2.1 Verweerder, geboren op [geboortedatum], is per 1 mei 1980 bij verzoekster in dienst getreden, in de functie van chauffeur. Het laatstelijk verdiend bruto maandsalaris bedraagt € 1.949,62, exclusief vakantietoeslag.
2.2 Verzoekster heeft verweerder bij brief van 27 januari 2004 aangesproken op zijn gedrag met betrekking tot een incident op 23 januari 2004, waarbij er een fout was gemaakt door de planning.
2.3 In opdracht van de heer Jaspers heeft verweerder naar aanleiding van het incident van 23 januari 2004 een gesprek gevoerd met de planners. Dat gesprek is op 25 februari 2004 schriftelijk aan verweerder bevestigd.
2.4 Bij brief van 27 oktober 2004 heeft verzoekster aan verweerder medegedeeld dat hij op grond van artikel 129 lid 1b van de TPG CAO geschorst is voor de duur van één werkdag, zijnde 29 oktober 2004, onder inhouding van een evenredig gedeelte van zijn maandinkomen. Deze schorsing was naar aanleiding van een incident op 22 oktober 2004.
2.5 Bij brief van 29 oktober 2004 heeft verweerder op de brief van 27 oktober 2004 gereageerd en hij heeft daarin te kennen gegeven dat hij het niet eens is met de schorsing en inhouding van een gedeelte van zijn maandinkomen. Tevens heeft hij aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om de zijn kant van de zaak toe te lichten. Voorts heeft verweerder in deze brief meegedeeld dat hij naar aanleiding van de incidenten van 22 oktober 2004 en 27 januari 2004 kopieën van de dagstaat en schijf heeft opgestuurd naar de Rijksverkeersinspectie.
2.6 Naar aanleiding van zijn brief van 29 oktober 2004 is verweerder uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek met de heer Telling. Dit gesprek vond plaats op 23 november 2004.
2.7 Op 12 november 2004 is verweerder over het jaar 2004 beoordeeld met ‘niet positief’.
2.8 Bij brief van 8 maart 2005 deelt de heer Telling onder meer het volgende mee:
“Ik beschouw hiermee deze zaak als afgedaan.”
2.9 Op 19 april 2005 heeft een incident plaatsgevonden waarover verzoekster, verweerder heeft aangeschreven. Bij brief van 25 april 2005 heeft verweerder op deze brief gereageerd en heeft hij zijn verklaring van het incident gegeven, waarbij hij te kennen heeft gegeven dat er een probleem was in de communicatie tussen de “perco” en de planner en dat de houding van de planner naar hem toe onterecht zeer dwingend en kortaf was.
2.10 Bij brief van 3 mei 2005 heeft de heer Jaspers op de brief van verweerder van 25 april 2005 gereageerd. In deze brief heeft de heer Jaspers onder meer het volgende meegedeeld:
“Uw verklaring in deze is voor mij afdoende en voor mij is de kwestie hier dan ook mee afgedaan.”
2.11 Op 29 augustus 2005 heeft P. Verhelst, beveiligmedewerker van Securicor Beveiliging B.V. tewerkgesteld bij Neckerman B.V. te Sint-Jansteen een rapport opgemaakt. In dit rapport heeft P. Verhelst onder meer het volgende meegedeeld:
“Omstreeks 19:30 uur had ik Medewerker van TPG Post met vrachtwagenkenteken BL-DS-91, nadat hij zich via de intercom bij Poort 1 van Expeditie-Centrum had aangemeld toegang gegeven. Zo ook om ca 19.35 uur via de intercom van Poort 2 voor doorgang naar rangeerterrein van Textielmagazijn, echter nadat de poort was geopend, stopte de chauffeur midden in de poortopening waardoor toegang naar en van bedrijfsterrein werd geblokkeerd.
Na een tiental minuten heb ik mijn collega ter plaatse gestuurd om de chauffeur naar de reden te vragen waarom hij daar stilstaat.
Hij verklaarde dat dit een protestactie was om aan te geven dat hij het een bezwaar vindt telkens voor aanmelding te moeten uitstappen. Hij is van mening dat de bewaking bij eerste aanmelding alle poorten moet openen voor een vrije doorgang.
Eerder deze week heeft dezelfde chauffeur aan de balie de bewaking al ruzie met medewerker van de bedrijfsbewaking gemaakt, en daarbij aangegeven dat het niet vooraf openen van de poorten door bewaking pesterijen zijn. Maakt daarbij een schampere opmerking dat hij nu kan begrijpen waarom de dienstdoende beambte portier is geworden. Hierbij is aan de Chauffeur gemeld dat wij de bedrijfsinstructie van Neckermann uitvoeren, en dat daar de bezwaren kunnen worden gemeld.
Tevens willen wij erop wijzen dat genoemde chauffeur niet kan wachten totdat de schuifpoorten geheel zijn geopend, en daarbij al gaat rijden als de poort nog in beweging is beweging wordt aangegeven door een flitslamp boven op de poort, hierdoor bestaat het risico dat de open- of dichtschuivende poort kan worden aangereden, waar onnodig schade kan toebrengen aan de poort en ook de vrachtwagen van TPG Post.(…)
2.12 Bij e-mail van 30 augustus 2005 heeft verweerder gereageerd op een telefoongesprek met de heer Goossen over het rapport van de beveiliging van Neckerman.
2.13 Naar aanleiding van het incident op 26 augustus 2005 heeft de heer Telling bij brief van 15 september 2005 aan verweerder meegedeeld dat hij voor 5 dagen wordt geschorst, zonder doorbetaling van salaris. De heer Telling heeft daarin aan verweerder onder meer het volgende meegedeeld:
Tijdens deze 5 dagen kunt u nadenken over:
- uw gedrag ten opzichte van onze klanten;
- hoe u zich zult gaan gedragen.(…)
Een volgend incident waarbij u in negatieve zin betrokken bent zal leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, dit betekend ontslag.(..)
2.14 Bij brief van 20 januari 2006 aan de heer Jaspers hebben de heer Van de Avort en de heer Van de Hoek, beiden Teamcoaches VBG Middelburg, zich beklaagd over het gedrag van een chauffeur op 18 januari 2006. Deze chauffeur blijkt verweerder te zijn.
2.15 Bij brief van 24 januari 2006 heeft verweerder gereageerd op de verklaring van de teamcoaches.
2.16 Bij brief van 26 januari 2006 heeft de heer E.B. Telling verweerder onder meer het volgende meegedeeld:
Op 20 januari 2006 heeft u uw werkzaamheden bij de vesting Middelburg niet uitgevoerd overeenkomstig de geldende afspraken. Uw manager heeft aan u een schriftelijke verantwoording gevraagd omtrent uw handelswijzen.
Ik stel u op non-actief in afwachting van verdere besluitvorming.(…)
2.17 Bij brief van 31 januari 2006 is de non-actiefstelling door de heer Telling opgeheven en gewijzigd in een vrijstelling van de verplichting om werkzaamheden uit te voeren.
2.18 Op 6 februari 2006 heeft een gesprek plaatsgevonden met verweerder, de heer Jaspers en mevrouw Aalders.
2.19 Bij brief van 7 februari 2006 heeft de heer Telling aan verweerder medegedeeld dat er geen vertrouwen in verweerder aanwezig is om het dienstverband nog langer te laten voortbestaan.