ECLI:NL:RBROT:2000:AA5962
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Santema
- A. Melkert
- M. van Strien
- Rechtspraak.nl
De rechtsgeldigheid van de vervolging door een politiesecretaris in een winkeldiefstalzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2000, staat de rechtsgeldigheid van de vervolging door een politiesecretaris centraal. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal, maar de vervolging is niet door een officier van justitie ingesteld, maar door een politiesecretaris. De rechtbank onderzoekt of deze handelwijze in overeenstemming is met de wet. De officier van justitie stelt dat de politiesecretaris, die in dienst is van het korps Rotterdam Rijnmond, bevoegd was om de vervolging in te stellen. De rechtbank verwijst naar de Wet op de rechterlijke organisatie, die bepaalt dat de uitoefening van bevoegdheden van de officier van justitie kan worden opgedragen aan andere bij het parket werkzame ambtenaren, mits het hoofd van het parket daarmee heeft ingestemd.
De rechtbank concludeert dat de politiesecretaris niet kan worden aangemerkt als een bij het parket werkzame ambtenaar, omdat er geen rechtsgeldig besluit tot detachering is genomen. De rechtbank wijst erop dat de detachering van politieambtenaren bij het Openbaar Ministerie moet voldoen aan specifieke wettelijke vereisten. De rechtbank stelt vast dat het contract dat de politiesecretaris aanstelt niet voldoende is om de rechtsgeldigheid van de vervolging te waarborgen. De rechtbank oordeelt dat de beslissing tot vervolging door de politiesecretaris niet rechtsgeldig is, omdat deze niet bevoegd was om de vervolging in te stellen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de dagvaarding nietig, omdat de vervolgingsbeslissing is genomen door een niet bij het parket werkzame ambtenaar. Dit vonnis benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de noodzaak voor een rechtsgeldige aanstelling van ambtenaren die bevoegd zijn om vervolging in te stellen.