ECLI:NL:RBROT:2000:AA7371
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verbod op werkstakingen en werkonderbrekingen door FNV Bondgenoten
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank Rotterdam op 5 oktober 2000 uitspraak gedaan in een kort geding tussen P&O North Sea Ferries B.V. en de vereniging FNV Bondgenoten. P&O vorderde een verbod op het oproepen tot en organiseren van werkstakingen door FNV Bondgenoten, die zij als onrechtmatig beschouwde. P&O stelde dat de aangekondigde acties te vroeg waren, aangezien de onderhandelingen met FNV Bondgenoten nog niet waren afgerond en er hoop op overeenstemming bestond. FNV Bondgenoten had op 2 oktober 2000 een ultimatum gesteld en op 5 oktober 2000 aangekondigd actie te ondernemen als P&O niet aan de eisen voldeed. P&O voerde aan dat zij bereid was om aan de eisen tegemoet te komen, maar onder bepaalde voorwaarden die FNV Bondgenoten niet accepteerde.
De president oordeelde dat staking een ultimum remedium is en dat zolang er nog ruimte is voor onderhandelingen, het grijpen naar staking prematuur is. De president concludeerde dat FNV Bondgenoten onvoldoende tijd had gegeven aan P&O om zich voor te bereiden op de aangekondigde acties, aangezien het ultimatum pas op 2 oktober 2000 was verzonden. De president verbood FNV Bondgenoten om tot acties over te gaan tot 10 oktober 2000 en beval hen om reeds gedane aankondigingen in te trekken. Tevens werd het verzoek om een dwangsom te verbinden aan het verbod afgewezen, omdat de president erop vertrouwde dat de vakbeweging zich aan de rechterlijke uitspraak zou houden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.