ECLI:NL:RBROT:2002:AF2580
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Mr. Van der Molen-Maesen
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorlopige hechtenis op basis van ambtsbericht AIVD
In de Raadkamer van de Rechtbank Rotterdam is op 31 december 2002 een beslissing genomen over de voorlopige hechtenis van een verdachte, die was aangehouden op basis van een ambtsbericht van de AIVD, gedateerd 27 augustus 2002. Tijdens de behandeling op 23 december 2002 hebben zowel de raadsman van de verdachte als de Officier van Justitie hun standpunten toegelicht. De Raadkamer heeft besloten de beslissing te beperken tot de vraag of er voldoende verdenkingen bestaan in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en of er ernstige bezwaren zijn die de voorlopige hechtenis rechtvaardigen.
De Raadkamer heeft vastgesteld dat het ambtsbericht van de AIVD, hoewel anoniem, voldoende rechtvaardiging biedt voor de verdenking tegen de verdachte. Dit ambtsbericht is gericht aan de landelijke Officier van Justitie en bevat gedetailleerde informatie over personen die betrokken zouden zijn bij terroristische activiteiten. De Raadkamer oordeelt dat de aanhouding en de daaropvolgende dwangmiddelen gerechtvaardigd waren op basis van dit ambtsbericht.
De raadsman heeft betoogd dat de aanhouding enkel op basis van het ambtsbericht onvoldoende is om te spreken van voldoende verdenking, en dat de daaropvolgende dwangmiddelen onrechtmatig zijn. De Raadkamer heeft echter kennisgenomen van het dossier en de uitspraken in de zaak "Eik", waarin vier verdachten op 18 december 2002 zijn vrijgesproken. De Raadkamer concludeert dat de toetsing van het ambtsbericht door de landelijke Officier van Justitie, belast met terrorismebestrijding, adequaat is geweest.
De Raadkamer wijst op de recente ontwikkelingen in de wetgeving, waarbij het verdenkingscriterium is verruimd, vooral in gevallen van georganiseerde criminaliteit. Dit heeft geleid tot een grotere reikwijdte van opsporingsbevoegdheden, die niet langer aan een specifieke verdachte zijn gekoppeld, maar aan personen die vermoedelijk betrokken zijn bij strafbare feiten. De Raadkamer besluit uiteindelijk het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.