ECLI:NL:RBROT:2003:AI0302
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Flint-van Noort
- mr. Verbeek
- mr. Heevel
- Rechtspraak.nl
Partiële nietigheid van de dagvaarding in een hasjiesj-invoeraangifte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2003, is de verdachte aangeklaagd voor de 'gewone invoer' van een hoeveelheid hasjiesj, alsook voor de invoer zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging innerlijk tegenstrijdig is door het gebruik van de zinsnede 'en/of', wat leidt tot twee elkaar uitsluitende delictomschrijvingen. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat de tenlastelegging partieel nietig verklaard dient te worden. De rechtbank interpreteert de tenlastelegging als primair gericht op de gewone invoer en subsidiair op de invoer volgens de Opiumwet.
De officier van justitie heeft in deze zaak een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft echter betoogd dat het onderzoek onrechtmatig is geweest, omdat er bij aanvang geen redelijk vermoeden van schuld bestond. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging overwogen en geconcludeerd dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van schuld rechtvaardigden, waardoor de opsporingsbevoegdheden rechtmatig waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een deel nietig verklaard, maar voor het overige geldig verklaard. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2003.