Parketnummers van de berechte zaken: 10.700154/05 + 10.700261/05 + 10.090104/04
Datum uitspraak: 11 april 2006
Na aanhouding bepaalde tijd: verschenen
Tegenspraak
van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres]
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in de P.I. Haaglanden/J.H.v.B. "De Sprang" te 's-Gravenhage,
raadsman mr. J.Y. Taekema.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 maart 2006.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen onder de parketnummers 10.700154/05, 10.700261/05 en 10.090104/04. Van deze dagvaardingen zijn kopieën bij dit vonnis gevoegd (bladzijden aangeduid met A, B, C, D, E, F, G, H, I, J en K).
DE EIS VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie mr. De Beer heeft gerekwireerd -zakelijk weergegeven-:
- de vrijspraak van het onder 10.700154/05 sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en
3 primair tenlastegelegde;
- de bewezenverklaring van de onder parketnummer 10.700154/05 sub 1 meest subsidiair, 2, 3 subsidiair 4, 5, 6 primair, 7, 8 en 9 en parketnummers 10.700261/05 en 10.090104/04 tenlastegelegde en
- toepassing van het meerderjarigenstrafrecht en
- de veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren,
met aftrek van voorarrest.
Het onder parketnummer 10.700154/05 sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2, 3 primair en 6 primair tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK
Met betrekking tot 10.700154/05 sub 2:
Onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering, zodat ten aanzien van verdachte niet tot een bewezenverklaring van dit feit gekomen kan worden.
Met betrekking tot 10.700154/05 sub 6 primair:
Als uitvoeringshandeling kan slechts bewezenverklaard worden dat er met een stok of lat op/tegen en/of in de richting van het slachtoffer is geslagen. Hiermee is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat hij het slachtoffer dodelijk of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, zodat dit feit niet bewezenverklaard kan worden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder de parketnummers 10/700154/05 sub 1 meest subsidiair, 3 subsidiair 4, 5, 6 subsidiair, 7, 8 en 9 en onder parketnummers 10.700261/05 en 10.090104/04 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, te weten dat:
Parketnummer 10/700154/05:
1. meest subsidiair:
hij op 10 november 2004 te Rotterdam,
op de openbare weg, [],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1],
welk geweld bestond uit het die [slachtoffer]
- slaan en stompen en schoppen en trappen.
3. subsidiair:
hij op 11 mei 2005 te Rotterdam,
op de openbare weg, [],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het die [slachtoffer 2]
- met een mes steken in de borst en een arm en
- insluiten en
- schoppen en/of trappen en/of stompen en/of
slaan tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug en/of elders op/tegen het lichaam.
4.
hij op 18 mei 2005 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam
op de openbare weg, de [],
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee en een jas (kleur zwart) en een mobiele telefoon
(Nokia kleur grijs), toebehorende aan [slachtoffer 3 en/of 4],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- de doorgang blokkeren van die [slachtoffer 3 en/of 4 en/of 5] en
- die [slachtoffer 3] toevoegen: "geef mij je spullen" en "haal je portemonnee uit je broekzak" en "geef mij ook je jas" en
- voelen in de broekzakken van die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 5] en
- die [slachtoffer 3] de jas uittrekken en
- die slachtoffer 4] toevoegen: "geef me je telefoon",
en
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en
- naar achteren duwen tengevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val kwam;
5.
hij op 25 mei 2005 te Hoogvliet, gemeente Rotterdam
op de openbare weg, te weten de [],
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk M2Li/Mitsubishi kleur zilver) en een ketting (kleur zilver),
toebehorende aan [slachtoffer 6],
en
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung type E 500) en een herenring (kleur goud),
toebehorende [slachtoffer 7],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
tegen voornoemde [slachtoffer 6] en die [slachtoffer 7],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld bestond uit het met kracht:
- op de grond duwen en slaan en stompen en schoppen en trappen,
terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag en
- trekken aan voornoemde ketting en
- trachten in een broekzak van deie [slachtoffer 7] te graaien en
- die [slachtoffer 7] slaan en stompen en
- een hand van die [slachtoffer 7] vasthouden en met kracht die ring van de vinger
van die [slachtoffer 7] rukken;
6. subsidiair:
hij op 07 juni 2005 te Rotterdam,
op de openbare weg, [] en/of [],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 8, 9, en /of 10]
welk geweld bestond uit het
- met een stok of lat slaan op/tegen en/of in de richting van die [slachtoffer 8 en 9]
7.
hij op 10 juni 2005 te Rotterdam,
op de openbare weg, de [],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 11 en/of 12]
welk geweld bestond uit het:
- toevoegen van de woorden: "wij gaan jullie dood maken" en "wij breken jullie botten", en
- gooien van steenen
tegen en/of naar en/of in de richting van die [slachtoffer 11 en/of 12] en
- (meermalen) met een vuurwapen afvuren van kogels op en/of
in de richting van die [slachtoffer 11] en
- toevoegen van de woorden: "als ik je nu niet dood, dan dood ik je later";
8.
hij op 04 juli 2005 te Rotterdam,
op de openbare weg, het [ ],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 13],
welk geweld bestond uit die [slachtoffer 13] slaan en stompen en schoppen en trappen,
ook terwijl die [slachtoffer 13] op de grond lag;
9.
hij op 12 juli 2005 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer 14 en/of 15]
en/of een of meer andere perso(o)n(en) aanwezig in de (omgeving van de)
[] en/of de [] van het leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd
in de richting van die [slachtoffer 14 en/of 15] en/of een of meer andere perso(o)n(en)
aanwezig in de (omgeving van de) [] en de [],
zijnde de uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
Parketnummer 10.700261/05:
hij op 19 februari 2005 te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
op de openbare weg, de [],
tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas onder meer inhoudende een identiteitskaart en een fotocamera),
toebehorende aan [slachtoffer 16],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 16],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- die [slachtoffer 16] achterna lopen vanuit metrostation Rhoon en
- (onverhoeds) duwen van die [slachtoffer 16] en (aldus) ten val brengen van die [slachtoffer 16], en
- omsingelen van die [slachtoffer 16], en
- trekken en/of rukken van die tas uit een/de hand(en) van die [slachtoffer 16] en
- slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 16];
Parketnummer 10.090104/04:
hij op 08 juli 2004 te Rotterdam
op de openbare weg, te weten de [],
tezamen en in vereniging met een ander
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een portemonnee, toebehorende aan
[slachtoffer 17],
welke diefstal werd vergezeld van geweld
tegen [slachtoffer 17]
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
welk geweld bestond uit het
- krachtig en gewelddadig en onverhoeds vastpakken en/of vastgrijpen (bij de nek)
van die [slachtoffer 17] en
- naar achteren trekken van die [slachtoffer 17] en
- meermalen krachtig en gewelddadig op/tegen het gezicht
van die [slachtoffer 17] slaan en/of stompen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen,
zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van wettige bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist,
in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
TOELICHTING OP DE BEWEZENVERKLARING
M.b.t. 10.700154/05 feit 9:
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat niet bewezenverklaard kan worden dat verdachte het oogmerk heeft gehad om samen met anderen een moord te gaan plegen. Volgens de raadsman is verdachte gewoon meegegaan om te kijken wat er zou gebeuren en kon hij niet voorzien dat er een schietpartij zou gaan plaatsvinden. De raadsman bepleit dan ook vrijspraak van dit feit.
Uit de bewijsmiddelen (verklaring 12/V5/2) blijkt evenwel dat verdachte op de hoogte was van het feit, dat zijn broer "[roepnaam broer]" in het bezit was van een vuurwapen ("pipa").
Voorts was verdachte uit eigen ervaring -door middel van een aantal van de thans bewezenverklaarde feiten, die korte tijd vóór dit feit hadden plaatsgevonden,- ervan op de hoogte dat deze broer het gebruik van grof en vergaand geweld, in de zin van het steken met een mes en het schieten met een vuurwapen bepaald niet schuwde.
Verder staat in de verklaring die [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd (verklaring 12/V12/1) onder meer het volgende:
"[roepnaam broer] kwam na een paar minuten weer terug. Hij kwam met zijn broer [naam1] en [naam 2] en [naam 3]. (…) [roepnaam broer] zei dat hij die lange jongen ging zoeken. Die jongen maakte teveel problemen. (…) Hij zei mij dat hij hem ging schieten. (…) Ja hij wilde die jongen doodmaken. (…) Toen we daar waren gingen we daar aan de kant staan. Iedereen deed dat. Ik zag die jongen, hij trekte die pistool en schoot een keer.".
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte, ondanks zijn wetenschap die blijkt uit voormelde feiten en omstandigheden, met zijn broer is meegelopen toen die op zoek was naar een jongen met wie hij problemen had en die hij wilde doodschieten. Niet is gebleken dat verdachte zich daarbij op enig moment heeft gedistantieerd van de plannen en het verdere handelen van zijn broer.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger van de bewezenverklaarde poging tot moord aangemerkt moet worden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
De bewezen feiten leveren op:
feit 1 meest subsidiair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3 subsidiair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 4:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 6 subsidiair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 7:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 8:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 9:
Medeplegen van poging tot moord;
T.a.v. 10.700261/05:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
T.a.v. 10.090104/04:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken, die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.
STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is strafbaar.
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ongeveer één jaar schuldig gemaakt aan een reeks van ernstige gewelddadige strafbare feiten, te weten diefstallen met geweld en openlijke geweldplegingen, waarbij stelselmatig grof geweld is gebruikt.
Hij heeft op 08 juli 2004 samen met een andere jongen op straat een man van zijn portemonnee beroofd, waarbij fors geweld tegen het slachtoffer is gebruikt. Het slachtoffer is door verdachte plotseling van achteren vastgegrepen en naar achteren getrokken, terwijl hij, aldus weerloos gemaakt door de medeverdachte hard tegen zijn gezicht is geslagen en gestompt.
Voorts heeft hij op 10 november 2004 samen met vrienden op straat een man in elkaar geschopt en geslagen.
Op 19 februari 2005 heeft verdachte wederom met vrienden een straatroof gepleegd, waarbij een vrouw van haar tas met inhoud is beroofd. Het slachtoffer is -nadat zij uit de metro was gestapt- door verdachte en zijn vrienden achtervolgd, geduwd, ten val gebracht en omsingeld. Ook is er lichamelijk geweld tegen haar gepleegd door haar tegen het hoofd te stompen.
Op 11 mei 2005 heeft verdachte samen met vrienden een taxichauffeur ingesloten en over zijn hele lichaam geschopt en geslagen. De broer van verdachte heeft de taxichauffeur met een mes in zijn borst en arm gestoken. Dit alles gebeurde nadat de taxichauffeur verdachte en zijn medeverdachten had aangesproken, omdat zij opzettelijk een voetbal tegen zijn auto hadden geschopt. Dit feit is eens te schrijnender, omdat de taxichauffeur al een aantal malen daarvoor zonder te reageren had geduld dat de bal tegen zijn auto werd geschopt en hij ook nu nog slechts op vriendelijke toon had gevraagd om dit niet nogmaals te doen.
Op 18 mei 2005 heeft verdachte samen met vrienden weer een straatroof gepleegd, waarbij de slachtoffers van een portemonnee, een jas en een mobiele telefoon zijn beroofd. De slachtoffers zijn gefouilleerd, mondeling bedreigd en tegen één van de slachtoffers is lichamelijk geweld gebruikt.
Ook op 25 mei 2005 heeft verdachte samen met vrienden een straatroof gepleegd. De slachtoffers zijn van een ring, een ketting en twee mobiele telefoons beroofd. Wederom is tegen de slachtoffers fors lichamelijk geweld gebruikt.
Op 07 juni 2005 heeft verdachte samen met vrienden op straat een man met een stok of lat geslagen.
Op 10 juni 2005 heeft verdachte samen met vrienden wederom openlijk geweld gepleegd. De aanleiding hiervoor was een futiel meningsverschil met de slachtoffers en een woordenwisseling over wie het recht had om op een pleintje te voetballen.
Twee mannen zijn door verdachte en zijn vrienden met de dood bedreigd, met stenen bekogeld en er is door de broer van verdachte met scherp geschoten, waarbij één van de slachtoffers in een arm is geraakt.
Ook op 04 juli 2005 heeft verdachte samen met vrienden openlijk geweld gepleegd. Zij hebben zonder enige reden in een winkelcentrum fors lichamelijk geweld gebruikt tegen een man. Het slachtoffer is daarbij geslagen en geschopt, ook nadat hij ten val was gekomen en op de grond lag.
Deze bewezenverklaarde feiten zijn bijzonder ernstig, mede gelet op het uiterst gewelddadige karakter daarvan. Door te handelen als voormeld heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hij heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die dergelijke feiten voor hen hebben. De verdachte heeft zich bij de straatroven slechts laten leiden door het verwachte (geldelijke) gewin en hij heeft geen enkel respect getoond voor het persoonlijk eigendom van de slachtoffers.
Tenslotte is verdachte op 12 juli 2005 met zijn broer en een aantal vrienden meegelopen, toen die broer op zoek was naar een jongen met wie hij eerder problemen had gehad en die hij thans wilde doodschieten. De gezochte confrontatie heeft inderdaad plaatsgevonden en de broer van verdachte heeft op straat, waar het op dat moment een drukte van belang was, een kogel afgevuurd de groep personen, waarin de gezochte jongen zich bevond.
Ook dit is een bijzonder ernstig feit. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het leven en welzijn van anderen. Het is slechts aan het toeval te danken dat uiteindelijk niemand door de door de broer van verdachte afgevuurde kogel getroffen is.
Voormelde bewezenverklaarde feiten moeten voor de slachtoffers schokkende en beangstigende gebeurtenissen geweest zijn, die zij niet snel zullen vergeten. De ervaring leert, dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien zorgen dergelijke misdrijven -zeker nu zij in het openbaar hebben plaatsgevonden en onschuldige voorbijgangers hiermee ongewild zijn geconfronteerd- voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte d.d. 14 februari 2006, waaruit blijkt, dat hij op 08 juli 2005 ter zake van een straatroof is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de inhoud van de omtrent verdachte uitgebrachte rapportages van Bureau Jeugdzorg, Stadsregio Rotterdam, d.d. 21 juni 2005 en het voorlichtingsrapport d.d. 28 maart 2006 van de Stichting Reclassering Nederland.
Omtrent de persoon van verdachte is d.d. 24 maart 2006 gerapporteerd door mw. drs. Y. Dunker-van Os, psychiater in opleiding, onder supervisie van de heer Th.J.G. Bakkum, forensisch psychiater. In dit rapport staat onder meer vermeld, dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in anti-sociale richting. Daarnaast maakt verdachte een zwakbegaafde indruk, waardoor er sprake is van een verminderd cognitief functioneren; hij maakt de indruk te functioneren op een ontwikkelingsniveau dat lager is dan passend bij zijn kalenderleeftijd. Hij is hierdoor minder dan conform zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden, in staat om de consequenties van zijn handelen te overzien.
De verdachte neigt ertoe zijn verminderd intelligentieniveau te camoufleren door stoer en dominant gedrag in een groep en door zich groter voor te doen dan hij is. Volgens de psychiater is er sprake van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Geadviseerd wordt om ten aanzien van verdachte het minderjarigenstrafrecht toe te passen en om hem een PIJ-maatregel op te leggen.
Met betrekking tot de kans op recidive staat in dit rapport vermeld, dat deze kans aanzienlijk is, in geval van onveranderd ontwikkelingsniveau en een onveranderde omgevingssituatie.
Voorts staat in dit rapport vermeld, dat detentie op verdachte een stabiliserend effect heeft. De meest waarschijnlijke verklaring hiervoor is, dat hij in detentie gescheiden is van zijn groepsgenoten en zijn hiërarchische status verloren heeft.
Geadviseerd wordt om aansluitend aan zowel een straf als een maatregel, reclasseringscontacten op te leggen.
Tevens is getracht omtrent verdachte te laten rapporteren door H.S.M. Weber,forensisch psycholoog. De verdachte heeft echter zijn medewerking aan het psychologisch onderzoek geweigerd. Door de psycholoog is aangegeven dat deze weigering voorshands niet lijkt voort te komen uit een eventuele stoornis van verdachte.
Het verzoek van de raadsman van verdachte ter terechtzitting om alsnog te trachten verdachte te laten onderzoeken door een psycholoog, wijst de rechtbank wijst af, aangezien zij zich reeds voldoende voorgelicht acht omtrent de persoon van verdachte.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater over voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat gelet op het grote aantal en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, ten aanzien van verdachte het meerderjarigenstrafrecht toegepast dient te worden en dat op de bewezenverklaarde feiten niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank verenigt zich dan ook niet met voormelde adviezen van de psychiater, nu die uitgaan van toepassing van het minderjarigenstrafrecht en zij zal die adviezen dan ook terzijde stellen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voorts het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent verdachte met name de vanzelfsprekendheid en het gemak waarmee de strafbare feiten zijn begaan zwaar aan. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte bij veel feiten een hoofdrol heeft vervuld. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte ook nu nog de ernst van de door hem gepleegde feiten niet dan wel onvoldoende inziet en dat hij de verantwoordelijkheid voor de door hem begane feiten niet op zich neemt.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte uiteindelijk niet degene is geweest die feitelijk met een mes heeft gestoken of met een vuurwapen heeft geschoten.
Gelet op het voorgaande en teneinde te bevorderen dat verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank een deel van de op te leggen vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden, dat de verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal gedragen naar de aanwijzingen, die zullen worden gegeven door of namens de reclassering.
De straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien zij minder feiten heeft bewezenverklaard en zij in sterke(re) mate rekening houdt met de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn begaan en de persoonlijkheid van verdachte, zoals beschreven in het rapport van voornoemde psychiater.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie, dat de na te noemen straf passend en geboden is.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 77b, 141, 289, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE VORDERINGEN VAN DE BENADEELDE PARTIJEN
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
de heer [benadeelde partij 1], wonende [adres], terzake van feit 6.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €95,= en immateriële schade tot een bedrag van €1.500,=.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting bezwaar gemaakt tegen het feit, dat de vordering blijkens de bijgevoegde gegevens ten aanzien van de materiële schade kennelijk nog op een later tijdstip is aangevuld en verhoogd. De raadsman trekt daarbij in twijfel dat zulks door of namens de benadeelde partij is geschied, omdat deze de vordering al had ondertekend en ingediend.
De rechtbank heeft echter geen aanwijzingen dat de uitbreiding van de vordering met materiële schade buiten de wil van de benadeelde partij is geschied. Het enkele feit dat de vordering na ondertekening nog is verhoogd en van een bijlage is voorzien is daarvoor onvoldoende.
De gevorderde materiële schade is evenwel onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aange-bracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde straf-bare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op €500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade is niet van zo eenvoudige aard, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behande-ling in dit strafgeding en de benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aange-bracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen, aangezien beiden ten dele in het ongelijk zijn gesteld.
Voorts heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd:
de [benadeelde partij 2], domicilie kiezende te [adres], terzake van feit 7.
De benadeelde partij vordert vergoeding van materiële schade tot een bedrag van €216,30 en immateriële schade tot een bedrag van €1.500,=.
De gevorderde materiële schade is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aange-bracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het onder 7 bewezen verklaarde straf-bare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op €500,=, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immateriële schade is niet van zo eenvoudige aard, dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behande-ling in dit strafgeding en de benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ook dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aange-bracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen, aangezien beiden ten dele in het ongelijk zijn gesteld.
- VERKLAART niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10.700154/05
sub 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2, 3 primair en 6 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- VERKLAART bewezen, dat de verdachte het onder de parketnummers 10.700154/05
sub 1 meest subsidiair, 3 subsidiair 4, 5, 6 subsidiair, 7, 8 en 9 en 10.700261/05 en 10.090104/04 tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
- VERKLAART niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
- STELT VAST dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
- VERKLAART de verdachte terzake van deze feiten strafbaar;
- VEROORDEELT de verdachte terzake van de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de tijd van ACHTENVEERTIG (48) MAANDEN;
- BEPAALT dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
- STELT daarbij een proeftijd vast en bepaalt dat deze twee (2) jaren bedraagt;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
* de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft;
- STELT als bijzondere voorwaarde:
* dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt;
- VERSTREKT aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde;
- BEVEELT dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
- WIJST GEDEELTELIJK TOE de vordering van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan: de [benadeelde partij 1], wonende te [adres] te betalen €500,= (zegge: vijfhonderd euro);
- VERKLAART de benadeelde partij in het overige deel van de vordering
niet-ontvankelijk en bepaalt, dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- BEPAALT dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
- WIJST GEDEELTELIJK TOE de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] en veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan: de [benadeelde partij 2], domicilie kiezende te [adres], te betalen €500,= (zegge: vijfhonderd euro);
- VERKLAART de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt, dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- BEPAALT dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van de Grampel, voorzitter tevens kinderrechter en
mrs. Rutten en Geurts-de Veld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hartgers, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 april 2006.