ECLI:NL:RBROT:2004:AR5918

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/2453
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbekendmaking van besluiten in het bestuursrecht en de gevolgen voor de bezwaartermijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Bouman, en de Minister van Justitie. De zaak betreft de beëindiging van subsidie in de leefgelden en bijkomende kosten voor eiseres, die door de Minister van Justitie op 7 februari 2003 was aangekondigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde het bezwaar op 26 juli 2004 niet-ontvankelijk. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een besluit pas in werking treedt na bekendmaking. In dit geval is vastgesteld dat het besluit van de Minister niet rechtstreeks aan eiseres is bekendgemaakt, maar alleen aan de Stichting NIDOS, die eiseres vervolgens informeerde. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een geldige bekendmaking, waardoor de bezwaartermijn niet is aangevangen. Dit betekent dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar door de Minister onterecht was.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Minister opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar. Tevens is de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 322, en is de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon voor de vergoeding van het griffierecht van € 136. De uitspraak benadrukt het belang van correcte bekendmaking van besluiten in het bestuursrecht en de gevolgen daarvan voor de rechtsbescherming van betrokkenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
sector bestuursrecht, enkelvoudig
UITSPRAAK
Reg.nr. : AWB 04/2453
Inzake : [eiseres], eiseres,
gemachtigde, mr. P. Bouman, advocaat te Helmond,
tegen : de Minister van Justitie, verweerder.
I. PROCESVERLOOP
1. Bij brief van 7 februari 2003 heeft verweerder het bestuur van de Stichting NIDOS bericht dat de subsidie in de leefgelden en bijkomende kosten ten behoeve van eiseres met ingang van 1 maart 2003 zullen worden beëindigd. Bij brief van 18 februari 2003 heeft de directie van de Stichting NIDOS eiseres geïnformeerd omtrent het besluit van verweerder van 7 februari 2003. Eiseres heeft op 24 februari 2004 bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 7 februari 2003. Verweerder heeft op 26 juli 2004 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2. Op 11 augustus 2004, aangevuld op 2 september 2004, heeft eiseres hiertegen bij de rechtbank beroep ingesteld.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De rechtbank acht in dit geval termen aanwezig toepassing te geven aan deze bepaling. Zij overweegt daartoe het volgende.
3. Ingevolge artikel 3:40 gelezen in samenhang met artikel 3:41, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt. De bekendmaking geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder het besluit heeft toegezonden aan het bestuur van de Stichting NIDOS. Dat heeft op haar beurt schriftelijk mededeling aan eiseres gedaan van de inhoud van het besluit. Het besluit van verweerder van 7 februari 2003 is evenwel nimmer aan eiseres toegezonden of uitgereikt. Evenmin is gebleken dat het besluit is bekendgemaakt aan de gemachtigde, daargelaten de vraag of de gemachtigde van eiseres door haar voor de behartiging van haar belangen inzake opvang en leefgeld was aangewezen. Niet is gebleken dat bekendmaking door toezending of uitreiking onmogelijk is.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake van bekendmaking van het besluit in de zin van artikel 3:41, eerste lid van de Awb, zodat het besluit ingevolge artikel 3:40 van de Awb nimmer in werking is getreden.
6. Gelet hierop is de bezwaartermijn ingevolge artikel 6:8, eerste lid van de Awb nimmer aangevangen. Van een te laat ingediend bezwaarschrift is derhalve geen sprake. Nu het besluit ten tijde van de indiening van het bezwaarschrift wel reeds tot stand was gekomen, blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens voortijdige indiening van het bezwaar op grond van het bepaalde in artikel 6:10, eerste lid onder a van de Awb achterwege. Het bezwaar is gelet op het voorgaande ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder gelet op rechtsoverweging 5 gehouden is de subsidie in de leefgelden en bijkomende kosten ten behoeve van eiseres vanaf 1 maart 2003 te betalen totdat het besluit van 7 februari 2003 is bekendgemaakt.
8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank sluit het onderzoek en beslist zoals hieronder is aangegeven.
9. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322 (1 punt voor het beroepschrift met een waarde per punt van € 322 en wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. vernietigt het bestreden besluit van 26 juli 2004;
3. bepaalt dat verweerder binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beslissing neemt op het bezwaar;
4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres dient te vergoeden;
5. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 136.
Aldus gedaan door mr. E.M.M. Engbers, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2004, in tegenwoordigheid van mr. J. van Dort, griffier.
de griffier, de rechter,
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
afschrift verzonden op: