ECLI:NL:RBROT:2003:AO1584
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.F.C. Francken
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van reparatie van een wastafel in huurwoning
In deze zaak heeft eiser, wonende in een huurwoning, bijzondere bijstand aangevraagd voor zijn bijdrage aan de kosten van de reparatie van een wastafel die door slijtage was afgebroken. De verhuurder en eiser waren in een geschil verwikkeld over de oorzaak van de schade, waarbij de verhuurder stelde dat de schade het gevolg was van abnormaal gebruik door eiser. Een klachtencommissie oordeelde dat beide partijen de kosten moesten delen, waarna eiser een bedrag van ƒ 50,- heeft bijgedragen aan de reparatie. Eiser heeft vervolgens bijzondere bijstand aangevraagd voor deze kosten, maar zijn aanvraag werd afgewezen door verweerder, die stelde dat eiser een beroep kon doen op een krediet van de Gemeentelijke Kredietbank.
Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvoerde dat hij vanwege een schuldsituatie geen gebruik kon maken van het krediet. De afwijzing werd later gemotiveerd met de stelling dat de kosten van de reparatie tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dus niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kosten van de reparatie in principe voor rekening van de verhuurder komen op basis van de huurovereenkomst. Eiser had de kosten onverschuldigd betaald, en zelfs als hij schuld had aan de schade, zouden deze kosten onder civielrechtelijke aansprakelijkheid vallen.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van noodzakelijke kosten van het bestaan en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was. Eiser had voldoende gelegenheid gekregen om zijn grieven naar voren te brengen, en de rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond moest worden verklaard. De rechtbank merkte op dat de redelijke termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was overschreden, maar dit was geen reden voor vernietiging van het besluit. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F.C. Francken, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Loman als griffier, op 23 december 2003.