ECLI:NL:RBROT:2002:AF2579
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- M. van der Molen-Maesen
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorlopige hechtenis in verband met terroristische activiteiten
In deze zaak heeft de Raadkamer op 31 december 2002 een beslissing genomen over de voortduring van de voorlopige hechtenis van een verdachte, naar aanleiding van een verzoek tot opheffing van deze hechtenis. De behandeling vond plaats op 23 december 2002, waarbij de raadsvrouwe van de verdachte en de Officier van Justitie hun standpunten toelichtten. De Raadkamer beperkte zich tot de vraag of er voldoende verdenkingen waren in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en of er ernstige bezwaren waren die de voorlopige hechtenis rechtvaardigden.
De Raadkamer oordeelde dat er voldoende rechtvaardiging was voor de verdenking op basis van een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), dat een uitvoerige beschrijving gaf van personen die zich in georganiseerd verband bezig zouden houden met terroristische activiteiten. Dit ambtsbericht was getoetst door de landelijke Officier van Justitie, belast met terrorismebestrijding, en bood voldoende basis voor de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende dwangmiddelen.
De Raadkamer wees erop dat de huidige stand van de wetenschap en rechtspraak het toelaat dat verdenkingen en daaropvolgende dwangmiddelen zijn gebaseerd op anonieme tips en ambtelijke berichten. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat de aanhouding enkel was gebaseerd op het ambtsbericht van de AIVD zonder aanvullend strafrechtelijk opsporingsonderzoek, maar de Raadkamer verwierp dit argument. De Raadkamer concludeerde dat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte en dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.