stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. De rechtbank kan om redenen van proceseconomie van die bepaling gebruik maken in gevallen waarin de betrokkene niet gebaat is bij de vernietiging van het besluit op bezwaar, omdat het bestuursorgaan na heroverweging geen ander besluit dan het vernietigde zal (kunnen) nemen. Van die bevoegdheid maakt de rechtbank slechts gebruik indien vaststaat dat de materiële uitkomst van een nieuw besluitvormingstraject niet tot een andere uitkomst leidt dan neergelegd in het vernietigde besluit. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich een dergelijk geval voor nu aannemelijk is dat binnen afzienbare tijd geen sprake meer is van een met het bestemmingsplan strijdige situatie.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,00. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2 punten toegekend. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor 1.
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover daarbij de afwijzing van het verzoek om handhaving met betrekking tot de bewoning van de woningen [adres] en [adres] is gehandhaafd;
- veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 874,00 (wegens kosten van rechtsbijstand) te betalen aan eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door of namens deze betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 volledig vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.P. Letschert, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012.
w.g. mr. F.A. Timmers,
griffier w.g. mr. A.W.P. Letschert,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 12 oktober 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.