ECLI:NL:RBROT:2000:AA5069
Rechtbank Rotterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot tonen van reis- en identiteitspapieren bij binnenkomst Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de verdachte terecht in hoger beroep wegens het niet tonen van zijn reis- en identiteitspapieren bij binnenkomst in Nederland op 17 december 1993. De verdachte, die de Nederlandse nationaliteit bezit, werd door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee verzocht om zijn paspoort te tonen, maar voldeed hier niet aan. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van eerdere terechtzittingen op 2 oktober 1997 en 25 februari 2000. De officier van justitie vorderde dat het vonnis van de kantonrechter werd vernietigd en dat de verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van f. 65,-- of subsidiair 1 dag hechtenis.
De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de tenlastelegging had begaan. De verdachte had niet voldaan aan zijn verplichting om zijn identiteit aan te tonen, wat in strijd was met artikel 25 van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank overwoog dat de verplichting tot het tonen van een paspoort niet in strijd was met het Europese recht, aangezien de strafbedreiging vergelijkbaar was met soortgelijke nationale overtredingen en niet onevenredig was.
De verdediging voerde aan dat de verplichting om een paspoort te tonen in strijd was met het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat de wetgeving op het moment van de overtreding niet was veranderd en dat de verdachte strafbaar was voor zijn handelen. Uiteindelijk werd het vonnis van de kantonrechter vernietigd en werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van f. 65,--, met de mogelijkheid van 1 dag hechtenis bij niet-betaling.