ECLI:NL:RBROT:2005:AT7390
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. van Klaveren
- M. de Vreede
- A. Trotman
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vragen inzake de uitleg van de EG-verordening nr. 259/93 betreffende toezicht op de overbrenging van afvalstoffen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2005 een tussenvonnis gewezen naar aanleiding van een strafzaak tegen een verdachte rechtspersoon, die betrokken was bij de overbrenging van afvalstoffen. De rechtbank heeft drie prejudiciële vragen geformuleerd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitleg van de EG-verordening nr. 259/93, die betrekking heeft op de controle van de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. De vragen zijn gericht op de classificatie van kabelrestanten als elektronische restanten onder de groene lijst van afvalstoffen, de mogelijkheid van het vervoer van een combinatie van stoffen die niet expliciet op de groene lijst staan, en de noodzaak van gescheiden aanbieding of vervoer van deze afvalstoffen.
De zaak betreft een transport van restanten elektrokabel, dat vanuit Spanje via Nederland naar China werd verzonden. Het Openbaar Ministerie (OM) stelde dat de kabelrestanten niet onder de groene lijst vielen, omdat het geen huishoudelijke draden betrof, maar kabels met een grote diameter. De verdediging betoogde dat de samenstelling van de kabels bepalend zou moeten zijn voor de classificatie en dat in andere EU-landen een andere interpretatie wordt gehanteerd.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende duidelijkheid is over de interpretatie van de relevante regelgeving en dat het noodzakelijk is om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie te stellen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de zaak aangehouden, in afwachting van de antwoorden op de gestelde vragen. Dit vonnis is gewezen na het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2005, waarbij de rechtbank de verschillende standpunten van het OM en de verdediging heeft overwogen.