R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 245025 / HA ZA 05-2444
Uitspraak: 22 maart 2006
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOETERS ALUBO B.V.,
gevestigd te De Lier,
eiseres,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. C.F.J.M. Nelemans te Nieuw Vennep,
[gedaagde],
gevestigd te Krimpen aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. F.L.J. van Wersch,
advocaat mr. S.J.H. Rutten te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als "Boeters" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 16 augustus 2005 en de door Boeters overgelegde producties;
- conclusie van antwoord;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 26 oktober 2005, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 6 december 2005.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1 Boeters heeft met [gedaagde] een tweetal overeenkomsten gesloten betreffende het in opdracht van Boeters in onderaanneming uitvoeren van heiwerkzaamheden. Deze heiwerkzaamheden hadden betrekking op door Boeters bij haar opdrachtgevers te bouwen serres. Op deze overeenkomsten zijn geen algemene voorwaarden van toepassing.
2.2 De heiwerkzaamheden ten behoeve van het werk te Maassluis zijn door [gedaagde] op 6 april 2000 uitgevoerd.
2.3 Voorafgaand aan het werk heeft het bedrijf Van Bemmel Advies Bouwconstructies (hierna: VBA) berekend dat de palen op een diepte van 25 meter beneden NAP dienden te worden ingeheid, hetgeen neerkomt op een paallengte van 29 meter. In afwijking van deze berekening heeft [gedaagde] geheid tot een diepte van 25 meter ten opzichte van het maaiveld.
2.4 Nadat er sprake was van verzakking, is geconstateerd dat de heipalen tot een te geringe diepte waren ingeslagen. Partijen hebben toen in overleg besloten dat [gedaagde] twee nieuwe palen onder de serre zou aanbrengen zonder daar kosten voor te berekenen. Deze nieuwe palen zijn in april 2002 aan de voorkant van de serre aangebracht.
2.5 Nadat er wederom sprake was van verzakking heeft [gedaagde] de nieuwe heipalen aan de fundering gekoppeld, de fundering op spanning gebracht en de oude palen van de fundering losgezaagd. Hierna heeft er geen verzakking meer plaatsgevonden.
2.6 Bij schrijven van 5 mei 2004 is [gedaagde] door Boeters aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
2.7 De heiwerkzaamheden ten behoeve van het werk te Leiderdorp zijn door [gedaagde] op 14 augustus 2003 uitgevoerd.
2.8 Voorafgaand aan het werk heeft VBA berekend dat de palen op een diepte van 15,8 meter beneden NAP dienden te worden ingeheid, hetgeen neerkomt op een paallengte van 15 meter. In afwijking van deze berekening heeft [gedaagde] 5 palen met een lengte van 13,5 meter ingeheid en 2 palen met een lengte van 14,5 meter.
2.9 Nadat er sprake was van verzakking, is geconstateerd dat de heipalen tot een te geringe diepte waren ingeslagen. Partijen hebben toen in overleg besloten dat [gedaagde] vijf nieuwe palen onder de serre zou aanbrengen. Nadat [gedaagde] deze palen in april 2005 had aangebracht, heeft er geen verzakking meer plaatsgevonden.
2.10 Bij schrijven van 12 januari 2005 is [gedaagde] door Boeters aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van de hoofdsom in de zaak Maassluis van € 7.586 en de hoofdsom in de zaak Leiderdorp van € 22.168,24, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Boeters aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1 Nu [gedaagde] zich niet gehouden heeft aan de door VBA gemaakte berekeningen van de inheidiepte en de lengte van de heipalen, is hij aansprakelijk voor de door de verzakkingen ontstane schade.
3.2 De schade terzake het werk Maassluis bedraagt in totaal € 7.106,-. De schade terzake het werk Leiderdorp bedraagt in totaal € 21.010,24.
3.3 Boeters heeft kosten gemaakt voor verkrijging van voldoening buiten rechte, welke kosten terzake het werk Maassluis begroot worden op € 480,- en terzake het werk Leiderdorp begroot worden op € 1.158,-.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Boeters in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
Werk te Maassluis en Leiderdorp
4.1 primair
Boeters was ermee bekend dat de palen minder diep waren geslagen dan berekend door VBA. Ingevolge artikel 7:758 BW is [gedaagde] ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die Boeters op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Boeters heeft de diepte van de door [gedaagde] geheide palen aanvaard.
Toen de palen in Maassluis op een diepte van 25 meter onder maaiveld zaten, bleek uit de kalenderstaat dat er 30-31 slagen nodig waren voor de laatste 10/25 cm. Aangezien een dergelijke “kalender” bij dergelijke palen betekent dat de palen op een voldoende draagkrachtige laag zijn terechtgekomen, heeft [gedaagde] overleg gepleegd met dhr. [O], de vertegenwoordiger van Boeters op het werk. Dhr. [O] deelde aan [gedaagde] mede dat de palen voldoende op diepte waren gekomen. Verdere heiwerkzaamheden heeft [gedaagde] toen niet verricht en [gedaagde] heeft het heiwerk aan Boeters opgeleverd. [gedaagde] heeft Boeters vervolgens een factuur gezonden met als bijlage de betreffende kalenderstaat.
Toen de palen in Leiderdorp op een diepte van 13,5 c.q. 14,5 meter onder maaiveld zaten, bleek uit de kalenderstaat dat er 16-18 slagen nodig waren voor de laatste 10/25 cm. Aangezien een dergelijke “kalender” bij dergelijke palen betekent dat de palen op een voldoende draagkrachtige laag zijn terechtgekomen, heeft [gedaagde] overleg gepleegd met dhr. [M], de vertegenwoordiger van Boeters op het werk. Dhr. [M] deelde aan [gedaagde] mede dat de palen voldoende op diepte waren gekomen. Verdere heiwerkzaamheden heeft [gedaagde] toen niet verricht en [gedaagde] heeft het heiwerk aan Boeters opgeleverd. [gedaagde] heeft Boeters vervolgens een factuur gezonden met als bijlage de betreffende kalenderstaat.
4.2 subsidiair
In 2002 hebben partijen niet alleen afgesproken dat [gedaagde] twee nieuwe palen erbij zou heien (zoals hiervoor vermeld onder 2.4), maar destijds is tevens afgesproken dat daarmee de zaak was afgehandeld, hetgeen [gedaagde] heeft opgevat als dat partijen elkaar daarmee finale kwijting voor dit geschilpunt verleenden.
4.3 meer subsidiair
Er is sprake van eigen schuld van Boeters bij het opnieuw optreden van verzakkingen in 2004. In 2002 hebben partijen voorts afgesproken dat, nadat [gedaagde] de twee nieuwe palen zou hebben geheid, Boeters de fundering onder spanning zou brengen en een koppeling zou maken tussen de nieuwe palen en de fundering. Dit heeft zij nagelaten.
Bovendien betwist [gedaagde] het causaal verband tussen de gestelde schade en het minder diep heien van de palen dan door VBA aangegeven.
4.4 subsidiair
De schade waarvan Boeters vergoeding vordert is slechts gedeeltelijk terug te voeren op de verzakking. Daarnaast had de schade beperkt kunnen worden, indien [gedaagde] direct toestemming was gegeven extra palen te heien. Boeters heeft het echter eerst nog 3 à 4 maanden aangezien.
Voorts betwist [gedaagde] bij gebrek aan wetenschap dat alle door Boeters gevorderde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.5 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden betwist nu deze niet zijn onderbouwd.
5.1 De rechtbank begrijpt, mede naar aanleiding van hetgeen namens [gedaagde] ter comparitie naar voren is gebracht, het ten aanzien van beide werken door [gedaagde] primair gevoerde verweer aldus, dat zij zich op het standpunt stelt dat partijen tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden nader zijn overeengekomen dat er zou worden afgeweken van de berekeningen van VBA en dat zij derhalve haar verplichtingen uit hoofde van de (nader vastgestelde) overeenkomsten is nagekomen.
[gedaagde] heeft in dit kader gesteld dat zij tijdens de uitvoering van de heiwerkzaamheden op een gegeven moment op basis van haar deskundigheid en ervaring van mening was dat de palen voldoende op diepte waren gekomen en dat zij dit vervolgens aan dhr. Ottenvanger resp. dhr. [M] heeft medegedeeld, waarna dezen ermee akkoord zijn gegaan dat [gedaagde] zou stoppen met heien. Ook indien deze lezing van de feiten juist zou zijn, hetgeen door Boeters wordt betwist, kan dit verweer [gedaagde] niet baten. Er staat als onbetwist vast dat de geconstateerde verzakkingen te wijten waren aan het feit dat de heipalen een onvoldoende lengte hadden. Nu gesteld noch gebleken is dat de verzakkingen ook zouden zijn opgetreden indien [gedaagde] niet van de berekeningen van VBA was afgeweken, staat hiermee eveneens vast dat het door [gedaagde] aan Boeters gegeven advies ondeugdelijk was. [gedaagde] kan zich er vervolgens niet op beroepen dat Boeters akkoord is gegaan met dit ondeugdelijke advies. [gedaagde] was immers de ter zake deskundige partij en heeft vanuit deze deskundigheid aan Boeters een advies gegeven. [gedaagde] heeft niet dan wel onvoldoende betwist dat Boeters op het gebied van heiwerk niet deskundig was. Verder was het [gedaagde] duidelijk, althans had het haar duidelijk moeten zijn dat er geen overleg had plaatsgevonden tussen Boeters en VBA omtrent een wijziging in de lengte van de palen.
5.2 [gedaagde] heeft voorts nog een beroep gedaan op artikel 7:758 BW. De rechtbank merkt hieromtrent allereerst op dat dit artikel niet op onderhavige zaak van toepassing is. Krachtens artikel 217 van de Overgangswet NBW wordt op een overeenkomst van aanneming van werk die vóór het tijdstip van het in werking treden van titel 12 van Boek 7, zijnde 1 september 2003, is gesloten deze titel pas drie jaren na dat tijdstip van toepassing, zijnde 1 september 2006. Nu de heiwerkzaamheden op 6 april 2000 c.q. 14 augustus 2003 zijn uitgevoerd, moeten de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten tussen partijen voor die tijd zijn gesloten en derhalve voor 1 september 2003. Op onderhavige zaak is daarom de algemene regel van artikel 6:89 BW van toepassing.
Nu [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat partijen tijdens de heiwerkzaamheden de overeenkomsten nader hebben ingevuld, kan zij zich er niet op beroepen dat Boeters ten tijde van de oplevering reeds op de hoogte was van het feit dat de heipalen korter waren dan door VBA berekend. Indien de stellingen van [gedaagde] op dit punt juist zijn, is het gebrek in de prestatie namelijk niet hierin gelegen, maar in het feit dat het door haar aan Boeters gegeven advies eerder te stoppen met heien ondeugdelijk is gebleken. Met dit gebrek is Boeters pas bekend geworden op het moment dat bekend was dat de verzakkingen werden veroorzaakt door het feit dat de heipalen onvoldoende lengte hadden. Ook dit verweer van [gedaagde] wordt derhalve verworpen.
5.3 Uit het voorgaande volgt dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de door de verzakkingen veroorzaakte schade in beginsel vast staat.
5.4 Wat betreft het werk Maassluis heeft [gedaagde] subsidiair aangevoerd dat partijen in 2002 hebben afgesproken dat als [gedaagde] er twee nieuwe palen bij zou heien, partijen elkaar over en weer finale kwijting zouden verlenen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door Boeters rust op [gedaagde] de bewijslast van haar stelling. Zij zal tot dit bewijs worden toegelaten.
5.5 Met betrekking tot de in 2004 opgetreden verzakkingen heeft [gedaagde] aangevoerd dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Boeters, nu partijen hadden afgesproken dat Boeters er zorg voor zou dragen dat de fundering onder spanning zou worden gebracht en een koppeling zou worden gemaakt tussen de nieuwe palen en de fundering, hetgeen zij heeft nagelaten. Dit verweer wordt verworpen. Uit het rapport van Deltaland d.d. 13 februari 2004, dat door Boeters als productie 3 bij dagvaarding is overgelegd, waarvan de inhoud niet door [gedaagde] is betwist, kan worden opgemaakt dat de oorzaak van de verdere verzakking was gelegen in het feit dat de oude heipalen niet van de fundering waren losgekoppeld. Nu [gedaagde] de deskundige is op het gebied van heiwerk en het heiwerk in 2002 door haar is geschied teneinde een eerdere tekortkoming aan haar zijde te herstellen, is de rechtbank van oordeel dat het in beginsel de verantwoordelijkheid van [gedaagde] was om ervoor te zorgen dat door het heien van de twee nieuwe palen verdere verzakkingen zouden worden voorkomen, dus indien nodig de oude palen van de fundering los te zagen, tenzij partijen hieromtrent andere afspraken hebben gemaakt, hetgeen echter gesteld noch gebleken is. [gedaagde] spreekt immers slechts over het koppelen van de nieuwe heipalen aan de fundering, doch niet over het loskoppelen van de oude heipalen.
5.6 [gedaagde] heeft met betrekking tot het werk Maassluis de hoogte van de door Boeters gestelde schade niet betwist. Dit betekent dat, indien [gedaagde] niet slaagt in het hiervoor onder 5.4 vermelde bewijs, de vordering van Boeters met betrekking tot dit werk voor toewijzing gereed ligt.
Indien [gedaagde] wel slaagt in het onder 5.4 vermelde bewijs, dan is [gedaagde] slechts aansprakelijk voor de schade die is ontstaan door de verzakkingen in 2004. Boeters wordt voor dat geval verzocht reeds in haar conclusie na getuigenverhoor aan te geven, welk deel van de door haar gevorderde schade ziet op de verzakkingen in 2002 en welk op de verzakkingen in 2004.
5.7 De hoogte van de door Boeters met betrekking tot het werk Leiderdorp gevorderde schade is door [gedaagde] gemotiveerd betwist. Deze schade is voor een groot deel opgebouwd uit prijsopgaven en verwachte kosten. Boeters wordt in de gelegenheid gesteld in haar conclusie na getuigenverhoor aan te geven in hoeverre deze kosten op dat moment daadwerkelijk zijn gemaakt en deze kosten met bescheiden te onderbouwen. Zij wordt voorts in de gelegenheid gesteld in die conclusie te reageren op de ter comparitie door [gedaagde] naar voren gebrachte stelling dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van Boeters.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8 [gedaagde] heeft dit onderdeel van de vordering gemotiveerd betwist. Boeters zal in de gelegenheid gesteld worden om bij zijn conclusie na getuigenverhoor een specificatie van de hier bedoelde kosten met een toelichting hierop over te leggen.
alvorens verder te beslissen,
draagt [gedaagde] op het bewijs van haar stelling dat partijen in 2002 hebben afgesproken dat als [gedaagde] op het werk Maassluis twee nieuwe palen bij zou heien, partijen elkaar over en weer ter zake dit werk finale kwijting zouden verlenen;
bepaalt dat indien [gedaagde] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. Fiege;
bepaalt dat de procureur van [gedaagde] binnen twee weken na vonnisdatum opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in de maanden mei, juni, juli en augustus 2006 en dat de procureur van Boeters binnen dezelfde periode opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
204/1694