ECLI:NL:RBROT:2005:AU2466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
183647 / HA ZA 02-2078
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.L. van Zetten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Deloitte & Touche voor onjuiste advisering met betrekking tot successierechten

In deze zaak vorderden de erfgenamen van wijlen de heer [J] schadevergoeding van Deloitte & Touche, naar aanleiding van onjuiste adviezen die zij hadden ontvangen met betrekking tot de overdracht van onroerend goed en de daaruit voortvloeiende belastingverplichtingen. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat Deloitte & Touche niet tekort was geschoten in haar zorgplicht jegens [J]. De rechtbank stelde vast dat de advisering van Deloitte & Touche zich richtte op de fiscale positie van [J] zelf en niet op die van zijn erfgenamen. De rechtbank concludeerde dat er geen contractuele relatie bestond tussen Deloitte & Touche en de erfgenamen, en dat Deloitte & Touche niet verplicht was om hen te adviseren over de gevolgen van de advisering voor de successierechten. De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 7 september 2005.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 183647 / HA ZA 02-2078
Uitspraak: 7 september 2005
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
1. [eiser sub 1],
wonende te Valkenswaard,
2. [eiser sub 2],
wonende te Eindhoven,
3. [eiseres sub 3],
voorheen wonende te Brussel en thans wonende te
El Campello (Spanje),
eisers,
procureur mr. P. van der Mersch,
advocaat mr. H.M.L. Dings te Eindhoven,
- tegen -
1. de maatschap DELOITTE & TOUCHE
ACCOUNTANTS,
2. de maatschap DELOITTE & TOUCHE BELASTINGADVISEURS,
gedagvaard als de maatschap van besloten vennootschappen Deloitte & Touche,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
procureur (thans) mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. B.S.J.M. van Gangelen te Rotterdam.
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als (eiser sub 1), (eiser sub 2), (eiseres sub 3) en gedaagden worden hierna aangeduid als "Deloitte & Touche".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 september 2002 en de door eisers bij akte
overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met één productie;
- conclusie van repliek tevens vermindering van eis, met één productie;
- conclusie van dupliek, met één productie;
- akte van uitlating tevens in het geding brengen van productie aan de zijde van
eisers, met één productie;
- antwoordakte aan de zijde van gedaagden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
Wijlen de heer [J] was eigenaar van een modezaak te Eindhoven en heeft deze modezaak omstreeks 1994 verkocht. Eind 1994 heeft [J] de economische eigendom van zijn zakelijk onroerend goed verkocht aan Jaspers Onroerend Goed B.V.
2.2
Op 22 december 1994 is [J] vanuit Eindhoven naar België verhuisd.
2.3
Bij notariële akte van 27 januari 1995 heeft [J] de economische eigendom van de hem privé in eigendom toebehorende in Nederland gelegen registergoederen (een appartementsrecht, een winkel/woonhuis met ondergrond en erf alsmede een perceel grond, verder aan te duiden als: het onroerend goed) verkocht en geleverd aan Jaspers Onroerend Goed B.V.
2.4
Aandeelhoudster van Jaspers Onroerend Goed B.V. is de per 27 januari 1995 opgerichte besloten vennootschap Kinja Exploitatie B.V., waarvan - zakelijk weergegeven - de kinderen van [J] de aandelen hielden. De koopsom van het onroerend goed is omgezet in een lening (van [J]).
2.5
Op 3 september 1997 is [J] op 66-jarige leeftijd overleden, waarna [X] tot executeur testamentair van de nalatenschap van [J] werd benoemd. Eisers zijn de kinderen van [J] en diens enige erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen.
3. De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Deloitte & Touche hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eisers van f 291.988,-, te vermeerderen met € 6.274,42 althans € 4.448,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente over € 228.550,- vanaf 9 december 1999 althans de dag der dagvaarding,
en met veroordeling van Deloitte & Touche in de kosten van het geding.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten hebben eisers, deels anticiperend op het verweer, aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
[J] heeft na de verkoop van zijn modezaak Deloitte & Touche voor advies benaderd. In de begeleiding van [J] zorgden [Y] voor de benodigde jaarrekeningen en [Z] voor de fiscaal/juridische aspecten van het door [J] te volgen traject. Beide adviseurs waren werkzaam in loondienst bij Deloitte & Touche. Uit de voorlopige getuigenverhoren is gebleken dat [J] door [Y] en [Z] is geadviseerd ter zake van de emigratie naar België, de overheveling van de pensioenvoorzieningen en fiscale aspecten daaromtrent.
3.2
Deloitte & Touche adviseerde [J] een traject dat onder meer inhield emigratie van [J] naar België, met als oogmerk het betalen van vermogensbelasting te vermijden en voorts de pensioenafkoop tegen een voordeliger tarief te realiseren. Tevens was het doel het vermogen in de besloten vennootschap Jaspers Beheer B.V. tegen een nultarief naar het privé-vermogen van [J] over te hevelen.
Ten behoeve van dit traject is de pensioenvoorziening van [J] in de besloten vennootschap Jaspers Beheer B.V. overgeboekt naar een verzekeringsmaatschappij in België met als doel deze voorziening na emigratie naar België af te kopen.
3.3
Deloitte & Touche heeft in het kader van dit traject [J] aangeraden zijn onroerend goed onder te brengen in de onroerend goed vennootschap Jaspers Onroerend Goed B.V. Dit is aldus uitgevoerd, in die zin dat op aanraden van Deloitte & Touche alleen de economische eigendom van het onroerend goed op 27 januari 1995 is overgedragen aan Jaspers Onroerend Goed B.V.
De juridische eigendom van het onroerend goed is bij [J] gebleven. Daarbij is ook aangegeven dat [J] vermogensbelasting moest betalen over de juridische eigendom van het onroerend goed.
3.4
Tussen [J] en Deloitte & Touche bestond een overeenkomst van opdracht. Ingevolge artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) dient de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Dat heeft Deloitte & Touche nagelaten. Deze zorgplicht brengt onder meer met zich dat Deloitte & Touche [J] op de hoogte diende te stellen en te houden van de diverse aspecten van het probleem. Deloitte & Touche diende voldoende informatie te vergaren bij [J] om een goed advies te kunnen geven. Zij moest [J] voldoende informatie geven om de voor- en nadelen van verschillende mogelijkheden tegen elkaar af te wegen en diende hem te wijzen op de risico’s die verbonden zijn aan het opvolgen van haar advies. Ook deze verplichtingen is Deloitte & Touche niet nagekomen.
3.5
Na het overlijden van [J] werd een belastingaanslag successierechten ontvangen tot een bedrag van f 440.659,- (€ 199.962,33). Dit bedrag moesten eisers als de erven van [J] betalen, omdat [J], ook al woonde hij in België, het onroerend goed nog in juridische eigendom had.
Voor het overlijden van [J] heeft hij drie privé-aanslagen vermogensbelasting ontvangen van telkens f 21.000,- vanwege het bezit van onroerend goed in Nederland. Op advies van Deloitte & Touche zijn tegen die aanslagen geen bezwaarschriften ingediend.
3.6
Deloitte & Touche had [J] bij haar advies over de overdracht van het onroerend goed in economische zin moeten wijzen op het feit dat deze constructie weliswaar een beperking van de overdrachtsbelasting inhoudt, maar ook dubbele successierechten waarmee zijn erfgenamen worden geconfronteerd, tot gevolg heeft. Ook nadat [J] aanslagen vermogensbelasting over 1996 en 1997 had ontvangen over zijn juridische eigendom van het onroerend goed heeft Deloitte & Touche hem niet gewezen op het feit dat deze constructie hogere successierechten tot gevolg heeft dan wanneer ook de juridische eigendom zou worden overgedragen aan Jaspers Onroerend Goed B.V. Dat klemt te meer, omdat het inmiddels voor [J], zijn familie en belastingadviseurs duidelijk was dat [J] ernstig ziek was. De ziekte was levensbedreigend. Hij is ten gevolge van die ziekte overleden.
3.7
Deloitte & Touche is hierdoor tegenover [J] toerekenbaar tekortgeschoten althans heeft onrechtmatig gehandeld jegens [J] dan wel eisers door de zorgvuldigheidsnorm te schenden, ten gevolge waarvan schade is ontstaan. Op grond van artikel 6:170 BW is Deloitte & Touche aansprakelijk voor de fouten van haar ondergeschikten.
De schade bedraagt f 42.000,- aan vermogensbelasting (geheven over de jaren 1996 en 1997) en f 249.988,- aan successierechten, in totaal f 291.988,-
3.8
De raadsman van eisers heeft Deloitte & Touche bij brief van 9 december 1999 aansprakelijk gehouden voor de schade ten gevolge van onjuiste adviezen van Deloitte & Touche. Zij is gehouden de wettelijke rente vanaf deze datum te vergoeden. De samengestelde wettelijke rente over de hoofdsom van € 228.550,48 (rechtbank: zoals opgenomen in de inleidende dagvaarding) bedraagt vanaf 9 december 1999 tot 26 juli 2002 € 44.481,08.
3.9
Indien en voor zover de rechtbank aanneemt dat Deloitte & Touche bij haar oorspronkelijke advies niet is tekortgeschoten geldt subsidiair dat Deloitte & Touche na de ontvangst van de aanslagen inkomsten- en vermogensbelasting over 1996 en 1997 [J] had moeten wijzen op het gevaar dat zijn erfgenamen met hoge successierechten geconfronteerd zouden worden. Zij had eigener beweging [J] moeten wijzen op de mogelijkheid deze successierechten te voorkomen of te verminderen door overdracht van de juridische eigendom van het onroerend goed aan Jaspers Onroerend Goed B.V. Vast staat dat in dat geval de aanslagen successierecht niet aldus zouden zijn opgelegd. Dan zouden ook drie aanslagen vermogensbelasting van telkens f 21.000,- niet zijn ontvangen.
De aanslagen successierecht en vermogensbelasting geven een totaal van
f 503.659,- (€ 228.550,48).
3.1
Bij de conclusie van repliek is de eis verminderd in die zin dat afgetrokken is de vermogensbelasting die in Nederland verschuldigd zou zijn geweest, indien het onroerend goed in juridische eigendom was overgedragen, en dat afgetrokken is het successierecht over het onroerend goed in België, waardoor aan te vorderen vermogensbelasting resteert f 42.000,- en aan successierechten resteert
f 249.988,-
3.11
Eisers hebben zich moeten laten bijstaan door hun raadsman en hebben zich door de opstelling van Deloitte & Touche genoodzaakt gezien een voorlopig getuigenverhoor te doen houden bij de rechtbank te Rotterdam. Op grond van artikel 6:96 BW is Deloitte & Touche gehouden de hierdoor in redelijkheid gemaakte kosten van € 6.274,42 te vergoeden. Subsidiair wordt € 4.448,- gevorderd (2 punten van het liquidatietarief VII op grond van Voorwerk II).
4. Het verweer
De conclusie van Deloitte & Touche strekt primair tot niet ontvankelijk verklaring van eisers en subsidiair tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eisers in de kosten van het geding.
Deloitte & Touche heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Eisers laten na aan te tonen dat zij op grond van het overlijden van [J] onder algemene titel goederen, schulden en/of rechtsbetrekkingen van [J] hebben verkregen. Indien zij al onder algemene titel in de rechtsbetrekkingen van [J] zijn getreden, dan nog zijn zij niet bevoegd de onderhavige vorderingen aanhangig te maken. Er is namelijk een bewindvoerder benoemd, die bevoegd is tot alle beheersdaden in de ruimste zin des woords. Deze treedt gedurende zijn beheer als vertegenwoordiger van de erfgenamen op en deze vertegenwoordigingsbevoegdheid is privatief: gedurende het beheer van de bewindvoerder zijn de erfgenamen dus onbevoegd.
Het bewind eindigt zodra de rechthebbende de leeftijd van 35 jaar heeft bereikt. [Eiser sub 1] is geboren op 4 april 1976, [eiseres sub 3] is geboren op 20 april 1967 en [eiser sub 2] is geboren op 2 augustus 1969. Alleen [eiseres sub 3] zou dus op grond van haar leeftijd bevoegd kunnen zijn over haar aandeel in de nalatenschap te beschikken en derhalve tot het aanhangig maken van rechtsvorderingen tegen Deloitte & Touche, maar dan weer niet namens de beide anderen en evenmin zonder de vertegenwoordiger van de beide anderen.
4.2
Voorts is van belang dat de drie erfgenamen in beginsel gerechtigd zijn voor gelijke delen in de nalatenschap. Eisers - en dan vooral [eiseres sub 3] - laten na aan te tonen welke goederen aan ieder van hen toebehoren. Voor zover een dergelijke toewijzing niet heeft plaatsgevonden, is ook [eiseres sub 3] nog immer deelgenoot in de gemeenschap (de nalatenschap).
4.3
Subsidiair geldt het volgende.
Deloitte & Touche heeft tot aan het overlijden van [J] de jaarrekeningen alsmede de aangiften vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting tot en met 1994 van [J] (privé) en diens vennootschappen verzorgd. Van 1973 tot midden jaren tachtig was [X], vennoot van Deloitte & Touche, de account manager voor [J]. De werkzaamheden werden voornamelijk verricht door [Y]. De contacten liepen steeds via [X] of [Y]: beiden waren goede bekenden van [J]. Na het vertrek van [X] bij Deloitte & Touche medio 1995 zijn de werkzaamheden voortgezet door [Y].
4.4
In 1994 is [J] naar België verhuisd. Eerst daarnà heeft [J] zich volgens de stellingen van eisers kennelijk tot [X] gewend en geïnformeerd naar de mogelijkheden tot het onderbrengen van zijn pensioen bij een Belgische pensioenverzekeraar, het overhevelen van het vermogen in Jaspers Beheer B.V. naar het privé-vermogen tegen een nultarief en een mogelijke beperking van vermogensbelasting. Ook heeft [J] geïnformeerd naar de mogelijkheid van overdracht van het onroerend goed, hem in privé toebehorend, naar zijn kinderen. Dat laatste stond echter los van de emigratie van [J] naar België.
4.5
Van een advisering inhoudende een volledige fiscale begeleiding van [J] in verband met zijn emigratie naar België was geen sprake. [J] heeft mondeling geïnformeerd naar de fiscale aspecten van verhuizen naar België. [X] en/of [Y] hebben over deze aspecten kort ruggespraak gepleegd met de fiscalist [Z] van Deloitte & Touche en een en ander vervolgens mondeling aan [J] doorgegeven. Daarbij benadrukt Deloitte & Touche dat de opdracht puur en alleen inhield dat [J] zelf (hij was immers opdrachtgever) zo min mogelijk belasting in Nederland wenste te betalen. Ingevolge die opdracht heeft Deloitte & Touche gezocht naar een geoptimaliseerde structuur waardoor [J] zelf zo min mogelijk belasting betaalde. Binnen de bestaande mogelijkheden is aan die opdracht voldaan.
4.6
Een van de bedoelingen van [J] was dat het vermogen in Jaspers Beheer B.V. tegen een nultarief zou worden overgeheveld en dat is gelukt. Voorts wilde [J] de betaling van vermogensbelasting beperken. Dat er nog vermogensbelasting verschuldigd zou zijn, was aan [J] bekend. Hij heeft de aanslagen ook zelf geaccordeerd en vervolgens betaald. Hij wist derhalve dat hij in Nederland nog fiscaal ingezetene was. Niet valt dan ook in te zien hoe ten aanzien van de vermogensbelasting sprake kan zijn geweest van een onjuist advies.
4.7
Daarnaast gaf [J] aan het onroerend goed aan zijn kinderen te willen overdragen zonder dat over die overdracht overdrachtsbelasting verschuldigd zou worden. Deloitte & Touche heeft daarop aangegeven dat dit zou kunnen door het onroerend goed slechts economisch over te dragen. Ook dat is een juist advies geweest. De advisering heeft voor [J] geen nadelige consequenties gehad. Er is dus geen sprake van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen aan de zijde van Deloitte & Touche.
4.8
De aard van de opdracht maakt dat de advisering niet jegens eisers als een tekortkoming of onrechtmatig handelen kan worden beschouwd. Immers: wat fiscaal handig of goed was voor [J], behoeft dat niet te zijn voor zijn kinderen. De opdracht van [J] betrof zijn eigen fiscale positie, niet die van zijn kinderen. De opdracht hield kort gezegd in dat [J] zelf zo min mogelijk belasting in Nederland wilde betalen. De gekozen constructie was de enig mogelijke in het licht van de wensen van de opdrachtgever.
4.9
Ook ontbreekt het causaal verband tussen de gestelde schade en het handelen van Deloitte & Touche: eisers leveren nog geen begin van bewijs dat [J] anders zou hebben gehandeld, indien het advies had geluid zoals dat in hun ogen had moeten luiden. Er valt dan ook niet in te zien dat [J], zo hij van de successierechtelijke gevolgen van de economische overdracht al niets afwist en zo Deloitte & Touche hem daarop had moeten wijzen, de juridische eigendom van het onroerend goed zou hebben geleverd.
4.1
Evenmin is voldaan aan het vereiste voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad dat de geschonden norm (handelen als goed opdrachtnemer) strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. De opdracht van [J] was tweeledig: enerzijds wilde hij in verband met zijn emigratie naar België de betaling van vermogensbelasting zoveel mogelijk vermijden, zijn pensioenafkoop tegen een voordelig tarief realiseren en het vermogen in Jaspers Beheer tegen een nultarief naar privé overhevelen, anderzijds wilde hij het onroerend goed overdragen aan zijn kinderen waarbij de betaling van overdrachtsbelasting vermeden zou worden. Het ging [J] dus, zoals gezegd, slechts om zijn eigen fiscale positie.
4.11
De gestelde schade ten aanzien van de vermogensbelasting over 1996 en 1997 wordt betwist. Over beide jaren was vermogensbelasting verschuldigd over de volle eigendomswaarde, nu de juridische eigendom van het onroerend goed bij [J] bleef liggen. Ten onrechte laten eisers bovendien de besparing van vermogensbelasting buiten beschouwing die volgt uit de gekozen structuur en welk voordeel ten gunste van de erfgenamen van [J] is gekomen.
4.12
Meer subsidiair wordt een beroep gedaan op eigen schuld. De kinderen hadden het voor het overlijden van [J] twee jaar lang in hun macht op elk moment het onroerend goed zelf weer door te verkopen, zodanig dat deze op datzelfde moment juridisch aan hen zouden worden geleverd en zij - op datzelfde moment - zowel de juridische als de economische eigendom vervolgens aan een derde koper zouden leveren en die derde koper de overdrachtsbelasting zou betalen. Zelfs hadden zij de nalatenschap kunnen weigeren. Deloitte & Touche staat buiten de keuze van eisers om dat niet te doen. De billijkheid brengt dan ook mee dat de gestelde schade geheel voor rekening van eisers blijft.
5. De beoordeling
5.1
In de inleidende dagvaarding is gedagvaard de maatschap van besloten vennootschappen Deloitte & Touche.
Deloitte & Touche heeft in de conclusie van antwoord aangegeven dat die maatschap niet bestaat en dat zij in dit geding als gedaagden zullen beschouwen de maatschap Deloitte & Touche Accountants alsmede de maatschap Deloitte & Touche Belastingadviseurs.
5.2
Deloitte & Touche heeft erkend [J], in zijn opdracht, te hebben geadviseerd omtrent de verkoop en levering van de economische eigendom van het onroerend goed, doch heeft aangevoerd dat het hier om een losstaande en beperkte opdracht ging, waarbij het uitsluitend ging om het belang van [J] zelf om in Nederland zo weinig mogelijk vermogensbelasting en in het geheel geen overdrachtsbelasting te betalen. Dit laatste hebben eisers in elk geval niet althans onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
Deze (losstaande) opdracht stond niet in het teken van de fiscale begeleidingstraject van [J] bij zijn verhuizing naar België, die als doel had dat [J] daar zelf fiscaal voordelig verder kon leven. Deze verhuizing was toen reeds een feit en had geheel eigen juridische gevolgen. Het ging bij de onderhavige opdracht om de overheveling van privé-vermogen van een vader naar zijn kinderen.
5.3
De verlening van bovengenoemde op het onroerend goed ziende opdracht is niet schriftelijk vastgelegd, er is ter zake geen schriftelijk advies uitgebracht en evenmin is hiervoor separaat gefactureerd, hetgeen op zich het beperkte karakter van deze opdracht onderstreept. Volgens eisers vond een groot deel van de advisering plaats vóór december 1994 (zie conclusie van repliek punt 16). De overgelegde facturen aan [J] over de periode 1994-1997 hebben voornamelijk betrekking op de gebruikelijke werkzaamheden (verzorgen van de jaarrekening en aangiften) en slechts in beperkte mate op advieswerk. Uit de facturen aan [J] kan niet worden afgeleid dat het hier om meer dan een beperkte opdracht ging.
5.4
Tussen partijen staat vast dat Deloitte & Touche bij de uitvoering van de onderhavige opdracht [J] niet heeft gewezen op de mogelijkheden van zijn kinderen om successierechten te besparen. Gesteld noch gebleken is evenwel dat [J] daarnaar heeft gevraagd of zich zo heeft gedragen dat Deloitte & Touche kon begrijpen of diende te begrijpen dat de opdracht mede die vraag omvatte, zoals uit het navolgende blijkt.
5.5
De consequentie van het advies van Deloitte & Touche ten aanzien van het onroerend goed was dat [J] minder vermogensbelasting en geen overdrachtsbelasting in Nederland over het (hem in juridische eigendom toebehorende) onroerend goed behoefde te betalen.
[J] heeft de juistheid en de wijze van uitvoering van de opdracht aanvaard. Dat blijkt uit het betalen van de aanslagen vermogensbelasting, waar een besparing van vermogensbelasting uit resulteerde. Dat voordeel is concreet door [J] genoten. Ook zijn kinderen hebben de juistheid van dat advies aanvaard blijkens de getroffen constructie dat de eigendomsoverdracht zo werd vormgegeven dat zij de koopsom verschuldigd bleven en geen kosten behoefden te betalen.
5.6
De hiervoor onder 2.3 genoemde notariële akte d.d. 27 januari 1995 omschrijft in artikel 6 de modaliteiten van de op termijn - uiterlijk per 30 december 2004 - beoogde juridische levering van het onroerend goed.
Gesteld noch gebleken is dat eisers dan wel [J] zelf enig initiatief hebben ontplooid om alsnog tot juridische levering van het onroerend goed over te gaan toen [J] ziek werd. Sterker nog: getuige het onder bewind stellen van al hetgeen zijn erven uit zijn nalatenschap hebben verkregen totdat zij de leeftijd van 35 jaar hebben bereikt, volgt dat [J] ook ten tijde van zijn ziekte de zeggenschap van zijn kinderen over het onroerend goed heeft willen beperken.
5.7
Uit niets blijkt dat [J] bij de opdrachtverlening de belangen van zijn kinderen voor ogen had of zelfs voorop gesteld heeft, zoals eisers in de conclusie van repliek (punt 25) nader stellen, dan wel dat de kinderen nauw betrokken waren bij de verlening of vormgeving van de onderhavige opdracht, zoals eisers in de conclusie van repliek (punt 31) nader stellen. Eisers hebben in het geheel geen feiten en omstandigheden gesteld ter onderbouwing van deze - door Deloitte & Touche betwiste - beweringen, zodat er geen aanleiding is hen ter zake tot enige bewijslevering toe te laten. De rechtbank zal deze nadere stellingen dan ook passeren.
5.8
Het risico dat zich voor [J] erfgenamen ten aanzien van de te betalen successierechten heeft verwezenlijkt, gold op de voet van artikel 3 van de Successiewet 1956 voor een periode van 10 jaar na de verhuizing (eind 1994) van [J] naar België, na welke periode van 10 jaar alsnog het vermogen belastingvrij kon worden geschonken aan de kinderen of nagelaten aan de erfgenamen. Dit spoort volledig met de hiervoor onder 5.6 genoemde termijn uit de notariële akte waarop juridische levering uiterlijk was beoogd (eind 2004).
De ziekte van [J] waaraan hij is overleden, manifesteerde zich volgens eisers omstreeks 1996 en 1997. Mede gelet op zijn toenmalige leeftijd en (gezondheids)situatie is aannemelijk dat [J], voor zover ervan moet worden uitgegaan dat hij van genoemd risico niet op de hoogte was, bij advisering hierover door Deloitte & Touche dit risico zou hebben genomen, indien het onder zijn aandacht was gebracht.
5.9
Al met al kan niet gezegd worden dat Deloitte & Touche niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant en belastingadviseur betaamt.
Een informatieplicht ter zake van het behalen van belastingvoordeel bij een eventuele toekomstige heffing van successierechten bij de kinderen kan gezien het beperkte en geïsoleerde karakter van de opdracht alsmede de bovengeschetste omstandigheden van het onderhavige geval aan de zijde van Deloitte & Touche bij haar advisering niet worden aangenomen.
Om dezelfde redenen valt - anders dan eisers bij de conclusie van repliek hebben betoogd - onder de zorgplicht van Deloitte & Touche niet een informatie-, onderzoeks- of waarschuwingsplicht in verband met de positie van [J’s] erfgenamen.
Deloitte & Touche had een contractuele relatie met [J] en niet met zijn kinderen en behoefde in dit geval niet op grond van eisen van zorgvuldigheid of maatschappelijke betamelijkheid [J] ongevraagd te adviseren over de eventuele mogelijkheden van [J] erfgenamen om successierechten te besparen.
5.1
Gelet op het vorenstaande ligt de vordering op inhoudelijke gronden voor afwijzing gereed, nu geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen aan de zijde van Deloitte & Touche jegens [J] dan wel eisers. Om deze reden kan in het midden blijven of eisers een vordering hebben ingesteld die onder de nalatenschap valt en zo ja, of zij collectief dan wel individueel in de rechtsbetrekkingen van [J] zijn getreden en, ook voor zover nog sprake is van bewindvoering, de onderhavige vordering (ieder voor het geheel) mochten instellen. De rechtbank zal om dezelfde reden in het midden laten de verjaringsverweren die Deloitte & Touche eerst bij de conclusie van dupliek heeft aangevoerd, op welke verweren eisers niet meer hebben kunnen reageren, en evenmin ingaan op de gestelde schade en de eventuele mate van eigen schuld. Voor al deze punten geldt dat zij niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
5.11
Op grond van het voorgaande zal de vordering zal worden afgewezen. De nevenvorderingen delen in het lot van de afwijzing.
5.12
Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
6. De beslissing
De rechtbank,
wijst de vordering van eisers af,
veroordeelt eisers in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Deloitte & Touche bepaald op € 3.632,- aan griffierecht en op € 2.842,- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.L. van Zetten.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
377