ECLI:NL:RBROT:2005:AU4409
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Louwinger-Rijk
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en gezagskwesties na erkenning van minderjarigen
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2005 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 22 september 2003 in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De vrouw heeft een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding met nevenvoorzieningen, waarbij zij primair verzocht om te verklaren dat zij eenhoofdig met het gezag over de minderjarigen is belast. De man heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij met de vrouw gezamenlijk gezag heeft over de minderjarigen, die hij vóór het huwelijk heeft erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat, ondanks de erkenning, de man en vrouw geen aantekening in het gezagsregister hebben gemaakt, waardoor het eenhoofdig gezag bij de vrouw is gebleven.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man om een informatieregeling te treffen afgewezen, maar heeft de vrouw wel verplicht om de man aan het einde van het schooljaar een geanonimiseerd schoolrapport van de minderjarigen te sturen. Dit besluit is genomen in het licht van de ernst van de gebeurtenissen die door de man zijn aangericht in het gezin en de impact daarvan op de vrouw en de minderjarigen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden tot 1 januari 2006. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding.