ECLI:NL:RBROT:2000:AA4046
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Dooren
- Klein Wolterink
- Overbosch
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige fouillering en bewijsverkrijging in vuurwapenzaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte, geboren te X, zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland, beschuldigd van het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie. De zaak kwam aan het licht toen de verdachte werd gefouilleerd in de Millinxbuurt te Rotterdam, een gebied waar in de afgelopen vijf jaar een aanzienlijk aantal geweldsincidenten had plaatsgevonden. De officier van justitie stelde dat de fouillering gerechtvaardigd was op basis van artikel 52, tweede lid, van de Wet wapens en munitie, gezien de hoge incidentie van vuurwapenbezit in dat gebied.
De verdediging betwistte de rechtmatigheid van de fouillering, stellende dat de verdachte geen toestemming had gegeven en dat de fouillering derhalve onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde echter dat de hoofdagent van politie Vermeulen onder ede had verklaard dat de verdachte wel degelijk toestemming had verleend voor de fouillering. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de fouillering niet onrechtmatig was en dat het aangetroffen vuurwapen als bewijs kon worden gebruikt.
De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, namelijk het dragen van een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid sub b van de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de maatschappelijke impact van illegaal vuurwapenbezit.