ECLI:NL:RBROT:2006:AV1435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10/641102-05
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • J. Daalmeijer
  • A. Reinds
  • M. Buizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel en voortzetting van de behandeling

Op 20 januari 2006 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 10/641102-05, betreffende de tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders) opgelegd aan de veroordeelde, geboren in 1976 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet onwelwillend staat tegenover een behandeling op een voor hem geschikte ISD-afdeling. Uit verklaringen van de directeur en de trajectbegeleider blijkt dat er mogelijkheden zijn voor behandeling, nu de veroordeelde de juiste medicatie ontvangt en zijn situatie is gestabiliseerd. De rechtbank heeft overwogen dat de Hoge Raad heeft bepaald dat onvoldoende succes in de resocialisatiedoelen geen reden is om de maatregel te beëindigen. Daarom is er geen aanleiding om de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen. De beslissing is genomen na een openbare behandeling op 6 januari 2006, waarbij de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman, mr. Tilburg, heeft gehoord. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in acht genomen en heeft geconcludeerd dat de maatregel moet worden voortgezet.

Uitspraak

Parketnummer: 10/641102-05
Datum uitspraak: 20 januari 2006
BESLISSING
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering in openbare raadkamer van 6 januari 2006, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
zonder bekende woon - of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting “Amsterdam”, Huis van Bewaring “Het Veer”, 1096 CE Amsterdam, H.J.E. Wenckebachweg 48.
PROCEDURE
De rechtbank heeft acht geslagen op de navolgende stukken:
* het strafdossier van deze zaak, waaruit blijkt dat aan [veroordeelde] voornoemd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 24 juni 2005 is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren, waarbij tevens is bepaald dat het openbaar ministerie binnen 6 maanden dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
* een bericht als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht mede inhoudend een verklaring van de directeur en de trajectbegeleider van de Inrichting voor Stelselmatige Daders omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde.
De rechtbank heeft bij de openbare behandeling op 6 januari 2006 gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en de raadsman van veroordeelde mr. Tilburg, advocaat te Spijkenisse.
BEVOEGDHEID
De rechtbank is bevoegd, aangezien de meervoudige kamer van deze rechtbank de maatregel heeft opgelegd.
OVERWEGINGEN
Uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat veroordeelde niet geheel onwelwillend staat tegenover een behandeling op een - in zijn ogen - juiste isd-afdeling. Ook uit de genoemde verklaringen van de directeur en de trajectbegeleider blijkt dat er nog een mogelijkheid gezien wordt tot behandeling van Moti nu hij de juiste medicatie ontvangt en gestabiliseerd is.
Dit overwegende en in aanmerking nemend dat de Hoge Raad heeft uitgemaakt dat onvoldoende succes op de realisatie van de resocialisatiedoeleinden geen grond oplevert voor een beëindiging van de maatregel, is er geen aanleiding de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders te beëindigen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38s van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 509y tot en met 509ff van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
De rechtbank:
- ziet geen aanleiding de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd te beëindigen.
Aldus gedaan door:
mr. Daalmeijer, voorzitter,
en mrs. Reinds en Buizer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Jonker-den Besten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2006.