ECLI:NL:RBROT:2001:AA9747
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van voorschotten en nakoming van betalingsverplichtingen door Onafhankelijk Toneel
In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], in kort geding een uitvoerbaar bij voorraad vonnis tegen de coöperatieve vereniging U.A. Studio’s Onafhankelijk Toneel. De eisers vroegen de rechtbank om Onafhankelijk Toneel te gelasten tot betaling van voorschotten op basis van de tussen hen gesloten overeenkomsten, alsook tot nakoming van maandelijkse betalingsverplichtingen. De eisers stelden dat Onafhankelijk Toneel zich niet als een goed werkgever had gedragen, wat leidde tot de afgelasting van de productie 'Aïsja en de Vrouwen van Medina'. Ze voerden aan dat de weigering van Onafhankelijk Toneel om de productie aan te passen, ondanks bezwaren van de betrokken acteurs, onacceptabel was en dat dit hen schade had berokkend.
Onafhankelijk Toneel verweerde zich door te stellen dat de door eisers aangedragen oplossingen niet realistisch waren en dat zij niet verantwoordelijk waren voor de afgelasting van de productie. De rechtbank oordeelde dat de eisers hun verplichtingen uit de overeenkomsten feitelijk hadden opgeschort door voorwaarden te stellen aan hun medewerking. De president van de rechtbank concludeerde dat de eisers, door de gestelde voorwaarden kort voor de repetities, toerekenbaar tekort waren geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van overmacht, aangezien de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims van bedreiging en gevolgen voor hun werk.
Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. F.W.H. van den Emster, president, in aanwezigheid van mr. E.T. Roosjen, griffier, op 1 februari 2001.