ECLI:NL:RBROT:2001:AB0888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
153788/KG ZA 01-373
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verhoging van bruto-salarissen op basis van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen

In deze zaak vorderden de verenigingen FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND in kort geding dat de besloten vennootschap EUROPE COMBINED TERMINALS B.V. (ECT) werd veroordeeld tot verhoging van de bruto-salarissen van hun aangesloten werknemers met 1,9%, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001. Dit verzoek was gebaseerd op de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen en de bijbehorende besluiten. ECT verweerde zich tegen deze vordering en vroeg om afwijzing, met veroordeling van de bonden in de proceskosten.

De president van de rechtbank Rotterdam, mr. F.W.H. van den Emster, behandelde de zaak en oordeelde dat de bepaling uit het Protocol bij de ECT-CAO, die verplichtte tot overleg over de overhevelingstoeslag, niet beperkt was tot de looptijd van de oude CAO. De president concludeerde dat de partijen, ondanks het ontbreken van een expliciete bepaling in de nieuwe CAO, uit hoofde van redelijkheid en billijkheid gehouden waren om overleg te voeren over de overhevelingstoeslag.

Uiteindelijk werd de vordering van FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND afgewezen, waarbij de president oordeelde dat de bonden niet voldoende gevolg hadden gegeven aan hun overlegplicht. De proceskosten werden toegewezen aan ECT, die deze kosten op 400 gulden stelde. De uitspraak vond plaats op 5 april 2001 en werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. J.F. de Heer.

Uitspraak

Zaak/Rolnummer: 153788/KG ZA 01-373
Uitspraak: 5 april 2001
Vonnis van de president in kort geding in de zaak van:
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Amsterdam;
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV BEDRIJVENBOND,
gevestigd te Houten,
eiseresssen,
procureur: mr. B.F. Desloover
advocaat: mr. R. van der Stege
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROPE COMBINED TERMINALS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
verschenen in de persoon van haar directeur,
advocaat: mr. C.G. Scholtens.
Partijen worden hierna mede aangeduid als respectievelijk FNV BONDGENOTEN, CNV BEDRIJVENBOND en ECT.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende, door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
de dagvaarding;
de pleitnotities en producties van mr. Van der Stege;
de pleitnotities en producties van mr. Scholtens.
De raadslieden hebben de standpunten van partijen nog nader toegelicht.
2. Het geschil
2.1
FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND vorderen, na wijziging van eis, dat de president bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ECT met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 veroordeelt, bij wijze van voorschot, tot verhoging van de bruto-salarissen van de bij respectievelijk ECT, FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND aangesloten, werkzame werknemers met 1,9%, conform het bepaalde in de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen, het Besluit van 23 december 1999 tot vaststelling van de overhevelingstoeslag 2000 en de overhevelingstoeslag 2001, en het hierop gebaseerde bruteringsbesluit, een en ander totdat terzake in een aanhangig te maken bodemprocedure vonnis zal zijn gewezen, met veroordeling van ECT in de kosten van dit geding.
2.2
ECT heeft zich tegen de gevraagde voorzieningen verweerd en geconcludeerd dat deze dienen te worden afgewezen, met veroordeling van FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND in de kosten van dit geding.
3. De beoordeling
3.1
ECT heeft geen bezwaar aangetekend tegen de eiswijziging van FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND.
3.2
Van het “Protocol” dat behoort bij de ECT-CAO voor de periode 1 april 1997 - 31 december 1998 maakt de navolgende bepaling deel uit:
“Overhevelingstoeslag
Als gevolg van de wet PEMBA (Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij arbeidsongeschiktheidsverzekeringen; pres.) zal de overhevelingstoeslag waarschijnlijk per 01-01-1998 worden verlaagd dan wel worden vervangen. Zodra duidelijkheid bestaat over het eventuele restantpercentage overhevelingstoelslag na 01-01-1998, treden partijen hierover met elkaar in overleg. De oplossing zal er één zijn op basis van de volgende uitgangspunten:
· kostenneutraliteit voor ECT en de medewerkers en
· zonder doorwerking in de pensioenen van medewerkers.”
Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag of deze bepaling uitsluitend heeft gegolden tijdens de looptijd van de ECT-CAO, dat wil zeggen, van 1 april 1997 tot en met 31 december 1998, zoals FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND stellen, of ook nadien, in die zin dat zij ook thans nog geldt, zoals ECT stelt.
3.3
Genoemde bepaling uit het Protocol schept rechten en plichten tussen de partijen onderling die genoemde ECT-CAO zijn aangegaan, namelijk enerzijds ECT en anderzijds onder meer FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND. Zij heeft betrekking op de plicht van ECT, FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND overleg met elkaar te voeren zodra duidelijkheid is ontstaan over een nieuwe regeling inzake de overhevelingstoeslag. Uit de tekst van deze bepaling zélf valt, anders dan FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND lijken te stellen, niet af te leiden dat deze overlegplicht beperkt was tot het geval waarin deze duidelijkheid gedurende de looptijd van genoemde CAO zou zijn verkregen. Evenmin valt, anders dan FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND stellen, hieruit af te leiden dat het hierbij ging om een wijziging in de overhevelingstoeslagregeling gedurende de looptijd van genoemde CAO. Een en ander kan ook niet afgeleid worden uit de andere bepalingen van het Protocol en/of andere in het geding gebrachte stukken.
3.4
FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND hebben voorts nog een beroep gedaan op het ontbreken van een vergelijkbare bepaling in de nadien tot stand gekomen ECT-CAO, die geldt van 1 januari 1999 tot en met 31 maart 2001, en in de bij deze CAO behorende protocolaire afspraken. Volgens hen is de verklaring hiervoor dat de partijen bij deze nieuwe ECT-CAO - in dit verband spreken zij van “[k]ennelijk” - het voor het bereiken van een balans tussen de belangen van beide partijen niet nodig hebben geacht nadere afspraken te maken over de overhevelingstoeslag.
De president kan de bonden in deze gedachtegang niet volgen. Gesteld noch gebleken is dat de afspraken in de nieuwe, thans nog geldende ECT-CAO en de daarbij behorende protocolaire afspraken tegemoet komen aan de met de uitgangspunten van de wetgever overeenstemmende wensen van ECT ten aanzien van kostenneutraliteit en niet-doorwerking in de pensioenen van een overhevelingstoeslagregeling. Het ontbreken van een bepaling in de nieuwe ECT-CAO en de daarbij behorende protocolaire afspraken omtrent een voor een groot bedrijf als ECT zo belangrijke aangelegenheid als de overhevelingstoeslag kan naar het voorlopig oordeel van de president slechts hierop duiden dat de bij de CAO-onderhandelingen betrokken partijen ervan zijn uitgegaan dat genoemde bepaling uit het Protocol bij de oude ECT-CAO na afloop van de werking van deze CAO gewoon is blijven gelden, zulks te meer, nu vaststaat dat aan dit onderwerp bij de totstandkoming van de huidige ECT-CAO geen aandacht is besteed.
3.5
Op grond van het vorenstaande zijn partijen, hoewel in de (protocolaire afspraken bij de) huidige ECT-CAO niet uitdrukkelijk een plicht tot het voeren van overleg over de overhevelingstoeslag is opgenomen zoals in het Protocol bij de ECT-CAO voor de periode 1 april 1997 - 31 december 1998, uit hoofde van de redelijkheid en billijkheid gehouden dit overleg met elkaar te voeren.
3.6
Niet in geschil is dat - gelet op (onder meer) de afschaffing van de overhevelingstoeslag ingevolge de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen met ingang van 1 januari 2001 - inmiddels sprake is van een situatie waarin overeenkomstig genoemde bepaling in het Protocol bij de oude ECT-CAO overleg moet worden gevoerd met inachtneming van de in die bepaling neergelegde uitgangspunten. Evenmin is betwist dat FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND aan hun uit deze bepaling voortvloeiende overlegplicht nog onvoldoende gevolg hebben gegeven.
3.7
Op grond van het vorenstaande zal de vordering van FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND worden afgewezen.
4. De beslissing
De president,
wijst af de vordering van FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND;
veroordeelt FNV BONDGENOTEN en CNV BEDRIJVENBOND in de proceskosten, die aan de zijde van ECT worden bepaald op
f. 400,-- aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.W.H. van den Emster, president, in tegenwoordigheid van mr. J.F. de Heer, griffier.
Uitgesproken op de openbare terechtzitting.
901