ECLI:NL:RBROT:2006:AV9820
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. van Zelm van Eldik
- Rechtspraak.nl
Rechtsmacht van de Nederlandse rechter in vordering tegen internationale vervoerders en exhibitieincident
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter met betrekking tot vorderingen tegen verschillende (internationale) vervoerders. De eiseressen, waaronder INDEKO INTERNATIONAL HANDELS GMBH en J. HAKBIJL B.V., hebben vorderingen ingesteld tegen de reders, waaronder Laeisz en Rendite KG, naar aanleiding van schade aan goederen die tijdens het vervoer zijn ontstaan. De rechtbank heeft de vorderingen beoordeeld in het kader van de EEX-Verordening en de geldigheid van een jurisdictieclausule in de cognossementen. De reders hebben zich beroepen op onbevoegdheid, stellende dat de jurisdictieclausule hen niet bindt en dat de rechtbank niet bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de jurisdictieclausule niet geldig is en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade is ingetreden in Rotterdam, wat betekent dat de rechtbank bevoegd is om de vorderingen tegen de reders te behandelen. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de reders in de kosten van het onbevoegdheidsincident worden veroordeeld en dat de zaak verder zal worden behandeld in de hoofdzaak en het exhibitieincident.