ECLI:NL:RBROT:2006:AV3180

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
229354/ HA ZA 04-3422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering van premies werknemersverzekeringen door UWV tegen Eurokas

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de besloten vennootschap Eurokas B.V. UWV vorderde betaling van premies werknemersverzekeringen die Eurokas verschuldigd was over de jaren 1997 tot en met 2000, in totaal € 32.671,27. De rechtbank heeft vastgesteld dat Eurokas de premienota's niet tijdig had betaald, ondanks herhaalde aanmaningen en sommatie. Eurokas betwistte de vordering en stelde dat zij de premienota's nooit had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat Eurokas op zijn minst op 18 april 2005 kennis had genomen van de premienota's, waardoor de besluiten tot vaststelling van de premies in werking waren getreden.

De rechtbank overwoog dat UWV op grond van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen bevoegd was om de vordering ter incasso voor te leggen aan de civiele rechter. Eurokas had aangevoerd dat UWV niet het recht had om het volledige bedrag van de nota's te vorderen, omdat UWV eerder had aangegeven dat de notabedragen voorlopig buiten invordering waren gesteld. De rechtbank oordeelde echter dat dit vertrouwen niet gerechtvaardigd was, aangezien de opschorting voorwaardelijk was en Eurokas had nagelaten om aanvullende gegevens aan te leveren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van UWV tot betaling van de premienota's toegewezen, met wettelijke rente vanaf 15 mei 2005. De nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat UWV deze kosten niet voldoende had gespecificeerd. Eurokas werd veroordeeld in de proceskosten van het geding. Het vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 229354/ HA ZA 04-3422
Uitspraak: 22 februari 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de rechtspersoon naar publiekrecht UITVOERINGINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN (UWV GAK),
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
procureur mr. Th.J. van ’t Hoen,
advocaat mr. R.Dijkema te Leeuwarden,
- tegen -
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EUROKAS B.V.,
gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaat mr. J.H. Cox te Zoetermeer.
Partijen worden hierna aangeduid als "UWV" respectievelijk "Eurokas".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 6 december 2004 en de door UWV overgelegde productie;
- conclusie van antwoord, met producties;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 9 februari 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 27 april 2005;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door UWV bij schrijven van 14, 20 respectievelijk 26 april 2005 overgelegde producties;
- akte uitlating producties aan de zijde van Eurokas;
- akte overlegging producties aan de zijde van Eurokas;
- antwoordakte aan de zijde van UWV.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1
UWV is uit hoofde van artikel 11, eerste lid, Coördinatiewet Sociale Verzekeringen belast met de vaststelling en invordering van de door de werkgever verschuldigde premies werknemersverzekeringen. Op 2 mei 2002 respectievelijk op 14 augustus 2002 heeft zij de nota’s ter zake van de door Eurokas als werkgever verschuldigde premies over de jaren 1997 en 1998 respectievelijk 1999 en 2000 opgemaakt, totaal ten bedrage van € 32.671,27. UWV heeft voor het eerst op 17 juni 2002 betalingsherinneringen over de jaren 1997 en 1998 aan Eurokas gestuurd.
2.2
Eurokas heeft de herinneringen d.d. 17 juni 2002 ontvangen en heeft daarop gereageerd bij schrijven van 12 juli 2002. In dit schrijven heeft Eurokas verzocht om een toelichting op de wijze van berekening en opschorting van de incasso tot in ieder geval augustus 2002. UWV heeft hierop bij schrijven van 17 juli 2002 laten weten “Wij hebben van de notabedragen voorlopig alles buiten invordering gesteld. Binnenkort ontvangt u zonodig een correctienota.”
2.3
Eurokas heeft voorts ontvangen een schrijven namens UWV van Debt Recovery Agency d.d. 28 maart 2003, waarin wordt gesommeerd het totaal verschuldigde bedrag ad € 32.671,27 plus kosten te voldoen, alsmede een schrijven d.d. 20 september 2004, waarin wordt gemeld dat de afrekennota’s zijn gebaseerd op de door de werkgever opgegeven gegevens en Eurokas wordt verzocht om indien de gegevens op de nota’s niet in overeenstemming zijn met haar eigen administratie, voor indiening van de correcties zorg te dragen. Hierop heeft Eurokas niet schriftelijk gereageerd.
2.4
Vervolgens heeft Eurokas ontvangen twee sommaties namens UWV van Mariënbergh Incassoservices d.d. 28 september en 15 oktober 2004, waartegen Eurokas bij schrijven van 30 september respectievelijk 18 oktober 2004 heeft geprotesteerd.
2.5
Bij schrijven van 24 mei 2005 heeft Eurokas alsnog formeel bezwaar aangetekend tegen de premienota’s d.d. 2 mei 2002 en de premienota’s d.d. 14 augustus 2002. Bij beslissing op bezwaarschrift d.d. 13 juni 2005 is Eurokas niet ontvankelijk verklaard in het bezwaar wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
2.6
Bij schrijven van 27 mei 2005 heeft Eurokas herziening gevraagd over de premienota’s over de jaren 1997, 1998, 1999 en 2000 bij UWV, afdeling looninspectie. Een uitspraak hierop is nog niet gegeven.
3. Het geschil
3.1
De vordering van UWV luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Eurokas te veroordelen tot betaling van € 43.425,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 32.671,27 vanaf 22 oktober 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, en kosten.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft UWV aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
- UWV heeft uit hoofde van de door Eurokas verschuldigde premies (o.a. krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheid) over de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 een bedrag te vorderen van € 32.671,27 zijnde het totaal van de aan gedaagde gezonden premienota’s. Deze nota’s zijn ondanks herhaalde aanmaning en sommatie onbetaald gebleven, zodat Eurokas toerekenbaar tekort is geschoten.
- De betalingstermijnen van de afzonderlijke (jaar) nota’s zijn krachtens het bepaalde in artikel 11, zesde lid, van de Coordinatiewet Sociale Verzekeringen fatale termijnen, zodat UWV aanspraak maakt op vergoeding van de wettelijke rente vanaf de dag dat deze termijnen zijn verlopen, berekend tot en met 22 oktober 2004 zijnde een bedrag van € 4.835,33.
- UWV maakt tevens aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 5.918,48.
3.3
Eurokas heeft de vordering van UWV gemotiveerd betwist en geconcludeerd tot afwijzing daarvan, met veroordeling van UWV in de kosten van het geding. Dit verweer zal - voor zover van belang - hierna onder 4 worden weergegeven en besproken.
4. De beoordeling
4.1
De rechtbank stelt voorop dat UWV op grond van het Besluit Incasso en Invordering (i.w.tr. 1 juli 2000) bevoegd is de vordering ter incasso voor te leggen aan de civiele rechter.
4.2
Het meest verstrekkende verweer van Eurokas is dat zij de premienota’s over 1997 en 1998 gedateerd 2 mei 2002, alsmede de premienota’s over de jaren 1999 en 2000 gedateerd 14 augustus 2002, nooit heeft ontvangen en UWV ook niet heeft bewezen noch kan bewijzen dat zij de nota’s heeft verzonden en/of zijn ontvangen, zodat het er voor moet worden gehouden dat de besluiten tot vaststelling van de premies niet in werking zijn getreden en de invordering mitsdien niet op goede gronden berust.
4.3
Dit verweer faalt. Wat er zij van de vraag of Eurokas niet eerder dan 18 april 2005, de datum waarop zij kennis nam van de producties als in het geding gebracht door UWV ter voorbereiding van de comparitie van partijen, kennis had kunnen nemen van de oorspronkelijke premienota’s, vaststaat dat zij dat op die datum in ieder geval wel heeft gedaan. Dit brengt met zich dat het er voor moet worden gehouden dat in ieder geval op 18 april 2005 de besluiten geacht kunnen worden aan Eurokas bekend te zijn gemaakt in de zin van artikel 3:40 AWB en ook op die datum in werking zijn getreden, zodat Eurokas is gehouden tot betaling. Daaraan kan niet afdoen het feit dat Eurokas voornemens is in beroep te gaan tegen de beslissing op bezwaarschrift van UWV d.d. 13 juni 2005 en nog
niet is beslist op het d.d. 27 mei 2005 ingediende verzoek om herziening, nu beroep krachtens het bepaalde in artikel 6:16 AWB de werking van het besluit waartegen het is gericht niet schorst en krachtens vaste jurisprudentie geldt dat wanneer gebruik wordt gemaakt van een administratiefrechtelijke rechtsgang de burgerlijk rechter van de geldigheid van het besluit dient uit te gaan, zolang het niet is vernietigd.
4.4
Eurokas heeft vervolgens aangevoerd dat UWV niet het recht toekomt om betaling van het volledige bedrag van de nota’s in te vorderen, omdat zij de brief van 17 juli 2002 zelf heeft aangegeven de notabedragen voorlopig buiten invordering te stellen en binnenkort zonodig een correctienota zou worden verstuurd. Nu UWV ondanks het hiermee opgewekte vertrouwen en het feit dat Eurokas inmiddels aanvullende informatie aan UWV heeft doen toekomen volhardt in handhaving van de onjuist berekende (ambtshalve) vastgestelde naheffingen is het voor de civiele rechter - aldus Eurokas - in ieder geval gerechtvaardigd de vordering slechts toe te wijzen tot het bedrag dat door Eurokas als juist is erkend, te weten tot een bedrag van € 12.300,28. UWV heeft hiertegenover gesteld dat de opschorting voorwaardelijk was en Eurokas uit dit schrijven had moeten begrijpen dat zij nadere gegevens diende aan te leveren, hetgeen zij destijds heeft nagelaten.
4.5
Met betrekking hiertoe stelt de rechtbank voorop dat het oordeel over de vraag of de premienota’s terecht en op juiste gronden zijn vastgesteld, alsmede het oordeel over de vraag of Eurokas op grond van de door UWV gedane mededelingen bij voornoemd schrijven van 17 juli 2002 er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat invordering van de oorspronkelijk bij nota opgelegde bedragen achterwege zou blijven, is voorbehouden aan de administratieve rechter en mitsdien valt buiten het toetsingsbereik in de onderhavige procedure.
4.6
Voor zover Eurokas met haar betoog heeft willen stellen dat de eisen van een behoorlijke rechtspleging in het onderhavige geval meebrengen dat de rechtbank als burgerlijk rechter in deze, teneinde mogelijk tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, de uitspraak aan dient te houden dan wel in plaats daarvan slechts uitspraak doet onder de voorwaarde van de uitkomst van de administratiefrechtelijke rechtsgang, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval bestaat voor het aanhouden dan wel het doen van een uitspraak onder voornoemde voorwaarde slechts dan grond indien te verwachten valt dat de administratieve appelrechter een niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens termijnoverschrijding achterwege zal laten op grond dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat sprake is van verzuim, althans van een niet verschoonbare termijnoverschrijding, aan de zijde van Eurokas en dat de appelrechter het besluit zal vernietigen. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat krachtens vaste jurisprudentie geldt dat een termijnoverschrijding slechts dan verschoonbaar is, indien zo spoedig mogelijk na kennisname van het besluit alsnog bezwaar wordt aangetekend, waarvoor de belanghebbende in ieder geval niet de volledige normale bezwaar- of beroepstermijn is gegund. Het vorenstaande brengt met zich dat onvoldoende grond bestaat om de uitspraak (deels) aan te houden of te doen onder voorwaarde van de uitkomst van de administratiefrechtelijke rechtsgang.
4.7
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de vordering tot betaling van de premienota’s totaal ten bedrage van € 32.671,27 dient te worden toegewezen.
4.8
De nevenvordering tot het betalen van wettelijke rente is slechts deels voor toewijzing vatbaar, nu het er voor moet worden gehouden dat de besluiten eerst op 18 april 2005 in werking zijn getreden, zodat Eurokas, met inachtneming van de te doen gebruikelijke vervaltermijnen als gehanteerd door UWV, eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf 15 mei 2005.
4.9
De nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu UWV heeft nagelaten deze kosten na betwisting daarvan door Eurokas, nader te specificeren, zodat onvoldoende is gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat kosten zijn gemaakt die meeromvattend zijn dan die waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten.
4.1
Eurokas zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Eurokas om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan UWV te betalen het bedrag van € 32.671,27 (zegge: tweeëndertigduizend zeshonderdéénenzeven-tig euro en zevenentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2005 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Eurokas in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van UWV bepaald op € 955,-- aan vast recht, op € 83,78 aan overige verschotten en op € 1.447,50 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Heevel.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
1515