ECLI:NL:RBROT:2005:AS9452

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
232771/KG ZA 05-85
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.P.G. Poell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van dierenartsen om gegevens van hondenbezitters te verstrekken aan de gemeente voor hondenbelasting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 maart 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Directeur Gemeentebelastingen Rotterdam en een dierenarts, aangeduid als [verweerder]. De Gemeentebelastingen vorderde dat de dierenarts verplicht zou worden om de naam- en adresgegevens van hondenbezitters te verstrekken, teneinde de heffing en invordering van hondenbelasting te kunnen controleren. De Gemeentebelastingen stelde dat veel hondenbezitters geen aangifte deden, wat leidde tot belastingontduiking en een tekort aan belastinginkomsten. De dierenarts verweerde zich door te stellen dat hij niet verplicht was om deze gegevens te verstrekken, en dat dit in strijd zou zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens en de vertrouwensrelatie met zijn cliënten zou ondermijnen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeentebelastingen op basis van artikel 246a van de Gemeentewet en het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing bevoegd was om deze informatie te vorderen. De rechter concludeerde dat de belangen van de Gemeentebelastingen zwaarder wogen dan de bezwaren van de dierenarts. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verstrekken van de gegevens niet zou leiden tot een verminderde veterinaire zorg of welzijn van de honden, en dat er geen bewijs was dat hondenbezitters hun dierenarts zouden vermijden uit angst voor belastingheffing.

De rechter veroordeelde de dierenarts om binnen dertig dagen de gevraagde gegevens te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 25.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de bevoegdheid van gemeenten om informatie te vorderen voor belastingheffing en de afweging van belangen tussen belastinginning en beroepsethiek.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 232771/KG ZA 05-85
Uitspraak: 8 maart 2005
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de Directeur Gemeentebelastingen Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
eiser,
procureur mr. M.H. de Lange,
- tegen -
[VERWEERDER],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
vrijwillig verschenen,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. R.P.F. van der Mark.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Gemeentebelasting” respectievelijk [verweerder].
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- niet uitgebrachte dagvaarding;
- pleitnotities en producties van mr. De Lange;
- pleitnotities en producties van mr. Van der Mark.
Partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 17 februari 2005.
2. Het geschil
2.1
Gemeentebelasting heeft bij brief van 30 augustus 2004 aan (onder meer) de dierenartsen in Rotterdam (waaronder [verweerder]) een brief gestuurd met (onder meer) de volgende inhoud:
Via deze brief vraagt Gemeentebelastingen Rotterdam uw medewerking bij het verstrekken van informatie voor het heffen en innen van hondenbelasting in Rotterdam. Uit controles op hondenbezit, die Gemeentebelastingen regelmatig uitvoert, blijkt dat veel hondenbezitters geen aangifte doen van hun hond. Gemeentebelastingen zal strenger optreden tegen deze hondenbezitters. Naar aanleiding van de controles worden alsnog aanslagen opgelegd vermeerderd met een boete. Om de aangifte hondenbelasting gericht te controleren, vraag Gemeentebelastingen van u de naam- en adresgegevens van uw klanten die in het bezit zijn van een hond en woonachtig zijn binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam, inclusief Hoogvliet, Pernis, Heijplaat, Hoek van Holland en Kralingse Veer. Vanzelfsprekend worden deze gegevens met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behandeld.
2.2
Stellende dat [verweerder] weigert om de verzochte informatie te verstrekken, vordert Gemeentebelasting de veroordeling van [verweerder] daartoe. Gemeentebelasting legt aan deze vordering, voorzover van belang, de volgende, zakelijk weergegeven stellingen ten grondslag.
2.2.1
De bevoegdheid van Gemeentebelasting om van dierenartsen medewerking te vragen bij het aanleveren van informatie is gebaseerd op artikel 246 van de Gemeentewet en op (de Nota van toelichting op) het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing.
2.2.2
Tweede Kamerleden hebben in het vergaderingsjaar 2004-2005 aan de regering expliciet de vraag gesteld of een gemeentelijke belastingdienst dierenartsen mag verplichten informatie uit hun patiëntendossiers te verschaffen. Die vraag is door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties positief beantwoord.
2.3
[verweerder] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. [verweerder] heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
2.3.1
[verweerder] is niet tot informatie verplicht. In artikel 1 sub c van het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing is bepaald wie tot het verstrekken van informatie verplicht zijn: een kynologenvereniging alsmede diegene die zich hoofdzakelijk bezig houdt met de verzorging of diergeneeskundige behandeling of opvang van honden. Dit wordt toegelicht in de toelichting bij artikel 4 van het Besluit. Een dierenarts wordt in het Besluit noch in de toelichting genoemd. Bovendien, dierenartsen houden zich niet hoofdzakelijk bezig met honden.
2.3.2
Bij wetgeving die gevolgen heeft voor een bepaalde beroepsgroep is het gebruikelijk dat, alvorens tot wetgeving wordt overgegaan, de representatieve beroepsorganisatie wordt geraadpleegd.
Uit de overgelegde verklaring van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde van 20 januari 2005 blijkt dat dit in het onderhavige geval niet is gebeurd. Dit wijst er op, dat dierenartsen niet onder de werking van het Besluit vallen.
2.3.3
Antwoorden van een Minister op kamervragen zijn niet op enig rechtsgevolg gericht en voor de interpretatie van wetgeving niet relevant.
2.3.4
De administratie van een dierenartsenpraktijk valt onder de Wet bescherming persoonsgegevens. Dit betekent dat het [verweerder] zelfs verboden is om de gevraagde gegevens te verstrekken. Ook artikel 23 van de Code voor de Dierenarts verbiedt de dierenarts om patiënt- en cliëntgebonden gegevens prijs te geven.
2.3.5
Zelfs al moet worden aangenomen dat Gemeentebelasting bevoegd is om [verweerder] te verplichten gegevens te verstrekken, dan nog wil dat niet zeggen dat Gemeentebelasting van die bevoegdheid gebruik mag maken. Er is sprake van misbruik van bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 3:13 lid 2 en 3:14 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien moet de uitoefening van de bevoegdheid van Gemeentebelasting getoetst worden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Toetsing aan deze regels levert op dat er onevenredigheid bestaat tussen enerzijds het belang dat met de uitoefening van de bevoegdheid is gediend en anderzijds algemene belangen (van dierenartsen) en (dus ook) persoonlijke belangen van [verweerder].
2.3.5.1
Het verzoek van Gemeentebelastingen botst met het algemeen belang van een goede veterinaire zorg en in het verlengde daarvan het welzijn van honden. Het welzijn van honden loopt gevaar indien dierenartsen verplicht kunnen worden om de gevraagde informatie te verstrekken. Mogelijk gaan eigenaars dan niet meer naar een dierenarts. Het mag niet zo zijn dat een burger besluit om, uit angst dat zijn gegevens aan de belastingdienst worden doorgegeven, zijn hond de noodzakelijke verzorging door de dierenarts onthoudt.
2.3.5.2
Inwilliging van het verzoek betekent dat dierenartsen in Rotterdam ongelijk worden behandeld ten opzichte van collega’s in omliggende gemeenten.
De consequentie is bovendien dat eigenaars van honden mogelijk niet meer naar een dierenarts gaan die gegevens verstrekt maar naar een dierenarts die zulks niet hoeft te doen.
2.3.5.3
De vertrouwensrelatie tussen de dierenarts en zijn cliënt wordt ondermijnd indien de dierenarts patiënt- en cliëntgebonden gegevens moet prijsgeven.
Eén en ander is ook slecht voor het imago van de dierenarts. Het overgelegde artikel in De Telegraaf waarin staat dat de dierenarts gaat helpen belasting te innen, is daar een voorbeeld van.
2.4
Voorzover nodig zal op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd bij de verdere beoordeling worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1
Artikel 226 van de Gemeentewet biedt een gemeente de mogelijkheid om van de houder van een hond hondenbelasting te heffen. De gemeente Rotterdam maakt van die mogelijkheid gebruik.
3.2
Het verzoek van Gemeentebelastingen aan [verweerder] om informatie te verstrekken voor het heffen en innen van hondenbelasting in Rotterdam is gebaseerd op artikel 246a van de Gemeentewet (op grond waarvan, kort gezegd,
met betrekking tot gemeentelijke belastingen nadere regels kunnen worden gesteld) en op het Besluit van 27 juni 1995, houdende regels inzake de verstrekking van gegevens ten behoeve van gemeentelijke belastingheffing, Stb. 1995,346 (hierna: het Besluit). Het doel van het verkrijgen van informatie is om de aangifte hondenbelasting gericht te kunnen controleren.
3.3
Blijkens artikel 1 eerste lid en onderdeel c van het Besluit wordt onder informatieplichtige verstaan:
degene die in het bezit is van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers waarvan de raadpleging, onderscheidenlijk de gegevens- en inlichtingenverstrekking van belang kunnen zijn voor de vaststelling van feiten die van invloed kunnen zijn op de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen, dan wel degene die van deze feiten kennis draagt,
met dien verstande dat
voor de belasting, bedoeld in artikel 226 van de Gemeentewet slechts hieronder wordt begrepen: een kynologenvereniging, alsmede degene die zich hoofdzakelijk bezighoudt met de verzorging of diergeneeskundige behandeling of opvang van honden.
Blijkens artikel 4 is de hiervoor bedoelde informatieplichtige, die kennis heeft van, dan wel de beschikking heeft over naam- adres- en woonplaatsgegevens van personen wier hond is geregistreerd, verzorgd, behandeld of opgevangen, gehouden desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders deze gegevens en inlichtingen te verstrekken.
3.4
Het mag zo zijn, zoals [verweerder] stelt (2.3.1) dat een dierenarts in genoemde artikelen noch in de toelichting op artikel 4 van het Besluit als zodanig of in die hoedanigheid wordt genoemd, maar naar voorlopig oordeel is het vanzelfsprekend dat ook dierenartsen onder de werkingssfeer van bedoelde artikelen vallen. De dierenarts is immers bij uitstek degene die zich beroepsmatig en hoofdzakelijk bezighoudt met de diergeneeskundige behandeling. Of een dierenarts minder honden dan bijvoorbeeld katten, cavia’s of hamsters behandelt acht de voorzieningenrechter in dit verband van ondergeschikt belang.
Bovendien, indien aan “hoofdzakelijk” de betekenis zou moeten worden toegekend welke [verweerder] daaraan geeft, dan betekent dit dat ook de (in bedoelde toelichting wel met name genoemde) dierenasiels hun medewerking niet zouden hoeven verlenen (immers moet worden aangenomen dat ook een dierenasiel niet hoofdzakelijk honden te logeren heeft) en dat kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest. Dit klemt temeer nu in de toelichting op artikel 4 wordt gesproken over dierenasiels en dierenpensions en de wetgever zich dus kennelijk niet heeft willen beperken tot hondenasiels of hondenpensions (zo die al bestaan).
3.5
Nu aan Gemeentebelasting een wettelijk instrumentarium is gegeven om hondenbelasting te heffen en te innen en derden te verplichten informatie te verschaffen om de belastingplichtige te traceren en/of te controleren, valt reeds daarom niet in te zien dat Gemeentebelasting misbruik maakt van haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 BW. Bovendien gaat het hier om een door de overheid opgelegde maatregel die geen strijd oplevert met art. 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens.
3.6
Evenmin is sprake van strijd met artikel 3:14 BW. Het gaat in de onderhavige zaak immers om gebruikmaking door de Gemeente van een publiekrechtelijke bevoegdheid en daarvoor is genoemde wetsbepaling niet geschreven.
3.7
Gelet op het hiervoor onder 2.3.5 en volgende gevoerde verweer dient vervolgens beoordeeld te worden of een belangenafweging niettemin tot een ander oordeel leidt. In het kader van deze belangenafweging staat voorop dat Gemeentebelasting, zoals gezegd, recht heeft op de verzochte informatie en dat dit slechts bij een duidelijke wanverhouding in de betrokken belangen anders zou kunnen zijn.
3.8
Gemeentebelasting heeft aangegeven dat de doeltreffendheid van de heffing en invordering van hondenbelasting in belangrijke mate samenhangt met de mogelijkheden die Gemeentebelasting heeft om de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de houder van de hond te traceren. Volgens Gemeentebelasting (maar dat blijkt ook uit de (Nota van) toelichting op artikel 4 van het Besluit) blijken de bestaande opsporingsmogelijkheden in de praktijk verre van optimaal te zijn. Ze zijn eenvoudig te omzeilen, arbeidsintensief en dus kostbaar, aldus Gemeentebelasting.
Gemeentebelasting heeft daarnaast onweersproken gesteld dat een groot aantal houders van honden hiervan geen aangifte doet, dus ook geen belasting betaalt en dat Gemeentebelasting door deze belastingontduiking aanzienlijke belastinginkomsten wordt onthouden.
3.9
Tegenover dit reële belang van Gemeentebelasting heeft [verweerder] de door hem gestelde onevenredig grote benadeling onvoldoende aannemelijk weten te maken.
De voorzieningenrechter vermag niet in te zien dat het moeten verstrekken van informatie gepaard zal gaan met een verminderde veterinaire zorg en in het verlengde daarvan met een verminderde welzijn van honden. Er zijn ook geen aanwijzingen dat cliënten van [verweerder] (of van andere dierenartsen) hun hond noodzakelijke geneeskundige zorg zullen onthouden.
Dat (de grote groep) hondenbezitters de dierenarts als verlengstuk van de belastingdienst zullen gaan zien en dat dit slecht is voor het imago van de dierenarts valt evenmin in te zien. Met name valt niet in te zien waarom de hondenbezitter die wel belasting betaalt en op dit punt dus kennelijk niets te verbergen heeft, bezwaar zou hebben, en evenmin dat één en ander het imago van de dierenarts zal schaden. Het gaat immers niet om één of meer bepaalde dierenartsen in (het gebied) Rotterdam maar om alle hier gevestigde dierenartsen.
Het mag zo zijn dat het selecteren van gegevens van alleen hondenbezitters uit de patiëntenadministratie voor [verweerder] kosten met zich meebrengt, maar niet gesteld kan worden dat Gemeentebelasting – door aan het belang dat zij met haar besluit beoogde te dienen een zwaarder gewicht toe te kennen dan dit belang van [verweerder] – daarbij ten opzichte van hem onevenredig heeft gehandeld of in redelijkheid niet tot het onderhavige besluit kon komen.
3.1
Nu bovendien niet is gebleken dat Gemeentebelasting in strijd met enig ander beginsel van behoorlijk bestuur heeft gehandeld, leiden deze overwegingen tot de slotsom, dat de vordering van Gemeentebelasting toewijsbaar is, zij het in voege als in het dictum te bepalen.
3.11
Gemeentebelasting heeft afgezien van een proceskostenveroordeling. Die kosten zullen dan ook gecompenseerd worden.
- De beslissing
De voorzieningenrechter,
veroordeelt [verweerder] om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis de door Gemeentebelasting verzochte gegevens te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat hij niet daaraan voldoet, zulks met een maximum van € 25.000,-;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.G. Poell, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.M. Rijppaert, griffier.
220/343