ECLI:NL:RBROT:2004:AT9848
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Gerlings - Döhrn, voorzitter, tevens kinderrechter
- Van de Water
- De Winkel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van groepsverkrachting met ontvankelijkheidsverweer
In de zaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van groepsverkrachting, heeft de rechtbank Rotterdam op 17 december 2004 uitspraak gedaan. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. Vreugdenhil, had gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een jeugddetentie van 274 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. De rechtbank hanteerde bij de beoordeling van de verweren het uitgangspunt dat ernstige schendingen van de procesorde kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De rechtbank oordeelde dat de bekentenis van de verdachte en de verklaringen van medeverdachten onvoldoende overtuigend waren, vooral omdat deze onder druk waren afgelegd en later waren ingetrokken. De rechtbank concludeerde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte als medepleger van de ten laste gelegde feiten kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging, maar sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen waren. De beslissing werd genomen na een onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 7 december 2004.