Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
[Belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 21 maart 2003 heeft verweerder de uitkering die eerder op grond van de Algemene bijstandswet (hierna: Abw) aan eiseres was toegekend, met ingang van 1 december 2002 beëindigd. Voorts heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat de bijstand ten bedrage van € 5.322,79, die over de periode van 1 april 2002 tot en met 3 september 2002 ten onrechte aan haar is verleend, wordt teruggevorderd op grond van artikel 81, eerste lid, van de Abw.
Bij brief van 23 april 2003 heeft eiseres tegen dit besluit, voorzover het de terugvordering betreft, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 januari 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank op 19 februari 2004, beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 7 mei 2004 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 augustus 2004 heeft eiseres nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2004. Eiseres is met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J. G. van Langen.
Op grond van de in de Invoeringswet Werk en bijstand opgenomen overgangsbepalingen moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Abw zoals die golden ten tijde van de datum waarop het bestreden besluit ziet.
Op grond van artikel 65, eerste lid, van de Abw moet de belanghebbende - voor zover hier van belang - aan burgemeester en wethouders onverwijld uit eigen beweging mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht van bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald.
Ingevolge artikel 69, derde lid, aanhef en onder a, van de Abw dient een besluit tot toekenning van bijstand met terugwerkende kracht te worden herzien of ingetrokken indien het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 65, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Ingevolge artikel 81 van de Abw, voor zover hier van belang, moet de bijstand die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 69, derde lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, van de belanghebbende worden teruggevorderd.
De rechtbank heeft bij de gedingstukken geen herzieningsbesluit als bedoeld in artikel 69 derde lid, aanhef en onder a, van de Abw aangetroffen. Uit het besluit van 21 maart 2003 blijkt ook niet dat verweerder een dergelijk besluit heeft genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd te kennen gegeven dat, voor zover hem bekend, geen herzieningsbesluit is genomen.
Gelet op het bovenstaande moet het er voor worden gehouden dat verweerder, alvorens een besluit inzake de terugvordering te nemen, geen herzieningsbesluit heeft genomen. Het beroep dient reeds om die reden gegrond te worden verklaard. Aan een bespreking van de door eiseres aangevoerde gronden komt de rechtbank niet meer toe.
Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien op de hieronder genoemde wijze.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het bovenstaande niet betekent dat verweerder geen (hernieuwd) terugvorderingsbesluit meer kan nemen. Verweerder zou daartoe echter eerst een herzieningsbesluit moeten nemen. In dit verband geeft de rechtbank, gelet op hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, verweerder nadrukkelijk in overweging om te bezien of in de omstandigheden van het geval dringende redenen zijn gelegen op grond waarvan hij kan beslissen om geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien.
De rechtbank is niet gebleken van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben.
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat het besluit van verweerder van 21 maart 2003 wordt herroepen,
bepaalt dat de gemeente Maassluis aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 31,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Havik.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. A.J.J. van der Vlist als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 september 2004.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen -en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.