ECLI:NL:RBROT:2004:AR6172
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- P. van Zwieten
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake hygiënecode voor de horeca
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2004 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een geschil over de goedkeuring van een hygiënecode voor de horeca. Verzoekers, waaronder het Bedrijfschap Horeca en Catering en Vof Snacksalon en Partyservice “De Schelp”, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, dat de goedkeuring van een eerdere hygiënecode introk en een nieuwe hygiënecode goedkeurde. De verzoekers stelden dat de nieuwe hygiënecode niet voldeed aan de eisen van de Europese Richtlijn inzake levensmiddelenhygiëne en dat de inwerkingtreding van het besluit hen financieel zou benadelen.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechter oordeelde dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit voorlopig moest worden beoordeeld, maar dat dit oordeel niet bindend was voor de uiteindelijke beslissing in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigde. De verzoekers hadden vooral financiële belangen aangevoerd, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit op zichzelf niet voldoende was om te spreken van spoedeisend belang.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en de voorzieningenrechter gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om de implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetgeving.