ECLI:NL:RBROT:2005:AT8357

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
566033 eindvonnis
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.G. Mülder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energieverbruikskosten door Eneco Energie Services B.V. en betwisting door gedaagde

In deze zaak vorderde Eneco Energie Services B.V. van haar cliënt, gedaagde, betaling van kosten voor energieverbruik. Gedaagde betwistte de omvang van deze kosten en stelde dat de meters onnauwkeurig waren. Na een comparitie van partijen, die op 17 februari 2005 plaatsvond, heeft Eneco haar vordering beperkt. Gedaagde voerde aan dat de procedure onnodig was geweest als Eneco serieus aandacht had geschonken aan zijn argumenten en betwistte ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende processtukken en de comparitie. Eneco had een correctienota opgesteld voor de verbruiksperiode van 2 januari 2003 tot en met 28 november 2004, waaruit bleek dat gedaagde € 716,89 verschuldigd was. Dit bedrag werd door gedaagde niet betwist en werd toegewezen. Daarnaast vorderde Eneco een termijnnota van € 216,00 en buitengerechtelijke kosten van € 136,00, maar deze vorderingen werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten onvoldoende waren onderbouwd en dat gedaagde niet had aangetoond dat de termijnnota voor april 2005 was voldaan.

De kantonrechter concludeerde dat de procedure had kunnen worden voorkomen als Eneco meer aandacht had besteed aan de argumenten van gedaagde. Daarom werden de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan op 23 juni 2005, waarbij gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 716,89, vermeerderd met wettelijke rente, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak : 23 juni 2005
RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
VONNIS
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eneco Energie Services B.V., h.o.d.n. Eneco Energie
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 juni 2004,
gemachtigde Flanderijn & Van Eck,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde mr. J.C. Hardam.
Het verdere verloop van de procedure
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- tussenvonnis d.d. 27 januari 2005;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 17 februari 2005 en de voor deze gelegenheid door eiseres in het geding gebrachte stukken;
- akte na comparitie van partijen van eiseres met drie producties;
- antwoordakte na comparitie van partijen van gedaagde met één productie, ontvangen per fax op 20 juni 2005.
De beoordeling
Naar aanleiding van de comparitie van partijen heeft eiseres een correctienota voor de verbruiksperiode van 2 januari 2003 tot en met 28 november 2004 opgesteld. Op basis van deze nota en de door gedaagde verrichte betaling d.d. 15 maart 2005 heeft eiseres een bedrag van € 716,89 van gedaagde te vorderen. Dit bedrag wordt door gedaagde niet betwist en ligt voor toewijzing gereed.
Naast het bovengenoemde bedrag, vordert eiseres voorts de termijnnota met vervaldatum 6 april 2005 - welke ten tijde van het uitbrengen van de akte na comparitie van partijen d.d. 24 maart 2005 nog niet was verstreken - ten bedrage van € 216,00, de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 136,00, de wettelijke rente en proceskosten. Eiseres heeft een betalingsregeling voorgesteld.
Gedaagde gaat niet akkoord met het schikkingsvoorstel. Ten eerste heeft gedaagde bij antwoordakte bankafschriften overgelegd waaruit de betaling van de termijnnota’s voor de maanden april en mei zou moeten blijken. Ten tweede heeft gedaagde van meet af aan de verschuldigdheid van buitengerechtelijk kosten betwist. Zowel eiseres als haar gemachtigde hebben dit verweer onbesproken gelaten. Tot slot is gedaagde van mening dat eiseres niet nog eens aanvullende betaling van de gemaakte proceskosten kan verlangen omdat de onderhavige procedure helemaal niet nodig was geweest indien eiseres serieus aandacht had gegeven aan hetgeen gedaagde of zijn gemachtigde naar voren hebben gebracht.
Op basis van het overgelegde bankafschrift kan de kantonrechter niet vaststellen of de termijnnota voor de maand april 2005 door gedaagde is voldaan. De betaling kan immers zijn gestorneerd wegens een ontoereikend saldo. Nu de termijnnota voor de maand april 2005 echter nog niet verschuldigd was, wordt de vordering van het bedrag € 216,00 dan ook afgewezen.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking. Eiseres heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten ondanks betwisting van deze kosten door gedaagde onvoldoende onderbouwd. Zij is daarvoor wel twee keer in de gelegenheid gesteld namelijk bij conclusie van repliek en akte na comparitie van partijen.
De kantonrechter is van oordeel dat eiseres ondanks het feit dat gedaagde steeds opnieuw aandacht heeft gevraagd voor de situatie een weinig toegeeflijke opstelling had om tot een oplossing met gedaagde te komen zodat de onderhavige procedure had kunnen worden voorkomen. Om deze reden compenseert de kantonrechter de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen € 716,89 (zevenhonderd zestien euro en negenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van art. 6:119 BW over € 716,89 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Mülder en uitgesproken ter openbare terechtzitting.