ECLI:NL:RBROT:2005:AT8352

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
600084
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R.A. Verwoerd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over lesgeld en schadevergoeding tussen kappersakademie en student na opzegging van studieovereenkomst

In deze zaak vordert een kappersakademie van haar student betaling van lesgeld vanaf het moment van opzegging van de studieovereenkomst tot het verstrijken van de opzegtermijn van vijf maanden, alsook vergoeding van andere kosten. De student heeft de overeenkomst opgezegd en stelt een tegenvordering in voor de kosten van materialen die zij heeft aangeschaft voor de opleiding en vordert een deel van het lesgeld terug. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 1 juli 2002 een onderwijsovereenkomst zijn aangegaan, waarbij de student maandelijks € 275,- aan cursusgeld verschuldigd was. De algemene voorwaarden vereisen dat de beëindiging van de overeenkomst door de cursist schriftelijk en met inachtneming van een opzegtermijn van vijf maanden dient te geschieden. De student heeft op 28 oktober 2002 mondeling de opleiding opgezegd, maar de academie heeft deze opzegging niet geaccepteerd. De rechtbank oordeelt dat, zelfs als de opzegging op die datum is gedaan, dit niet automatisch betekent dat de student vijf maanden cursusgeld verschuldigd is. De academie heeft niet duidelijk gemaakt dat zij akkoord ging met de opzegging zonder de vereiste schriftelijke bevestiging. De vorderingen van de academie worden afgewezen, evenals de tegenvordering van de student, omdat deze niet voldoende onderbouwd is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Uitspraak: 24 juni 2005
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Kanton
VONNIS
in de zaak van
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Opleidingsinstituut kappersakademie B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. J.C.F. van Stiphout van B.V. Rechtskundig Adviesbureau
B.M.K. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. D.A. Harff, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde]
De processtukken en de loop van het geding:
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- dagvaarding van 9 december 2004 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
Vonniswijzing is bepaald op heden.
De vaststaande feiten:
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd weersproken staat tussen partijen -zakelijk weergegeven en voor zover van belang- het volgende vast:
1. Partijen hebben op 1 juli 2002 een onderwijsovereenkomst gesloten. waarbij [gedaagde] vanaf 1 september 2002 bij [eiseres] een dagopleiding kapper en allround-kapper zou starten. Aan cursusgeld is [gedaagde] maandelijks € 275,-- verschuldigd.
2. In de toepasselijke algemene voorwaarden is onder meer opgenomen dat de beëindiging van de onderwijsovereenkomst door de cursist voor het einde van de opleiding dient te geschieden (a) door een aangetekend schrijven alsmede (b) met inachtneming van een opzegtermijn van vijf maanden.
3. Op 28 oktober 2002 heeft een woordenwisseling tussen partijen plaats gevonden naar aanleiding van het verdwijnen van het koffertje met kappersspullen van [gedaagde] uit een kluisje op de akademie.
4. Op 29 oktober 2002 heeft de Kappersopleiding de brief met de volgende inhoud aan [gedaagde] gestuurd:
“ Geachte student,
Hiermede bevestigen wij U de opzegging van de studieovereenkomst dagopleiding
dames/ herenkapper te Rotterdam per 01.11.2002.
In verband met de opzegtermijn van 5 maanden bent U het lesgeld t/m maart 2003
verschuldigd. Dit zal via de automatische incasso worden geïnd.
Tenslotte zullen wij in april 2003 de vergoeding van het materialenpakket € 115,-- en de examenkosten € 159,-- innen”.
5. Op 1 november 2002 heeft [gedaagde] deze brief als volgt beantwoord:
“ Met verbazing nam ik kennis van de inhoud van uw brief van 29 oktober 2002 waarin u de studieovereenkomst met mij zonder opgaaf van redenen per 1 november 2002 opzegt. Het initiatief hiertoe ligt zeker niet bij mij en als zodanig ben ik dan ook niet gehouden tot het in acht nemen van een opzegtermijn van vijf maanden. Bovendien neemt u deze opzegtermijn ook niet in acht indien ik de strikte formulering van uw brief volg.
De oorzaak is gelegen in een diefstal uit mijn kluisje op school van mijn kappersgereedschap tijdens de afgelopen herfstvakantie. Ik heb van deze diefstal aangifte bij de politie gedaan. De aansprakelijkheid van deze diefstal ligt mijns inziens bij u omdat u in de daartoe bestemde ruimte geen mededeling heeft gedaan dat u elke aansprakelijkheid voor diefstal uitsluit c.q. dat het plaatsen van goederen in de kluis voor risico van de cursist is. De schade is dezerzijds begroot op € 250 welk bedrag ik u verzoek binnen veertien dagen na dagtekening van dit schrijven op mijn rekening over te maken.
De afgelopen week heb ik zelf getracht een lening te verwerven om nieuwe kapperspullen te bekostigen en mijn opleiding te kunnen voortzetten. Helaas ben ik daarin tot nu toe niet succesvol geweest. Met veel plezier en goede resultaten heb ik tot dusver aan de cursus deelgenomen. Een schadeloosstelling van uw kant zou impliceren dat ik door kan gaan met deze opleiding. Ik ga ervan uit dat deze optie door u nog immer als wenselijk wordt gezien”.
6. In haar brief van 4 november 2002 geeft [eiseres] te kennen dat [gedaagde] voorbij gaat aan de redenen waarom haar brief van 29 oktober 2005 is verstuurd. Volgens [eiseres] werden [gedaagde] en haar vader, die door haar was opgehaald, zo boos over de bevindingen van haar directeur met betrekking tot de aansprakelijkheid voor het verdwijnen van het kistje met kappersspullen, dat haar directeur de hulp van de politie heeft ingeroepen.
De brief vervolgt met:
“ Vervolgens gaf u ( [gedaagde] – kantonrechter) op ongenuanceerde wijze aan dat u op
de opleiding werd gediscrimineerd en dat u met onmiddellijke ingang de opleiding wilde beëindigen. Dit verklaarde u in het bijzijn van drie politieagenten, uw vader en onder-getekende ( de directeur –kantonrechter). Vervolgens eiste u dat ik dat direct schriftelijk zou doen, waarop ik u heb meegedeeld dat u daar dan ook zelf een brief moest schrijven. Om u voor verdere kosten te behoeden hebben wij uw mondelinge opzegging direct naar u bevestigd middels ons schrijven dd. 29 okotber jl.”
De [eiseres] heeft verder verklaard dat van een schadeloosstelling van haar kant geen sprake kan zijn en dat zij persisteert bij de eerder wegens vroegtijdige opzegging aan [gedaagde] in rekening gebrachte kosten.
7. Als reactie op laatstgenoemde brief heeft [gedaagde] op 15 november 2002 schriftelijk onder meer het volgende aan [eiseres] laten weten:
“ Op de eerste plaats ben ik van mening niet gehouden te zijn aan een opzegtermijn omdat ik zelf niet het initiatief genomen heb om mijn opleiding te beëindigen en hier ook niet achter sta.”
(…)
“ Het zijn slechts subtiele verschillen in interpretatie die kunnen leiden tot een geheel andere voorstelling van zaken. Mogelijk moeten wij daarom alle twee wat water bij de wijn doen.
Ik heb er groot belang bij om de opleiding voort te zetten. Indien uw aanbieding (van een tweedehandsset kappersspullen -kantonrechter) nog van kracht is verzoek ik u aan mij mee
te delen wat u verstaat onder een geringe vergoeding?”
8. In haar brief van 19 november 2002 heeft [eiseres] verwezen naar de inhoud van haar brief van 4 november 2002 en heeft zij [gedaagde] te kennen gegeven dat zij op het eerder door haar ingenomen standpunt blijft staan.
De vorderingen in conventie en reconventie en de beoordeling daarvan
In conventie:
[eiseres] vordert betaling van het cursusgeld over vijf maanden ten bedrage van (5 x € 275,- =) € 1.375,-, vergoeding van het verdwenen koffertje met kappersspullen ten bedrage van € 115,- en examengeld ad € 159,- , in totaal dus € 1.649,-, alsmede buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 272,- , met rente en proceskosten.
[eiseres] baseert haar vordering op de stelling dat [gedaagde] de opleiding
op 28 oktober 2002 heeft opgezegd en dat [gedaagde] in verband met deze opzegging ingevolge de volgens algemene voorwaarden door de cursist in acht te nemen opzegtermijn vijf maandtermijnen van € 115,- aan haar verschuldigd is.
[gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Zelfs indien aan de ontkenning van [gedaagde] wordt voorbij gegaan en als vaststaand wordt aangenomen dat [gedaagde] op 28 oktober 2002 de opleiding heeft opgezegd, dan volgt daaruit niet zonder meer dat [gedaagde] vijf maanden cursusgeld aan de Kappers-akademie verschuldigd is.
Niet is gesteld en evenmin is uit de desbetreffende correspondentie gebleken dat (de directeur van) [eiseres] op die datum bedoelde mondelinge opzegging heeft geaccepteerd.
Indien er voorts van moet worden uitgegaan dat [eiseres] door middel van haar brief van 29 oktober 2002 alsnog die acceptatie aan [gedaagde] kenbaar heeft gemaakt, dan had het op haar weg gelegen om [gedaagde] onmiskenbaar duidelijk te maken dat zij daarmee enerzijds bereid was af te wijken van het in de algemene voorwaarden aan de opzegging verbonden vereiste van (a) het aangetekend schrijven, maar anderzijds wél vast wenste te houden aan (b) de opzegtermijn van vijf maanden.
De [eiseres] heeft verzuimd [gedaagde] op het voorwaardelijk karakter van haar acceptatie te wijzen en [gedaagde] de gelegenheid moeten bieden om op haar (door de akademie gestelde) opzegging terug te komen, maar heeft daarentegen in haar brief van
29 oktober 2002 de verschuldigdheid van vijf maanden cursusgeld als een fait accompli gepresenteerd.
Uiteraard is [gedaagde], getuige haar schrijven van 1 november 2002, met dit laatste niet akkoord gegaan.
Indien [eiseres][gedaagde] vanwege de gebeurtenissen op 28 oktober 2002 de gelegenheid om terug te komen op de opzegging níet heeft willen bieden, dan had zij onvoorwaardelijk akkoord moeten gaan met de opzegging. Immers, het is van tweeën één.
De conclusie luidt dat de vordering met betrekking tot de vijf maanden cursusgeld
verdient te worden afgewezen, aangezien het beroep van [eiseres] op de algemene voorwaarden in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Nu voorts de verschuldigdheid van de twee andere posten tegenover de betwisting van
[gedaagde] door [eiseres] onvoldoende is onderbouwd, komen deze eveneens voor afwijzing in aanmerking.
Hetzelfde geldt uiteraard voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
In reconventie:
[gedaagde] vordert in reconventie vergoeding van haar door [eiseres] toegebrachte schade. Deze schade bestaat uit het door [gedaagde] betaalde lesgeld over september en oktober 2002, kledinggeld ad € 155,-- en aangeschafte materialen ad € 335,--, te vermeerderen met rente en kosten.
De [eiseres] heeft de vordering gemotiveerd betwist.
[gedaagde] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij de onderwijsovereen-komst op geen enkel moment heeft opgezegd en dat [eiseres]ten onrechte deze overeenkomst als beëindigd heeft beschouwd.
Indien wordt uitgegaan van de juistheid van dit betoog, dan had het op de weg van [gedaagde] gelegen om [eiseres] op onmiskenbare wijze te herinneren aan haar voortdurende contractuele verplichtingen om onderwijs te verschaffen en -zo nodig- [eiseres] in gebreke te stellen.
Van een dergelijke sommatie of ingebrekestelling is geenszins gebleken.
De hierboven geciteerde correspondentie d.d. 1 en 15 november 2002 van de zijde
van [gedaagde] hinkt immers op meerdere gedachten en ontbeert in dit verband de noodzakelijke duidelijkheid.
De vordering zal dus worden afgewezen.
In conventie en reconventie:
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten gecompenseerd.
De beslissing:
De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
in reconventie:
wijst de vordering af;
in conventie en in reconventie:
compenseert de proceskosten in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R.A. Verwoerd en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank te Rotterdam, sector kanton.