Parketnummer van de berechte zaak: 10/010025-00
Datum uitspraak: 23 november 2000
Tegenspraak
van de ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op 15 oktober 1963,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier ten lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zoetermeer te Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2000.
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding onder bovenvermeld parketnummer, zoals deze ter terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. Van deze dagvaarding en vordering zijn kopieën in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd 1A tot en met 1D).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. Stuyt heeft gerekwireerd - zakelijk weergegeven - de bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden onvoorwaardelijk met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht.
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in de hierna ingevoegde bijlage (bladzijden genummerd 1E tot en 1F), die van dit vonnis deel uitmaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezen feit levert op:
1.
Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige Staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen of hem daartoe uit winstbejag gelegenheid heeft verschaft, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang en dat verblijf wederrechtelijk zijn, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 197a, eerste lid in verbinding met artikel 197a, derde lid van dat Wetboek en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De raadsvrouwe heeft betoogd dat verdachte zijn handelen niet verweten kan worden nu er sprake was van psychische overmacht.
De raadsvrouwe heeft aan dit verweer ten grondslag gelegd dat verdachte niet anders kon handelen dan hij in casu heeft gedaan, omdat hem van de zijde van zijn opdrachtgevers zou zijn medegedeeld dat "ze" de familie van zijn vriendin en hem zouden weten te vinden.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het dossier is de rechtbank van oordeel dat er in het onderhavige geval geen sprake was van psychische overmacht.
Ten processe is niet aannemelijk geworden dat genoemde bedreigingen zijn geuit en voorts creëert een dergelijke bedreiging op zichzelf niet een situatie waarin voor de verdachte in redelijkheid geen andere uitweg mogelijk is dan meewerken aan de strafbare feiten.
Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn mededader(s) meer dan 20 personen, vermoedelijk van Chinese afkomst, die niet in het bezit waren van een geldige verblijfstitel, tegen betaling vanuit Frankrijk, via België over de grens naar Nederland gebracht. Het vervoer vond plaats met een door verdachte als chauffeur bestuurde gehuurde bestelbus, welke bus door verdachte en meerdere mededaders in Frankrijk aan de binnenzijde werd afgeplakt met isolatiemateriaal. Bij de respectievelijke grensovergangen nam verdachte met behulp van een mobiele telefoon contact op over de gang van zaken en hoe te handelen met een van de mededaders. In Nederland heeft verdachte onder dreiging van ontdekking de deur van de bus geopend en de vervoerde personen gezegd weg te rennen.
Met de mensensmokkel heeft verdachte afbreuk gedaan aan het beleid van de Nederlandse overheid met betrekking tot illegaal verblijf in Nederland.
Bij mensensmokkel worden mensen die, om wat voor reden ook, hun land willen verlaten, op illegale wijze naar een veelal westers land getransporteerd. Vaak worden zij door de smokkelaars van valse of vervalste documenten voorzien. De smokkelaars maken daarbij misbruik van de slechte situatie waarin deze personen zich bevinden en van hun afhankelijkheid door voor het transport en de eventuele valse of vervalste documenten uit winstbejag heel veel geld te vragen.
Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Winstbejag was zijn drijfveer, hoewel hierbij moet worden aangetekend dat niet is komen vast te staan dat verdachte zichzelf aanzienlijk heeft verrijkt.
Op dit feit kan niet anders worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de na te noemen straf passend en geboden is.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is op de genoemde artikelen gegrond.
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
- verklaart de verdachte terzake van het bewezen verklaarde strafbaar;
- veroordeelt de verdachte terzake van de bewezen verklaarde feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van 21 (eenentwintig) maanden;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Santema, voorzitter, en mrs. Van de Kerkhof en Overbosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Leijden, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2000.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.