ECLI:NL:RBROT:2004:AR6221

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
NABW 04/467
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van terugvordering bijstandsuitkering op basis van de Algemene bijstandswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 21 maart 2003, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Algemene bijstandswet (Abw) met ingang van 1 december 2002 was beëindigd. Tevens werd haar medegedeeld dat een bedrag van € 5.322,79, dat ten onrechte was verleend over de periode van 1 april 2002 tot en met 3 september 2002, zou worden teruggevorderd. De eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 12 januari 2004. Hierop heeft de eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 30 augustus 2004 de zitting heeft gehouden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen herzieningsbesluit was genomen door verweerder, wat noodzakelijk is voor de terugvordering van de bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat het geschil moest worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Abw zoals die golden ten tijde van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat het ontbreken van een herzieningsbesluit een grond vormt om het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien, wat betekent dat het besluit van verweerder van 21 maart 2003 werd herroepen.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verweerder de mogelijkheid heeft om een nieuw terugvorderingsbesluit te nemen, mits er eerst een herzieningsbesluit wordt genomen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen kosten zijn vastgesteld die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK TE ROTTERDAM
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: NABW 04/467-HA1
Uitspraak
in het geding tussen
[Belanghebbende], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, verweerder.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Bij besluit van 21 maart 2003 heeft verweerder de uitkering die eerder op grond van de Algemene bijstandswet (hierna: Abw) aan eiseres was toegekend, met ingang van 1 december 2002 beëindigd. Voorts heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat de bijstand ten bedrage van € 5.322,79, die over de periode van 1 april 2002 tot en met 3 september 2002 ten onrechte aan haar is verleend, wordt teruggevorderd op grond van artikel 81, eerste lid, van de Abw.
Bij brief van 23 april 2003 heeft eiseres tegen dit besluit, voorzover het de terugvordering betreft, bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 12 januari 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank op 19 februari 2004, beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 7 mei 2004 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 augustus 2004 heeft eiseres nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2004. Eiseres is met kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J. G. van Langen.
2. Overwegingen
Op grond van de in de Invoeringswet Werk en bijstand opgenomen overgangsbepalingen moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Abw zoals die golden ten tijde van de datum waarop het bestreden besluit ziet.
Op grond van artikel 65, eerste lid, van de Abw moet de belanghebbende - voor zover hier van belang - aan burgemeester en wethouders onverwijld uit eigen beweging mededeling doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht van bijstand, het geldend maken van het recht op bijstand, de hoogte of de duur van de bijstand, of op het bedrag van de bijstand dat aan hem wordt betaald.
Ingevolge artikel 69, derde lid, aanhef en onder a, van de Abw dient een besluit tot toekenning van bijstand met terugwerkende kracht te worden herzien of ingetrokken indien het niet nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 65, eerste lid, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Ingevolge artikel 81 van de Abw, voor zover hier van belang, moet de bijstand die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 69, derde lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, van de belanghebbende worden teruggevorderd.
De rechtbank heeft bij de gedingstukken geen herzieningsbesluit als bedoeld in artikel 69 derde lid, aanhef en onder a, van de Abw aangetroffen. Uit het besluit van 21 maart 2003 blijkt ook niet dat verweerder een dergelijk besluit heeft genomen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd te kennen gegeven dat, voor zover hem bekend, geen herzieningsbesluit is genomen.
Gelet op het bovenstaande moet het er voor worden gehouden dat verweerder, alvorens een besluit inzake de terugvordering te nemen, geen herzieningsbesluit heeft genomen. Het beroep dient reeds om die reden gegrond te worden verklaard. Aan een bespreking van de door eiseres aangevoerde gronden komt de rechtbank niet meer toe.
Het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien op de hieronder genoemde wijze.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het bovenstaande niet betekent dat verweerder geen (hernieuwd) terugvorderingsbesluit meer kan nemen. Verweerder zou daartoe echter eerst een herzieningsbesluit moeten nemen. In dit verband geeft de rechtbank, gelet op hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd, verweerder nadrukkelijk in overweging om te bezien of in de omstandigheden van het geval dringende redenen zijn gelegen op grond waarvan hij kan beslissen om geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien.
De rechtbank is niet gebleken van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt het bestreden besluit,
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat het besluit van verweerder van 21 maart 2003 wordt herroepen,
bepaalt dat de gemeente Maassluis aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 31,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Havik.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. A.J.J. van der Vlist als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 september 2004.
De griffier: De rechter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen -en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.