ECLI:NL:RBROT:2005:AT8532

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
167546/ HA ZA 01-3189
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over schade aan roestvrijstalen platen tijdens transport en opslag

In deze zaak vordert B.V. Nicomet Stainless Steel & Alloys (hierna: Nicomet) schadevergoeding van haar verzekeraars, Fortis Corporate Insurance N.V. en Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna gezamenlijk: de assuradeuren), naar aanleiding van schade aan roestvrijstalen platen die tijdens transport en opslag in Estland is ontstaan. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van partijen. Nicomet had in 1997 een doorlopende goederentransportverzekering afgesloten bij ABN AMRO, waarbij Fortis en Delta Lloyd de leidende verzekeraars waren voor respectievelijk de jaren 1997 en 1998. De verzekering dekte schade aan goederen tijdens transport binnen Europa, inclusief opslag in modern beveiligde panden.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Nicomet heeft in 1997 roestvrijstalen platen naar Tallinn, Estland, laten verschepen voor opslag en verkoop. De platen werden opgeslagen in een loods die later werd verplaatst naar een andere, minder geschikte loods zonder toestemming van Nicomet. Tijdens deze opslag is schade ontstaan aan de platen, die uiteindelijk terug naar Nederland zijn vervoerd. Nicomet heeft een voorschot van NLG 250.000,- ontvangen van de assuradeuren, maar vordert nu een totaalbedrag van NLG 732.279,55, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank oordeelt dat Nicomet niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat de verzekeringsovereenkomst niet op haar naam staat, maar op naam van 'B.V. Nicomet'. Daarnaast is vastgesteld dat de opslag in de tweede loods niet voldeed aan de voorwaarden van de verzekering, waardoor de schade niet onder de dekking valt. De rechtbank concludeert dat de schade is ontstaan door de ondeugdelijke opslag en dat Nicomet niet heeft voldaan aan haar mededelingsplicht. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling van de schadevergoeding en de kosten.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 167546/ HA ZA 01-3189
Uitspraak: 25 mei 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
B.V. NICOMET STAINLESS STEEL & ALLOYS,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
procureur (thans) mr. B.S. Jansen,
advocaat mr. R. de Haan te Rotterdam,
- tegen -
1. de naamloze vennootschap FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V., gevestigd te Amstelveen,
2. de naamloze vennootschap DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. R. Evers,
advocaat mr. B.W. Mulder te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk ‘Nicomet’, ‘Fortis’ en ‘Delta Lloyd’. Gedaagden worden gezamenlijk aangeduid als ‘assuradeuren’.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 25 oktober 2001;
- conclusie van eis, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek, met producties.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Nicomet drijft een handelshuis in metalen. Begin 1997 besluit Nicomet haar handelsactiviteiten uit te breiden naar Estland.
2.2
Op naam van ‘B.V. Nicomet’ is via ABN AMRO Verzekeringen B.V. (verder: ‘ABN AMRO’) op de beurs een doorlopende goederentransportverzekering (verder: de verzekeringsovereenkomst) gesloten.
2.3
Fortis was de leidende verzekeraar onder de verzekeringsovereenkomst over het polisjaar 1997 en Delta Lloyd was de leidende verzekeraar over het polisjaar 1998. Assuradeuren treden in deze procedure mede op namens de overige bij de verzekeringsovereenkomst betrokken verzekeraars over de polisjaren 1997 en 1998, in die zin dat deze overige verzekeraars zich gebonden achten aan een eventuele veroordeling in deze procedure.
2.4
Met ingang van 12 september 1997 is het dekkingsgebied uitgebreid tot transporten binnen Europa naar Estland, inclusief opslag in Tallinn (Estland) in modern beveiligde panden.
2.5
Polisblad 12, d.d. 21 oktober 1997 (verder: ‘het polisblad’) bepaalt onder meer het volgende:
“Verzekerde zaak
10
Dekkingsgebied
Geheel Europa
1. f. 500.000,- als maximum per gelegenheid op zaken, voornamelijk bestaande uit staal, staalprodukten, (…)
30
Dekkingsgebied
Voor transporten binnen Europa naar Estland inclusief opslag in Tallinn (Estland) in modern beveiligde panden.
1. f. 2.000.000,- als maximum per gelegenheid op zaken als vermeld onder verzekerde zaak 10.1”
2.6
Op de verzekeringsovereenkomst zijn van toepassing de Voorwaarden GDR-92 Goederentransportverzekering (verder: ‘de Voorwaarden’), die onder meer het volgende bepalen:
“1.1 Verzekerde
degene die als zodanig op het polisblad is vermeld, zowel voor eigen rekening als voor die van derden, hetzij laatstbedoelden belanghebbenden zijn, of dit tijdens de loop van de verzekering zullen worden, met of zonder lastgeving. (…)
Omschrijving van de dekking
2.1 Verzekerd is
Tegen alle verliezen en schade, zowel bij vervoer over land, te water als door de lucht, hoe gering ook en onverschillig hoe, waar en door welke oorzaak ook ontstaan, geen uitgezonderd. Verzekeraars stellen uitdrukkelijk terzijde hetgeen in strijd hiermee in de wet, de beurspolis of anderszins mocht zijn bepaald.
Voorzover vereist, wordt nog vastgelegd, dat de bij art. 249 WvK genoemde oorzaken uitdrukkelijk zijn meebegrepen, terwijl het bepaalde in artikel 276 WvK terzijde wordt gesteld. (…)
Schade
16.1 Verplichting van verzekerde(n) en/of belanghebbende(n) na een schadegeval
Zodra ‘een verzekerde’ kennis draagt van een gebeurtenis die voor verzekeraars tot een verplichting tot uitkering kan leiden, is hij verplicht:
16.1.1 deze gebeurtenis zo spoedig mogelijk (onder overlegging van relevante gegevens en bescheiden) te melden (…)
16.1.2 alles in het werk te stellen om de schade te beperken. (…)
Verzekerde kan geen rechten aan de polis ontlenen, indien hij één of meer van deze verplichtingen niet is nagekomen en voorzover daardoor de belangen van verzekeraars zijn geschaad.”
2.7
Tevens zijn op de verzekeringsovereenkomst van toepassing de Aanvullende Voorwaarden AV1 Goederentransportverzekering GDR-92 (verder: ‘de Aanvullende Voorwaarden’), die onder meer het volgende bepalen:
“Artikel 3
Samenstelling verzekerde waarde
Als verzekerde waarde zal gelden het door verzekerde per aflading vastgestelde bedrag, dat als zodanig wordt gedeclareerd, uitdrukkelijk en met wederzijds goedvinden getaxeerd. (…)
In geval van schade zal, indien nog geen opgave van het verzekerde bedrag is gedaan, als maatstaf van taxatie worden aangenomen:
voor (nog) niet verkochte zaken:
de kostprijs respectievelijk inkoopfactuurwaarde, verhoogd met assurantiepremie, vracht (al dan niet betaald) rechten, accijnzen, alle andere te betalen of reeds betaalde kosten en onkosten. Het totaalbedrag eventueel te verhogen met een in het polisblad genoemd percentage imaginaire winst.”
2.8
Nicomet heeft in 1997 229 pakken met roestvrijstalen platen naar Tallinn laten verschepen met het doel de platen daar op te slaan en op termijn te verhandelen aan Russische afnemers.
2.9
De platen zijn door tussenkomst van Albatros Warehousing B.V. (verder: ‘Albatros’) opgeslagen in een loods van Abemi OÜ (verder: ‘Abemi’) te Tallinn (verder ook: ‘de eerste loods’). In oktober 1998 zijn de partijen door Abemi verplaatst naar een andere loods op hetzelfde terrein (verder ook: ‘de tweede loods’), zonder toestemming van Nicomet.
2.1
Op 19 december 1998 heeft de directeur van Nicomet, J.W. Slotboom jr. (verder: ‘Slotboom jr.’), de loods bezocht. Hij constateerde onder meer dat de partijen anders waren gestuwd, dat er plassen water op de vloer lagen en dat enkele pakken nat waren.
2.11
De pakken staalplaten zijn rond 24 maart 1999 terug verscheept naar Nederland.
2.12
Hettema + Disselkoen B.V. (verder: ‘Hettema’), de door assuradeuren ingeschakelde expert, vermeldt in haar voorlopig rapport van expertise van 26 mei 1999 onder meer het volgende:
“OMSTANDIGHEDEN
(…) Verzekerde heeft deze loods (te weten de eerste loods, red. Rb) eind 1997 geïnspecteerd en was tevreden met de opslagfaciliteiten. Zoals blijkt uit bijgaande door verzekerde genomen foto’s 1-3, lagen de pakken met de diverse afmetingen maximaal 5 hoog opgeslagen in een ruime, schone en ogenschijnlijk waterdichte loods. (…) Begin oktober 1998 ontving verzekerde van Albatros de mededeling dat Abemi voornemens was de totale zending van de oorspronkelijk door verzekerde geïnspecteerde en goedgekeurde loods over te brengen naar een andere loods. (…) Het betrof een oude, golfplaten loods waar de pakken dicht op en tegen elkaar stonden op een volgens opgave vochtige, onverharde ondergrond. Voorts lekte het dak en stonden er volgens opgave van verzekerde plassen water op de vloer en op pakken met RVS platen. (…)
BEVINDINGEN
(…) wij hebben op 26 april 1999 een eerste expertise uitgevoerd. (…) Tijdens onze inspectie van de zending in Dordrecht stelden wij vast dat deze in zeer slechte conditie verkeerde. De mechanische schade (verbuiging van platen e.d.) viel gezien de omstandigheden mee, maar het gros van de pakken vertoonde sporen van vochtinwerking. De uiterlijke staat van de pakken is door ons in de volgende dagen opgenomen waarna een willekeurig aantal pakken is geopend. In alle pakken, ook in de uiterlijk onbeschadigde exemplaren, werd waterschade geconstateerd. Niet alleen waren de bandijzers welke rond de pakken zitten roestig, maar het vocht was als gevolg van de capillaire werking tussen de platen “gezogen” met oxidatie van het RVS tot gevolg. (…)
SCHADE-OORZAAK
(…) Tijdens het overbrengen naar en/of opslag in de volgens opgave van verzekerde alles behalve waterdichte loods, is het materiaal nat geworden. Voorts zijn als gevolg van een ruwe behandeling tijdens het overrijden van de pakken, en de onzorgvuldige wijze waarop het materiaal in de 2e loods is opgeslagen additionele, mechanische beschadigingen ontstaan.”
2.13
Door assuradeuren is in augustus 2001 aan Nicomet terzake van de schade aan de pakken staalplaten een voorschot betaald ten bedrage van NLG 250.000,-.
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad assuradeuren, ieder voor haar aandeel, te veroordelen tot betaling van een bedrag van NLG 482.279,55 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 april 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de wettelijke rente over het voorschot van NLG 250.000,- vanaf 21 april 1999 tot
1 augustus 2001, alsmede de buitengerechtelijke kosten ad NLG 27.497,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening. Alles met veroordeling van gedaagden, ieder voor haar aandeel, in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Nicomet aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
Nicomet heeft schade geleden aan de partijen roestvrijstalen platen ten bedrage van NLG 732.279,55, exclusief vracht, assurantiepremie en wettelijke rente. Nicomet spreekt assuradeuren aan tot vergoeding van deze schade (minus het reeds betaalde voorschot) op grond van de tussen haar en assuradeuren gesloten verzekeringsovereenkomst.
3.2
Nicomet heeft uitdrukkelijk geprotesteerd tegen het door Albatros geuite voornemen om de partijen te verplaatsen naar een kleinere loods. Desondanks zijn buiten medeweten van Nicomet de partijen verplaatst. Ook deze tweede loods was modern beveiligd en behoorde tot hetzelfde zeer goed beveiligde douane-entrepot als de eerste loods.
3.3
Nicomet heeft gehandeld conform de in de polis gestelde voorwaarden en derhalve zijn zowel de opslag in de oorspronkelijke loods als in de loods waarnaar de partijen zijn overgebracht onder de verzekeringsovereenkomst gedekt.
3.4
Naast vergoeding van de hoofdsom, heeft Nicomet tevens aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf 21 april 1999 en van de buitengerechtelijke kosten.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Nicomet in de kosten van het geding.
Assuradeuren hebben daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
4.1
De polis staat op naam van ‘B.V. Nicomet’. Nicomet is een andere rechtspersoon en is geen partij bij de verzekeringsovereenkomst. Nicomet is derhalve niet ontvankelijk in haar vordering, althans deze moet haar worden ontzegd.
4.2
De tweede loods was niet waterdicht. De opslag in deze ruimte kon niet anders dan tot schade aan de goederen leiden en deze schade is uiteindelijk ook ontstaan. De opslag van de partijen staalplaten heeft derhalve niet plaatsgevonden in ‘modern beveiligde panden’ zoals bedoeld in de polisvoorwaarden, zodat de schade is uitgesloten van dekking onder de verzekeringsovereenkomst.
4.3
Nicomet liet haar zaken in Estland behartigen door Albatros, de supervisor over de in- en uitslag van metalen in de loods van Abemi en door de handelspartner van Nicomet in Estland, Hexagon Developments (verder: ‘Hexagon’), een vennootschap naar het recht van Estland. Albatros en Hexagon traden in Estland op als intermediair van Nicomet.
Nicomet is verantwoordelijk voor de keuze van haar hulppersonen en voor de handelingen van deze hulppersonen. Wetenschap, handelen en nalaten van Hexagon en Albatros kunnen aan Nicomet worden toegerekend.
Zowel Albatros als Hexagon moeten per direct wetenschap hebben gehad van de verplaatsing van de partijen staal naar de - ondeugdelijke - andere loods. Aangezien beiden als agent van Nicomet ter plaatse hebben te gelden, moet ook Nicomet deze kennis hebben gehad.
Uit het expertiserapport van Hettema volgt dat de goederen werden verplaatst omdat de rekeningen niet werden betaald. Het verplaatsen van de platen van de ene loods naar de andere had voorkomen kunnen worden als de opslagkosten tijdig door Hexagon waren betaald.
4.4
Nicomet heeft ten onrechte verzuimd aan assuradeuren melding te maken van het feit dat de partijen in oktober 1998 zijn verplaatst naar een andere loods en van de bevindingen van Slotboom op 19 december 1998:
- Opslag in een andere (inferieure) loods heeft geleid tot risicoverzwaring waarvan Nicomet mededeling had moeten doen aan verzekeraars. Immers, Nicomet diende de goederen in een moderne - waterdichte - loods op te slaan. Door hieromtrent geen mededeling te doen, komt Nicomet geen beroep toe op dekking, althans dient de uitkering te worden gematigd.
- Nicomet heeft gehandeld in strijd met artikel 16.1 van de Voorwaarden, doordat zij heeft verzuimd assuradeuren in oktober 1998 in kennis te stellen van de nieuwe opslagruimte. Nicomet kan op grond daarvan geen rechten aan de polis ontlenen.
- Ook op grond van artikel 251 Wetboek van Koophandel (verder: ‘WvK’) was Nicomet gehouden omtrent de verplaatsing van de goederen mededeling te doen aan assuradeuren. Immers, er was sprake van een ‘renewal’ van de verzekeringsovereenkomst per 19 november 1998, in verband met het wijzigen van de assuradeurenverdeling. Nu Nicomet heeft verzuimd deze mededeling te doen beroepen assuradeuren zich op de nietigheid van de verzekeringsovereenkomst.
4.5
Ook bij het vervoer naar Nederland lijkt nog enige schade te zijn ontstaan. Voor zover Nicomet al aanspraak kan maken op haar rechten uit de polis, is het vervoer van Estland naar Rotterdam niet gedekt.
Daarnaast geldt dat de hoogte van de eventuele uitkering is gemaximeerd tot een bedrag van f 500.000,-.
4.6
Assuradeuren betwisten dat door Nicomet buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
5. De beoordeling
ontvankelijkheid
5.1
Assuradeuren betogen dat Nicomet niet ontvankelijk is in haar vordering omdat zij niet als verzekerde onder de verzekeringsovereenkomst is aan te merken. Nicomet heeft dit gemotiveerd weersproken en betoogt dat er tussen partijen nimmer onduidelijkheid over heeft bestaan dat zij, dat wil zeggen B.V. Nicomet Stainless Steel & Alloys, de verzekerde was.
Het polisblad vermeldt als verzekerde ‘B.V. Nicomet’, een op dat moment niet onder die naam bestaande vennootschap. Immers, tussen partijen staat vast dat de naam van B.V. Nicomet met ingang van 21 september 1990, is gewijzigd in
J.W. Slotboom Holding B.V. De vraag is derhalve wat bedoeld is met de aanduiding ‘B.V. Nicomet’ op het polisblad.
Als onweersproken staat tussen partijen vast dat assuradeuren het voorschot hebben betaald aan B.V. Nicomet Stainless Steel & Alloys en niet aan J.W. Slotboom Holding B.V. Tevens staat als onweersproken tussen partijen vast dat assuradeuren zich voorafgaand aan de procedure nimmer op het standpunt hebben gesteld dat Nicomet niet als verzekerde heeft te gelden.
Ook in de overgelegde stukken wordt geen melding gemaakt van J.W. Slotboom Holding B.V. als verzekerde, maar ofwel van het inmiddels niet meer bestaande ‘B.V. Nicomet’, ofwel van het niet bestaande ‘Nicomet B.V.’, ofwel - in stukken van Hettema, in enkele brieven van ABN AMRO en in de brieven van Nicomet zelf - van ‘B.V. Nicomet Stainless Steel & Alloys’.
Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat B.V. Nicomet Stainless Steel & Alloys, en niet J.W. Slotboom Holding B.V. als verzekerde is aan te merken. Het dienaangaande door assuradeuren gevoerde verweer faalt derhalve.
dekking
5.2
Vooropgesteld zij dat de verzekeringsovereenkomst een ruime dekking biedt. Voornoemd artikel 2.1 van de Voorwaarden bepaalt immers - kort gezegd - dat onder dekking van de verzekeringsovereenkomst valt alle verlies en schade door welke oorzaak ook ontstaan, waarbij de bepalingen omtrent het eigen gebrek van de verzekerde zaak en de eigen schuld van de verzekerde, als bedoeld in respectievelijk artikel 249 WvK en artikel 276 WvK, terzijde zijn gesteld.
De verzekeringsovereenkomst biedt derhalve in beginsel dekking voor alle schade als bedoeld in het polisblad door welke oorzaak ook ontstaan.
5.3
Partijen houdt verdeeld wanneer de schade is ontstaan in die zin dat Nicomet aanvoert dat de schade mogelijk al is ontstaan tijdens de opslag in de eerste loods en assuradeuren betogen dat de schade eerst is ontstaan bij het transport naar en/of bij de opslag in de tweede loods. Partijen zijn het er over eens dat een deel van de schade vermoedelijk is ontstaan bij het transport terug naar Nederland. De rechtbank komt op dit laatste punt onder rechtsoverweging 5.10 terug.
Met uitzondering van de discussie over schade ontstaan bij het transport naar Nederland staat tussen partijen vast dat de schade is ontstaan tijdens het transport naar en de opslag in Talinn, en derhalve in het dekkingsgebied als omschreven onder 30 van het polisblad. Gelet op de ruime dekking onder de verzekeringsovereenkomst is het onder deze omstandigheden niet aan Nicomet om aan te tonen hoe en wanneer de schade is ontstaan, maar aan assuradeuren om te stellen, en zo nodig te bewijzen, dat en welke schade(oorzaak) niet onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt.
5.4
Vast staat dat de verplaatsing van de goederen naar de tweede loods heeft plaatsgevonden op initiatief van Abemi, buiten medeweten en zonder toestemming van Nicomet.
Tussen partijen is in geschil of de verzekeringsovereenkomst dekking behoort te bieden tegen risico’s zoals het in dit geval buiten medeweten van en tegen de uitdrukkelijk instructie van Nicomet in verplaatsen van de goederen naar de tweede loods.
Assuradeuren betogen in dit kader dat Nicomet verantwoordelijk is voor de keuze en de handelingen van haar hulppersonen ter plaatse, te weten Albatros en Hexagon. Dat Nicomet bij de uitvoering van het transport en de opslag ter plaatse gebruik zou maken van derden is inherent aan de aard van de verzekerde activiteit, te weten vervoer van goederen naar en opslag daarvan in het buitenland. Zoals hiervoor reeds aangegeven is bij de onderhavige verzekeringsovereenkomst gekozen voor een ruime dekking. Derhalve ligt het in de rede dat fouten gemaakt door deze ingeschakelde derden door assuradeuren niet aan Nicomet kunnen worden tegengeworpen. Maar zelfs als Nicomet terzake een verwijt zou kunnen worden gemaakt, hetgeen Nicomet gemotiveerd betwist, leidt dit niet tot uitsluiting van de dekking. Immers, in dat geval zou sprake zijn van eigen schuld aan de zijde van Nicomet. Schade als gevolg van eigen schuld van de verzekerde valt, zoals hiervoor reeds is vastgesteld, onder de dekking. Het dienaangaande door assuradeuren gevoerde verweer faalt derhalve reeds op die grond.
5.5
Assuradeuren beroepen zich er voorts op dat de schade niet onder de dekking van de verzekering valt omdat opslag in de tweede loods niet is aan te merken als ‘opslag in modern beveiligde panden’, zoals bepaald in het polisblad.
De omschrijving ‘modern beveiligde panden’ op het polisblad kan worden aangemerkt als een gevaarbeperkende voorwaarde daar waar deze betrekking heeft op de moderne beveiliging van het pand. Een gevaarbeperkende voorwaarde is aan te merken als een ontbindende voorwaarde in de zin van artikel 6:22 BW. Dit betekent dat als de onderhavige loodsen niet modern beveiligd waren en vervolgens als gevolg daarvan schade zou zijn ingetreden, assuradeuren zich er op zouden kunnen beroepen dat hun verbintenis is komen te vervallen.
Anders dan assuradeuren betogen valt echter niet in te zien dat in de omschrijving ‘opslag in modern beveiligde panden’, tevens moet worden geacht te zijn vervat een gevaarbeperkende voorwaarde dat opslag diende plaats te vinden in panden die in afdoende mate waterdicht waren. Indien assuradeuren een dergelijke ontbindende voorwaarde hadden willen bedingen had het op hun weg gelegen ter zake een expliciete bepaling te laten opnemen in het polisblad. Dit geldt te meer nu een ruime dekking is overeengekomen, waarbij zelfs schade ontstaan door eigen schuld van de verzekerde onder de dekking valt.
Dat, zoals assuradeuren betogen, met Nicomet is gesproken over het belang van het waterdicht zijn van de loodsen doet aan het voorgaande niet af. Het ter zake door assuradeuren gevoerde verweer faalt derhalve.
5.6
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat schade ontstaan bij of als gevolg van de verplaatsing naar en de opslag in de tweede loods in beginsel is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst.
mededelingsplicht
5.7
Onder meer op basis van de bevindingen van Slotboom jr. tijdens zijn bezoek aan de tweede loods op 19 december 1998 kan worden geconcludeerd dat de opslag in de tweede loods tot schade zou kunnen leiden. Slotboom jr. constateerde immers dat de partijen anders waren gestuwd, dat er plassen water op de vloer lagen en dat enkele pakken nat waren.
Anders dan Nicomet stelt is niet aannemelijk dat deze aanwezigheid van vocht het gevolg is geweest van de eerdere verplaatsing van de goederen naar deze loods. Immers, deze verplaatsing had twee maanden eerder plaatsgevonden, in oktober 1998, terwijl Slotboom jr. in december 1998 vochtinwerking op de goederen en waterplassen op de vloer van de loods constateerde. Bovendien vormde de situatie in de tweede loods ook volgens Nicomet zelf (mede) aanleiding om de goederen terug te transporteren naar Nederland. Kortom, dat de tweede loods ondeugdelijk was, in die zin dat opslag hierin tot schade aan de
goederen zou leiden staat vast. Derhalve hield de verplaatsing naar en de opslag in de tweede loods een risicoverzwaring in.
5.7.1
Het schadevergoedingsrecht kent geen algemene regel op grond waarvan een na het aangaan van de verzekeringsovereenkomst opgetreden verzwaring van het risico er toe leidt dat de gehoudenheid het risico te dekken voor de verzekeraar, die met de risicoverzwaring niet bekend was, een einde neemt. In het algemeen kan ook niet worden aanvaard dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de verzekeringsnemer of de verzekerde gehouden is aan de verzekeraar mededeling te doen van verzwaring van het risico.
Een verzekeraar kan zich beschermen tegen de gevolgen van risicoverzwaring door met gevaarbeperkende voorwaarden of garantieclausules de dekking afhankelijk te stellen van het nakomen door de verzekerde van de door de verzekeraar voorgeschreven maatregelen met betrekking tot het verzekerde object. Zoals hiervoor reeds vastgesteld onder rechtsoverweging 5.5 is aan Nicomet niet een voorwaarde opgelegd ten aanzien van de opslag van de goederen in waterdichte panden.
Een verzekeraar kan zich voorts tegen de gevolgen van risicoverzwaring beschermen door een mededelingsplicht aan de verzekerde op te leggen, zodra zich een wijziging van het verzekerd belang voordoet die een verzwaring van het verzekerd risico tot gevolg kan hebben. Door met zoveel worden in de polis aan te geven welke omstandigheden moeten worden gemeld, wordt ook voor de verzekerde kenbaar welke aspecten van risicoverzwaring de verzekeraar met name van belang acht. Een dergelijke bepaling is echter niet opgenomen in de onderhavige polisvoorwaarden. Artikel 16 van de Voorwaarden, waar assuradeuren in dit kader een beroep op doen, legt op verzekerde de verplichting om ná een schadegeval deze gebeurtenis zo snel mogelijk aan assuradeuren te melden, indien de verzekerde kennis draagt van een gebeurtenis die voor verzekeraars tot een verplichting tot uitkering kan leiden. Het gaat in deze bepaling derhalve niet om een meldingsplicht in geval van risicoverzwaring, maar om een meldingsplicht in geval van risicoverwezenlijking.
5.7.3
Het voorgaande leidt ertoe dat niet aan Nicomet kan worden tegengeworpen dat zij bij assuradeuren niet aanstonds melding heeft gemaakt van de verplaatsing van de goederen naar de tweede loods in oktober 1998. Immers, gesteld noch gebleken is dat reeds op dat moment sprake was van een schadegeval.
5.8
Het voorgaande laat onverlet de mededelingsplicht van Nicomet nadat een schadegeval was opgetreden. Tussen partijen staat vast dat Slotboom op 19 december 1998 de tweede loods heeft geïnspecteerd en heeft vastgesteld dat de goederen verplaatst waren naar een andere loods, dat de pakken dichter tegen elkaar aan en hoger opgestapeld waren dan in de eerste loods, dat er plassen water op de vloer lagen en dat enkele pakken nat waren. In elk geval op dat moment was het voor Nicomet duidelijk dat er schade was ontstaan en nog zou ontstaan doordat er op dat moment geen alternatief was voor verhuizing naar een andere loods (vide de brief van Nicomet van 11 februari 2000 gericht aan ABN AMRO). Voorts staat vast dat Nicomet van deze constatering geen melding heeft gedaan aan assuradeuren, maar assuradeuren hiervan pas in kennis heeft gesteld nadat de pakken terug naar Nederland werden vervoerd.
Artikel 16 slot van de Voorwaarden bepaalt dat de verzekerde geen rechten aan de polis kan ontlenen voor zover door dit niet zo spoedig mogelijk melden de belangen van de verzekeraars zijn geschaad. Assuradeuren stellen dat zij in hun belangen zijn geschaad doordat de opslag werd voortgezet in de tweede loods.
Dit betoog snijdt hout in die zin dat assuradeuren door de late melding van Nicomet de mogelijkheid is onthouden direct schadebeperkende maatregelen te (laten) nemen. In feite doen assuradeuren daarmee een beroep op het tekortschieten door Nicomet in de beredderingsplicht ex artikel 283 WvK. De in artikel 16 van de Voorwaarden genoemde sanctie, te weten algeheel verval van uitkering, staat onder de onderhavige omstandigheden op gespannen voet met het geschonden belang, dat slechts ziet op beperking van de schade, alsmede met de houding van assuradeuren tot nu toe, waarbij zij bereid zijn geweest in elk geval een gedeelte van de schade te vergoeden. Voor een matiging van de schadevergoedingsplicht is onder deze omstandigheden wel plaats.
Assuradeuren zullen gemotiveerd moeten onderbouwen in hoeverre in dit kader de schade dient te worden gematigd. Zij zullen in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte nader uit te laten. De zaak zal mede in dit kader naar de rol worden verwezen.
5.9
Assuradeuren doen voorts een beroep op nietigheid van de overeenkomst op grond van verzwijging in de zin van artikel 251 WvK. Zij betogen in dat kader dat Nicomet bij het ingaan van de nieuwe polis mededelingen had moeten doen over de verplaatsing van de staalplaten naar een andere loods.
Zoals onweersproken tussen partijen vast staat hebben assuradeuren buiten rechte erkend dat er gedeeltelijk dekking is en hebben zij zich tot aan deze procedure niet op verzwijging beroepen. Assuradeuren hebben bovendien een voorschot betaald. Nicomet stellen dat onder deze omstandigheden een beroep op verzwijging in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid en het assuradeuren derhalve niet vrijstaat om dit nieuwe argument in de procedure naar voren te brengen, aldus Nicomet.
De aard van de onderhavige verzekeringsovereenkomst brengt mee dat de verzekeraar een verzoek om dekking niet dan na behoorlijk onderzoek afwijst en dat hij de afwijzing duidelijk behoort te motiveren. Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien, dat wanneer een verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft doen steunen, hij daarop niet kan terugkomen door deze nadien, wanneer de grond onjuist is gebleken, op een andere grond te baseren. Daarbij zal de mate van precisie en stelligheid waarmee deze grond is verwoord mede bepalend zijn voor de mate waarin de verzekerde er op mag vertrouwen dat de verzekeraar de opgegeven afwijzingsgrond beslissend acht en dat is weer van belang voor het antwoord op de vraag of de redelijkheid en billijkheid er aan in de weg staan dat de verzekeraar, wanneer de opgegeven grond onjuist is gebleken, zijn afwijzing handhaaft op een andere grond.
In het midden kan blijven of in dit geval sprake is van een nieuwe verzekeringsovereenkomst, nu aan assuradeuren in dit stadium, gelet op voornoemde omstandigheden, geen beroep toekomt op nietigheid van de verzekeringsovereenkomst wegens verzwijging. Het dienaangaande door assuradeuren gevoerde verweer faalt derhalve.
transport terug
5.1
Partijen houdt voorts verdeeld of het transport van Estland naar Nederland onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst valt. Het polisblad bepaalt dat als dekkingsgebied moet worden aangemerkt
“Voor transporten binnen Europa naar Estland inclusief opslag in Tallinn (Estland) in modern beveiligde panden.”
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers volgens vaste jurisprudentie aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Het transport van de goederen terug van Talinn naar Nederland valt volgens de letterlijke omschrijving van de polisvoorwaarden niet onder het dekkingsgebied. Zoals assuradeuren terecht aanvoeren strookt dit ook met gedachten van Nicomet bij de aanvang van de reis, namelijk om de goederen in Estland op te slaan en vervolgens door te leveren aan afnemers in de voormalige Sovjet-Unie. Onder dergelijke omstandigheden zou het transport naar Nederland niet aan de orde komen en was er geen reden dit onder de verzekering te brengen.
Nicomet stelt dat desondanks ook het transport terug naar Nederland moet worden geacht onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst te vallen en ook als zodanig door assuradeuren is gedeclareerd. Dit blijkt volgens Nicomet uit het de mededeling op het polisblad van 30 oktober 2000:
“per 21 april 1999 is rubriek 30.1 van deze verzekering afgevoerd omdat er geen transporten meer van en naar en opslag in Estland plaats vinden.”
en gelet op het feit dat de premie voor onder meer het terug transport is verrekend. Nicomet wijst in dit verband op de als productie 15 bij repliek overgelegd overzicht van de ABN AMRO van 30 oktober 2000. De rechtbank is van oordeel dat uit dit overzicht niet valt op te maken dat dekking bestond voor het vervoer terug naar Nederland. Voornoemde mededeling op het polisblad, waarbij Nicomet kennelijk doelt op de zinsnede ‘transporten (...) van en naar (…) Estland’, levert eveneens onvoldoende feitelijke grondslag op om de conclusie te rechtvaardigen dat ook de terugreis onder de dekking van de verzekering viel. Nu Nicomet onvoldoende heeft onderbouwd waarop zij het standpunt baseert dat er ondanks de andersluidende omschrijving in het polisblad dekking bestaat ter zake van het transport naar Nederland en gezien de gemotiveerde betwisting van deze stelling door assuradeuren, is er geen grond is om Nicomet terzake tot bewijsvoering toe te laten.
Nicomet heeft nog aangevoerd dat assuradeuren thans geen beroep meer kunnen doen op het ontbreken van dekking ter zake van het transport naar Nederland, omdat assuradeuren daarop voorafgaand aan de procedure geen beroep hebben gedaan. Deze stelling treft geen doel, aangezien niet gesteld of gebleken is dat assuradeuren in een eerder stadium hebben erkend dat het transport naar Nederland onder de dekking van de verzekeringsovereenkomst viel en zij slechts bereid zijn geweest een gedeelte van de schade te vergoeden, staat het hen vrij thans de discussie te voeren over de dekking van dit terugtransport.
Het voorgaande laat echter onverlet dat het transport terug naar Nederland als bereddering kan worden aangemerkt. Blijkens de overgelegde correspondentie zijn partijen er vanuit gegaan dat het vervoer terug naar Nederland noodzakelijk was in het kader van de bereddering. Het debat tussen partijen is op dit punt nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Partijen zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte nader uit te laten.
5.11
Voor de goede orde zij nog vastgesteld dat assuradeuren niet langer hebben weersproken dat de verzekerde som per gebeurtenis niet NLG 500.000,- bedraagt maar een bedrag van NLG 2.000.000,-.
5.12
Nicomet stelt dat de schade NLG 732.279,55 bedraagt. De hoogte van dit bedrag is door assuradeuren gemotiveerd betwist. Zij gaat uit van het door Hettema in het rapport van 31 augustus 1999 berekende bedrag van NLG 344.096,90.
In haar rapport van 5 december 2000 heeft Hettema de schade, volgens het rapport ‘in overleg met verzekerde‘, vervolgens begroot op een bedrag van
NLG 554.966,74. Ook dit bedrag echter komt niet overeen met de vordering van Nicomet. Nicomet zal de door haar geclaimde schade bij gelegenheid van de door haar te nemen akte nader dienen te specificeren en met bewijsstukken dienen te onderbouwen.
5.13
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen,
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 22 juni 2005 voor het nemen van een akte als hiervoor bedoeld onder rechtsoverwegingen 5.8, 5.10 en 5.12, eerst aan de zijde van Nicomet.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1581/1729