ECLI:NL:RBROT:2005:AT7776
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Rutten
- A. van der Ven
- M. van der Bijl-de Jong
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot rip-deal na onvoldoende bewijs van wetenschap en rol van verdachte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2005, stond de verdachte terecht op beschuldiging van poging tot rip-deal. De officier van justitie, mr. Van der Heem, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De medeverdachten hadden belastende verklaringen afgelegd, maar de rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het plan om een rip-deal te plegen. Het feit dat de verdachte aanwezig was in de woning en een wapen had gezien, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De rechtbank benadrukte dat er geen sprake was van een begin van uitvoering van het delict en dat de rol van de verdachte niet duidelijk was.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot. De rechtbank besloot ook om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen en beval de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte. Deze uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Ivankovic, en werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2005.