ECLI:NL:RBROT:2004:AT9858

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10/031229-04
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Pauw Gerlings - Döhrn
  • A. van de Water
  • J. de Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsverkrachting in kelderbox met gemotiveerde vrijspraak

In de zaak met parketnummer 10/031229-04 heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van groepsverkrachting. De officier van justitie, mr. Vreugdenhil, eiste een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bekentenis van de verdachte en de verklaringen van medeverdachten niet overtuigend zijn. De rechtbank concludeert dat de bekentenis onder druk is afgelegd en dat er bij de verhoormethode risico's zijn voor jeugdigen met beperkte intelligentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster de verdachte niet heeft herkend en dat er geen wettige en overtuigende bewijzen zijn dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de jongste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer van de berechte zaak: 10/031229-04
Datum uitspraak: 17 december 2004
Tegenspraak
VONNIS
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [datum] te Rotterdam,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres
[adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek met gesloten deuren op de terechtzitting van 3 december 2004.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld is in de inleidende dagvaarding onder parketnummer 10/031229-04. Van deze dagvaarding is een kopie in dit vonnis gevoegd (bladzijden genummerd I-IV).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie, mr. Vreugdenhil, heeft gerekwireerd - zakelijk weergegeven -:
- de bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
- de veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde, dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
NIET BEWEZEN
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank voert hiertoe het volgende aan.
Aangeefster heeft expliciet de namen genoemd van de jongens die actief betrokken zijn geweest bij de aanranding, de verkrachting en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De naam van verdachte is daarbij niet genoemd. Aangeefster heeft ook de door de politie getoonde foto van verdachte niet herkend. Aangeefster heeft wel aangegeven dat er sprake was van vier voor haar onbekende jongens die hebben toegekeken. Verdachte is mogelijk een van deze jongens. Aangeefster is consistent in haar verklaringen welke verdachten actief betrokken zijn geweest.
De bekentenis van verdachte bij de politie acht de rechtbank onvoldoende overtuigend. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van medeverdachten die verdachte als medepleger hebben genoemd.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben immers hun bekennende verklaringen ingetrokken. De rechtbank acht het verder aannemelijk dat de bekennende verklaring onder druk is afgelegd. Weliswaar is de rechtbank, anders dan door verdachte aangevoerd, van oordeel dat er door de verhorende verbalisanten geen ontoelaatbare druk is uitgeoefend.
Echter, bij de gehanteerde verhoormethode geldt naar het oordeel van de rechtbank dat bij een jeugdige met beperkte intelligentie er risico bestaat dat de verdachte louter en alleen bekent om op korte termijn verlost te zijn van de verhoordruk.
In aanmerking nemende dit risico, alsmede het feit dat ook de medeverdachten die de naam van verdachte hebben genoemd hun bekentenis hebben ingetrokken, is de rechtbank van oordeel dat de bekennende verklaringen geen overtuigd bewijsmiddel vormen.
Ook overigens zijn er geen wettige en overtuigende bewijzen dat de rol van verdachte zodanig is geweest dat hij kan worden aangemerkt als medepleger van de ten laste gelegde verkrachting, aanranding of wederrechtelijke vrijheidsberoving.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. De Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. Van de Water en De Winkel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Elbers - van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2004.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.