3. De beoordeling
3.1
Ter zitting is duidelijk geworden dat CAN een rookverbod vordert voor met name de ontmoetingsruimten in de wijkcentra. Daar is een rookgedoogzone die niet afgescheiden van de ruimten waar niet gerookt mag worden.
3.2
Voorop staat dat de wijkcentra openbaren instellingen zijn in de zin van de Tabakswet. Dit betekent dat de gemeente in ieder geval gehouden is tot het instellen en het handhaven van een rookverbod in de categorieën ruimten genoemd in artikel 2 lid 1 a tot en met j van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten (hierna: het Besluit).
3.3
Op grond van artikel 2 lid 2, 3 en 4 van het Besluit kunnen uitzonderingen op dit rookverbod worden gemaakt.
Lid 2 heeft betrekking op de aanwezigheid van meer dan één ruimte uit de categorieën ruimten van artikel 2 lid 1. Hiervan is in geen van de centra ten aanzien van de ontmoetingsruimte sprake.
Indien er slechts één ontmoetingsruimte in het wijkcentrum aanwezig is, bepaalt lid 2 dat het bevoegde orgaan kan besluiten dat ten hoogste éénderde van de oppervlakte van die ruimte van het rookverbod uit te zonderen, mits in het andere deel van de ruimte van de geen hinder wordt ondervonden van tabaksproducten. Gebleken is dat de gedoogzone in de ontmoetingsruimte geen afgescheiden ruimte betreft, hetgeen inhoudt dat de gehele ruimte hinder en overlast van de tabaksrook ondervindt.
Lid 4 bepaalt dat het bevoegde orgaan kan besluiten de gehele ruimte van het verbod uit te zonderen, gedurende ten hoogste een derde van de tijd van de openstelling van de ruimte, mits buiten eerstgenoemde tijd in die ruimte geen hinder van het gebruik van tabaksproducten wordt ondervonden. Zoals gezegd, is er geen sprake van afgescheiden ruimten. In de periode dat wel gerookt zou mogen worden, zal door de niet-rokers hinder en overlast van de tabaksrook worden ondervonden.
3.4
Nu er geen sprake is van een uitzonderingsmogelijkheid, moet aangenomen worden dat in ieder wijkcentrum de ontmoetingsruimte onder de algemene werking van het Besluit valt.
3.5
Op grond van deze overwegingen, moet de vraag of ook in de ontmoetingsruimten een rookverbod moet worden ingesteld bevestigend worden beantwoord. De vordering zal dan ook, op het verleende verstek, worden toegewezen, waarbij de navolgende voorziening, zonder dwangsom, toereikend moet worden geacht.
3.6
Aangenomen wordt dat voor het voldoen aan de eisen van de Tabakswet en het Besluit naar alle waarschijnlijkheid bouwkundige aanpassingen nodig zijn. De Gemeente zal, nu haar voornemen tot het treffen van maatregelen al is opgenomen in de brief van 25 januari 2000, een periode van drie maanden gegund worden die voldoende moet worden geacht om deze aanpassingen te realiseren.
3.7
De gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
de president
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
veroordeelt de gemeente om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis in de door De Stuw geëxploiteerde wijkcentra, buiten de ruimten waarvoor dit thans geldt, in de ontmoetingsruimten een rookverbod in te stellen, tenzij binnen die termijn is voldaan aan de eisen die de Tabakswet en het Besluit stellen aan gedoogzones;
veroordeelt de gemeente om, nadat drie maanden zijn verstreken na betekening van dit vonnis de rookverboden in de door haar beheerde wijkcentra daadwerkelijk te (doen of laten) handhaven;
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit kort geding, tot op heden aan de zijde van CAN begroot op fl. 455.95 aan verschotten en fl. 1.000,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.W.H. van den Emster, president, in tegenwoordigheid van mr. S. Standaert-Dobbelaar, griffier.