ECLI:NL:RBROT:2002:AF2581
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- M. van der Molen-Maesen
- Rechtspraak.nl
Beslissing over voorlopige hechtenis op basis van ambtsbericht AIVD
In deze zaak heeft de Raadkamer op 31 december 2002 een beslissing genomen over de voorlopige hechtenis van een verdachte, die was aangehouden op basis van een ambtsbericht van de AIVD van 27 augustus 2002. Tijdens de behandeling op 23 december 2002 hebben zowel de raadsvrouwe van de verdachte als de Officier van Justitie hun standpunten toegelicht. De Raadkamer beperkte zich tot de vraag of er voldoende verdenkingen waren in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en of er ernstige bezwaren waren die de voorlopige hechtenis rechtvaardigden.
De Raadkamer oordeelde dat het ambtsbericht, hoewel anoniem, voldoende rechtvaardiging bood voor de verdenking tegen de verdachte. Het rapport was gedetailleerd en niet gebaseerd op een incidentele tip, wat de aanhouding en de daaropvolgende dwangmiddelen gerechtvaardigd maakte. De Raadkamer benadrukte dat de huidige stand van de wetenschap en rechtspraak het toelaat dat verdenkingen en dwangmiddelen zijn gebaseerd op anonieme tips en ambtelijke berichten uit het buitenland.
De raadsvrouwe voerde aan dat het ambtsbericht onvoldoende was om te spreken van voldoende verdenking, omdat er geen resultaten van een zelfstandig strafrechtelijk opsporingsonderzoek waren. De Raadkamer nam kennis van eerdere uitspraken in de zaak "Eik", waarin vier verdachten waren vrijgesproken, maar concludeerde dat de toetsing van het ambtsbericht door de landelijke Officier van Justitie adequaat was geweest. De Raadkamer wees het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af, omdat de verdachte niet kon profiteren van een vermeende onrechtmatigheid die betrekking had op een medeverdachte.