ECLI:NL:RBROT:2006:AX2185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
260888 / F1 RK 06-1130
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Louwinger-Rijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voogdij over ongeboren kind in verband met verslavingsproblematiek moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2006 uitspraak gedaan over de voorlopige voogdij van een ongeboren kind, dat zich in een zorgwekkende situatie bevindt. De moeder, mevrouw [X], is 34 weken zwanger en vertoont ernstig problematisch gedrag, waaronder het gebruik van harddrugs, prostitutie en het dealen van drugs. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een verzoek ingediend om de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam te belasten met de voorlopige voogdij over het ongeboren kind, gezien de omstandigheden die de gezondheid en veiligheid van het kind in gevaar brengen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zich aan hulpverlening onttrekt en dat er een dringende noodzaak is voor een gecontroleerde zwangerschap en begeleiding. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen, waarbij het ongeboren kind als geboren werd aangemerkt op basis van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de voorlopige voogdij over het ongeboren kind voor een periode van twaalf weken toegewezen aan de stichting, met de vaststelling van bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van het kind.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de stichting het volledige gezag over het ongeboren kind krijgt en dat de voorlopige voogdij voortduurt totdat er een onherroepelijke rechterlijke beslissing is genomen over een eventueel verzoek tot ontheffing of ontzetting. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn. De rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, gezien de ernstige situatie van de moeder en de mogelijke gevolgen voor het ongeboren kind.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
vijfde kamer voor burgerlijke zaken
Datum uitspraak : 9 mei 2006
Zaak/rekestnummer : 260888 / F1 RK 06-1130
Beschikking ex artikel I:241 BW in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam, hierna: de Raad,
met betrekking tot het ongeboren minderjarige:
[de minderjarige}
kind van met het gezag belaste ouder mw. [X], hierna:
de moeder, wonende te [adres].
Het verloop van de procedure
De Raad heeft op 9 mei jl. telefonisch een verzoek ingediend ertoe strekkende de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, gevestigd te Rotterdam, (hierna: de stichting) te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige voor de duur van twaalf weken en met vaststelling van de volgende bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen.
Het verhoor van de minderjarige en/of de (overige) belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
De beoordeling
De kinderrechter heeft op 9 mei 2006 telefonisch kennis genomen van het verzoek van de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam, waarin de raad vraagt de voorlopige voogdij uit te spreken over het nog ongeboren kind van [X], geboren op 24 februari 1982 te Duitsland, thans vermoedelijk in de regio Rotterdam verblijvend. Dit verzoek is door de kinderrechter telefonisch toegewezen. Op 10 mei 2006 is voormeld verzoek aan de rechtbank schriftelijk bevestigd.
Uit het verzoek komt naar voren dat de raad zich ernstig zorgen maakt over de toestand van het ongeboren kind van mevrouw [X]. Mevrouw [X] is thans, zo blijkt uit het verzoek, 34 weken zwanger. Haar zwangerschap verloopt tot op heden ongecontroleerd. Zij gebruikt fors harddrugs en bij de instanties is bekend dat zij zelf ook dealt en zich prostitueert.
Gelet op deze omstandigheden is een gecontroleerde zwangerschap en begeleiding tijdens en na de bevalling voor dit ongeboren kind van levensbelang, nu het kind hoogstwaarschijnlijk ook verslaafd ter wereld zal komen. Nu de aanstaande moeder zich aan elke vorm van hulpverlening onttrekt en gelet op het voorgaande merkt de rechtbank voor het treffen van maatregelen ter waarborging van een gecontroleerde zwangerschap en begeleiding tijdens en na de bevalling het ongeboren kind aan als geboren, omdat het belang van het kind dat vordert, zulks op de voet van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek.
De handelwijze van de moeder ten aanzien van haar ongeboren kind, te weten tijdens de zwangerschap voortdurend harddrugsgebruik, de weigering zichzelf te laten behandelen dan wel haar zwangerschap te laten controleren, dealen en zich prostitueren, zijn naar het oordeel
Zaak/rekestnummer : 260888 / F1 RK 06-1130
van de rechtbank omstandigheden die tot een ontzetting uit het ouderlijk gezag zouden kunnen leiden. Nu de zwangerschap van mevrouw [X] reeds in een zeer vergevorderd stadium is, is het naar het oordeel van de kinderrechter dringend en onverwijld noodzakelijk haar in de uitoefening van het gezag over het kind te schorsen en Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam met de voorlopige voogdij over dit kind te belasten, zulks op basis van artikel 1:272 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, en voor een duur en met vaststelling van bevoegdheden als na te melden.
De stichting is een instelling in de zin van de Wet op de jeugdzorg.
De beslissing
Belast de stichting met de voorlopige voogdij over de minderjarige.
Bepaalt dat, indien binnen zes weken aan de rechter een ontheffing dan wel ontzetting is verzocht, de voorlopige voogdij voortduurt totdat bij onherroepelijke rechterlijke beslissing is beslist op dit verzoek tot ontheffing of ontzetting.
Stelt vast dat ten aanzien van de persoon van de minderjarige aan de stichting het volledige gezag wordt toegekend.
Bepaalt dat het verhoor van de Raad en belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
18 mei 2006 te 14:05 uur in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de Raad en belanghebbenden.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Louwinger-Rijk, kinderrechter, in bijzijn van de griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepsschrift door tussenkomst van een procureur ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag.
Door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking op andere wijze bekend is geworden.