RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
Zaaknummer: 115076 / FA RK 12-433
Beschikking van 28 november 2012
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M.J.M. van Vugt;
[de man],
zich ook noemende / genoemd hebbende [noemende naam van de man],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen de man,
advocaat: mr. R.P. den Hoed,
hierna ook te noemen de echtgenoten dan wel partijen.
1. Het verloop van de procedure
1.1. De vrouw heeft op 22 maart 2012 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend inhoudende het tussen de echtgenoten op 18 december 2004 gesloten huwelijk nietig te verklaren.
1.2. De bij de rechtbank ingekomen brief van de vrouw van 15 mei 2012.
1.3. De man heeft op 13 juni 2012 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend inhoudende de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek af te wijzen.
Het verweerschrift bevat een zelfstandig verzoek een beslissing te nemen over:
- de echtscheiding;
- de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
- kosten rechtens.
1.4. De brief van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag van 6 augustus 2012.
1.5. De vrouw heeft op 15 augustus 2012 een verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek ingediend inhoudende de zelfstandige verzoeken van de man af te wijzen, tenzij het verzoek van de vrouw tot nietigverklaring van het huwelijk wordt afgewezen, dan verzoekt de vrouw de verzoeken van de man alsnog toe te wijzen.
1.6. De bij brief van de man van 30 augustus 2012 overgelegde producties.
1.7. De bij brief van de vrouw van 11 september 2012 overgelegde producties.
1.8. Op 13 september 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden.
Bij deze behandeling zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. M.J.M. van Vugt;
- de man, bijgestaan door mr. R.P. den Hoed.
2. De vaststellingen en overwegingen
2.1. Uit de overgelegde bescheiden blijkt hetgeen bij het verzoekschrift is gesteld over het huwelijk.
Uit de overgelegde inlichtingen uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens blijkt dat de vrouw de Kameroenese nationaliteit heeft en de man een onbekende nationaliteit. De man heeft bij de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de Liberiaanse nationaliteit heeft.
2.2. Het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk.
2.2.1. Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk.
2.2.2. Ten aanzien van de vraag welk recht dient te worden toegepast op een verzoek tot nietigverklaring van een huwelijk, overweegt de rechtbank dat de algemene opvatting daaromtrent het recht van toepassing acht, dat de vraag beantwoordt of een huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen. Nu het huwelijk tot stand is gekomen in Kameroen dient deze vraag te worden beantwoord aan de hand van het recht van Kameroen.
2.2.3. Daarbij heeft voor de Nederlandse rechter als uitgangspunt te gelden het vermoeden van rechtsgeldigheid zoals dat in artikel 10 van het Verdrag inzake de voltrekking en de erkenning van de geldigheid van huwelijken (Verdrag van 14 maart 1978, Trb. 1987,137) - hierna: Verdrag geldigheid huwelijken - is neergelegd. Nu de afgegeven huwelijksverklaring door de bevoegde autoriteit van Kameroen op zich genomen door de echtgenoten niet is betwist, gaat de rechtbank uit van het vermoeden dat het huwelijk rechtsgeldig tot stand is gekomen.
2.2.4. Een van de weigeringsgronden voor de erkenning in Nederland (artikelen 11 en 14 van het Verdrag geldigheid huwelijken) doet zich hier niet voor, zodat dit huwelijk in Nederland vooralsnog als een rechtgeldig huwelijk wordt erkend.
2.2.5. Uit het bovenstaande volgt verder dat de rechtbank naar het recht van Kameroen dient te beoordelen of het huwelijk nietig verklaard kan worden.
Kameroen kent binnen zijn grondgebied diverse rechtstelsels. Primair is de centrale wetgeving van toepassing. Deze wetgeving, in het bijzonder de Verordening van de Burgerlijke Stand van 29-06-1981 bevat met betrekking tot de nietigverklaring van een huwelijk slechts één regeling (art. 63, polygamie na overeengekomen monogamie) die
echter in de praktijk alleen als echtscheidingsgrond wordt toegepast. Op de centrale wetgeving kan derhalve het verzoek van de vrouw niet worden gegrond.
2.2.6. Voor Douala, waar het huwelijk is gesloten, geldt subsidiair het Engelstalige rechtstelsel. De Matrimonial Causes Act 1973 bevat regelingen ten aanzien van nietige (art. 11) en vernietigbare huwelijken (art. 12). Art 12 aanhef en sub c. bepaalt dat een huwelijk kan worden vernietigd als een van de huwelijkspartijen zijn toestemming niet heeft gegeven, onder andere door dwang, vergissing, zwakzinnigheid of anderszins.
2.2.7. De vrouw heeft aangevoerd dat zij in de veronderstelling was gehuwd te zijn met de heer [noemende naam van de man]. Uit onderzoek is echter gebleken dat dit een valse identiteit betreft. De man heet in werkelijkheid [de man]. De vrouw stelt dat zij heeft gedwaald omtrent de identiteit van de man.
2.2.8. Gelet op de toepasselijke wettelijke bepaling en hetgeen de vrouw ter onderbouwing van haar verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk heeft aangevoerd, is de rechtbank het volgende van oordeel.
2.2.9. Vaststaat dat de man zich onder meer bij de sluiting van het huwelijk heeft bediend van een valse identiteit, te weten die van [noemende naam van de man]. Voor de beoordeling van de geldigheid van het huwelijk acht de rechtbank dit echter irrelevant. Immers, het gaat om de persoon met wie de vrouw het huwelijk heeft gesloten, niet om de naam waarvan die persoon zich bedient. Desgevraagd bij de mondelinge behandeling hebben beide partijen verklaard dat zij destijds zijn gehuwd met de persoon thans aanwezig ter zitting.
Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van een misvatting omtrent de persoon van degenen die toen zijn gehuwd en is het huwelijk naar Kameroenees recht rechtsgeldig .
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot nietigverklaring van het huwelijk dus afwijzen.
Het huwelijk tussen partijen dient in Nederland als een rechtgeldig huwelijk te worden erkend.
2.3.1. De man heeft bij wijze van zelfstandig verzoek aan de rechtbank verzocht om echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
2.3.2. Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de echtgenoten zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.3.3. De rechtbank zal op dit verzoek ingevolge artikel 10:56 BW Nederlands recht toepassen.
2.3.4. De man heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, wat de vrouw niet heeft weersproken. De rechtbank zal de verzochte echtscheiding dan ook tussen partijen uitspreken.
2.4. De verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.4.1. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzoek tot verdeling.
2.4.2. Nu het huwelijk is gesloten op 18 december 2004 is op het huwelijksvermogensregime het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Niet gebleken is dat de echtgenoten een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht. Bij de huwelijkssluiting of kort daarna hadden de echtgenoten geen gemeenschappelijk nationaliteit in de zin van art. 15 van het Verdrag. Zij hebben na de huwelijksvoltrekking hun eerste gewone verblijfplaats niet op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd. Alle omstandigheden in aanmerking genomen had het huwelijksvermogensregime met Nederland de nauwste band, zodat krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 3 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van dit land daarop van toepassing werd. Dit recht is nog steeds van toepassing op het huwelijksvermogensregime. Nu niet is gebleken dat partijen huwelijksvoorwaarden zijn aangegaan, zijn zij gehuwd in wettelijke gemeenschap van goederen.
2.4.3. De man heeft verzocht de verdeling te bevelen van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft gevraagd om dit verzoek van de man toe te wijzen.
De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
De rechtbank acht termen aanwezig de proceskosten tussen de echtgenoten te compenseren, in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. spreekt uit de echtscheiding tussen de echtgenoten, gehuwd op
18 december 2004 te Douala (Kameroen);
3.2. beveelt de echtgenoten over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap;
3.3. benoemt, tenzij de echtgenoten binnen acht dagen na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. H.J.M.E. Mathijsen te Venray, of diens waarnemer of opvolger om op de door deze te bepalen tijd en plaats en onder zijn leiding de verdeling te bewerkstelligen;
3.4. benoemt, voor het geval een echtgenoot weigert of nalatig blijft aan de verdeling mede te werken, tot onzijdig persoon volgens de wet
voor de vrouw mr. M.J.L. van den Aker-Groffen, advocaat te Venray,
voor de man mr. B.Th.G.M. Lamers, advocaat te Weert;
3.5. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt;
3.6. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.G.F. Custers en ter openbare civiele terechtzitting van 28 november 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door de echtgenoten hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Een in eerste aanleg niet verschenen echtgenoot kan hoger beroep instellen binnen drie maanden ná de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt.