ECLI:NL:RBROT:2002:BH9917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juli 2002
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
TELEC 01/64-SIMO
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van een telecommunicatiedienst als openbaar

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of de door eiseres aangeboden telecommunicatiediensten als openbare telecommunicatiediensten kwalificeerden volgens de Telecommunicatiewet (Tw). Eiseres, een onderneming die communicatie-diensten en -producten aanbiedt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) dat haar registratie als aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst had beëindigd. De rechtbank onderzocht de feiten en de juridische context van de zaak, waarbij het belang van de definitie van een openbare telecommunicatiedienst werd benadrukt. De rechtbank oordeelde dat de diensten van eiseres wel degelijk als openbaar konden worden aangemerkt, omdat deze beschikbaar waren voor eenieder die gebruik wilde maken van het aanbod, ongeacht de specifieke voorwaarden die eiseres hanteerde. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de OPTA juist was en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. De uitspraak benadrukte dat de motivering van de OPTA, hoewel summier, voldoende was om de beslissing te onderbouwen. De rechtbank wees erop dat er geen bezwaar was gemaakt tegen het initiële besluit tot registratie, waardoor het verzoek van eiseres om terug te komen op dit besluit niet kon worden gehonoreerd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2002.

Uitspraak

RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: TELEC 01/64-SIMO
Uitspraak
in het geding tussen
V.o.f. A., gevestigd te [plaatsnaam], eiseres,
gemachtigde mr. Th.H.W. Juta, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,
en
de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, verweerder,
gemachtigde mr. E.J. Daalder, advocaat te Den Haag.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 30 november 2000 (kenmerk OPTA/JUZ/2000/203120) heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van verweerder van 10 juli 2000 (kenmerk OPTA/N&R/2000/201055).
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 8 januari 2001 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 23 maart 2001 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2002. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, met bijstand van [naam], vennoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.C. Pietermaat, kantoorgenoot van verweerders gemachtigde.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder e, van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw) wordt onder telecommunicatiedienst verstaan: dienst die geheel of gedeeltelijk bestaat in de overdracht of routering van signalen over een telecommunicatienetwerk.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Tw wordt onder openbare telecommunicatiedienst verstaan: telecommunicatiedienst die beschikbaar is voor het publiek.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Tw, voorzover hier van belang, is voor het aanbieden van een openbare telecommunicatiedienst een registratie door verweerder vereist.
In artikel 2.2, eerste lid, van de Tw is bepaald dat verweerder een registratie weigert – onder meer – indien de gevraagde registratie geen betrekking heeft op een openbare telecommunicatiedienst.
Ingevolge artikel 2.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Tw wordt een registratie beëindigd op verzoek van de geregistreerde.
Eiseres is een onderneming die, blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, als bedrijfsomschrijving heeft: “het importeren, exporteren en direct, met uitzondering van consumenten, bieden van communicatie-diensten en -produkten, consultancy werkzaamheden”. Zij is daartoe onder andere houdster van enkele 0800/090x-(informatie)nummers.
Naar aanleiding van een aanschrijving van verweerder waarbij eiseres is gewezen op de – mogelijke – registratieplicht, heeft eiseres een op 1 juli 1999 gedateerd registratieformulier aan verweerder gezonden.
Bij besluit van 29 juli 1999 heeft verweerder eiseres met ingang van eveneens 29 juli 1999 geregistreerd als aanbieder van een openbare telecommunicatiedienst. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 december 1999 heeft eiseres verweerder verzocht de registratie met terugwerkende kracht tot de datum van registratie te beëindigen.
Bij het besluit van 10 juli 2000 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, beslissende op het bezwaar van 15 augustus 2000 van eiseres tegen het besluit van 10 juli 2000, de registratie met ingang van 21 december 1999 – de datum van het verzoek – beëindigd. Daarbij heeft verweerder overwogen dat artikel 2.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Tw zodanig is geredigeerd dat in beginsel elk verzoek tot wijziging of beëindiging gehonoreerd dient te worden, ongeacht het feit dat degene die om beëindiging verzoekt op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Tw registratieplichtig is. Voorts heeft verweerder opgemerkt nog steeds van oordeel te zijn dat eiseres openbare telecommunicatiediensten aanbiedt en derhalve thans handelt in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Tw, hetgeen voor verweerder aanleiding zal zijn zich een oordeel te vormen omtent het gebruik maken van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen, nu verweerder weliswaar de registratie heeft beëindigd, maar niet – zoals door eiseres was verzocht – met terugwerkende kracht. Eiseres heeft, zakelijk weergegeven en voorzover thans nog van belang, het volgende aangevoerd. Eiseres afficheert zichzelf als aanbieder van adviezen en (tele)communicatiediensten. Na overleg en in overeenstemming met de individuele klant wordt vervolgens telkens een specifiek op die klant toegesneden dienst of pakket van diensten afgesproken en de prijs wordt bepaald. Aldus is geen sprake van het aanbieden van een openbare telecommunicatiedienst en doet zich feitelijk de situatie voor dat – telkens – sprake is van een gesloten gebruikersgroep. Dat eiseres haar diensten wel openbaar aanbiedt, is een andere kwestie. Het is immers niet zo dat klanten kunnen “intekenen” op een door eiseres (openbaar) aangeboden standaardpakket. Voorts berust, aldus eiseres, het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering, nu verweerder daarin slechts heeft overwogen dat hij “ook thans nog van oordeel is dat VZG openbare telecommunicatiediensten als bedoeld in artikel 2.1 TW, lid 1 aanbiedt”.
Met haar beroep beoogt eiseres te bereiken dat in rechte komt vast te staan dat zij niet registratieplichtig is, als gevolg waarvan tegen haar niet handhavend zal kunnen worden opgetreden en zij evenmin de voor een geregistreerde aanbieder geldende vergoedingen verschuldigd is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Tussen partijen is niet in geschil dat de door eiseres – ook in de periode van 29 juli 1999 tot en met 20 december 1999 – aangeboden dienst een telecommunicatiedienst in de zin van artikel 1.1, aanhef en onder e, van de Tw is. Het geschil spitst zich derhalve toe op de vraag of sprake is van een openbare telecommunicatiedienst.
In de memorie van toelichting bij artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Tw (vgl. PG TW, blz. 124-125) is onder meer vermeld:
“Het kenmerkende van dit begrip is het feit dat de betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Daarmee wordt bedoeld dat de betreffende dienst openbaar wordt aangeboden en beschikbaar is voor eenieder die van dat aanbod gebruik wil maken tegen de in het openbare aanbod vermelde condities. Het gaat er om dat door de condities die voor het aanbod gelden de kring van degenen die van het aanbod gebruik kunnen maken niet zodanig beperkt is dat niet van een openbaar aanbod gesproken kan worden. Dit betekent dat telecommunicatiediensten die uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep geen openbare telecommunicatiediensten zijn. Indien echter de aanbieder van telecommunicatiediensten deze op verzoek beschikbaar stelt aan alle gebruikers of groepen gebruikers die van het aanbod gebruik wensen te maken, dan kan gesproken worden van een openbaar aanbod.”
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat voor de beoordeling of sprake is van een openbare telecommunicatiedienst, bepalend is of eenieder van het aanbod van de aanbiedende onderneming gebruik kan maken. Niet is vereist dat sprake is van een standaardaanbod tegen een tevoren door de aanbieder vastgestelde prijs. Dat de aanbieder zich uitsluitend op de zakelijke markt of een of meer nichemarkten richt, is in dit kader niet relevant. Waar het om gaat is dat eenieder gebruik kan maken van de door de betrokken onderneming aangeboden telecommunicatiedienst. Daarvan is in het geval van de door eiseres aangeboden dienst(en) zonder meer sprake. Haar stelling dat het – telkens – om een gesloten gebruikersgroep gaat, kan dan ook niet worden aanvaard.
Hetgeen eiseres op dit punt verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Hieruit volgt dat verweerder in het bestreden besluit een juist standpunt heeft ingenomen.
Met betrekking tot de motivering van het bestreden besluit op dit punt overweegt de rechtbank dat deze weliswaar als summier kan worden aangemerkt, maar dat daarin geen grond is gelegen om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd komt met artikel 7:12, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Daar komt bij dat verweerder in het besluit van 10 juli 2000 al op toereikende wijze uiteen heeft gezet dat en waarom in het geval van eiseres sprake is van een openbare telecommunicatiedienst.
Nu ook overigens – en binnen de grenzen van artikel 8:69, eerste en tweede lid, van de Awb – niet is gebleken van strijd met enige geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen rechtsbeginsel, kan het bestreden besluit in rechte standhouden en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank laat daar dat, gegeven het feit dat geen bezwaar is gemaakt tegen het initiële besluit tot registratie, het verzoek van eiseres om de registratie – ook – met terugwerkende kracht te beëindigen moet worden aangemerkt als een verzoek om terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van drs. M.C. Dubbeldam als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende – waaronder in elk geval eiseres wordt begrepen – en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.