ECLI:NL:RBROT:2006:AX2189

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
232767 / HA ZA 05-405
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.F.G.T.Hofmeijer-Rutten
  • M.Fiege
  • C.Bouwman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak met betrekking tot voorlopige dekking en verzwijging van strafrechtelijk verleden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Rotterdam, stond de vraag centraal of de verzekeraar Hiscox gehouden was om schadevergoeding te betalen aan PBA Hypotheken 11 B.V. naar aanleiding van een brand in een woning die onder voorlopige dekking stond. De eigenaar van de woning, [X], had een hypotheek afgesloten bij PBA en had een aanvraag voor een opstalverzekering ingediend bij Hiscox. De voorlopige dekking werd verleend, maar Hiscox betwistte de dekking op basis van verzwijging van relevante informatie door [X], met name zijn strafrechtelijk verleden. De rechtbank oordeelde dat Hiscox niet kon bewijzen dat er sprake was van opzet om te misleiden, en dat de voorlopige dekking dus van kracht was. PBA had recht op schadevergoeding, die werd vastgesteld op € 136.733,81, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering tegen Erasmus werd afgewezen, omdat de uitkering van Hiscox als verhaalsobject gold. De rechtbank veroordeelde Hiscox tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten, terwijl PBA in de kosten van Erasmus en Buropost werd veroordeeld. De zaak benadrukt de complexiteit van verzekeringsrecht en de gevolgen van verzwijging van informatie in het kader van voorlopige dekking.

Uitspraak

R E C H T B A N K R O T T E R D A M
sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 232767 / HA ZA 05-405
Uitspraak: 3 mei 2006
VONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PBA Hypotheken 11 B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. R.Evers,
advocaat mr. G.A.Bos te Amsterdam,
- tegen -
1. de vennootschap naar het recht van haar plaats van vestiging HISCOX INSURANCE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Cardiff, Wales, Verenigd Koninkrijk,
procureur mr. J.G.A.van Zuuren
advocaat mr. P.N.van Regteren Altena te Amsterdam
2. de naamloze vennootschap SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ ERASMUS N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
procureur mr. W.J.Hengeveld
advocaten mrs. P.J.M.Drion en M.B.Esseling te Rotterdam
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUROPOST/BUSE ASSURANCE B.V.
gevestigd te Epe,
procureur mr. F.L.J. van Wersch
advocaat mr. W.A.Luiten te Rotterdam
gedaagden.
Partijen worden hierna aangeduid als “PBA” respectievelijk “Hiscox”, “Erasmus” en “Buropost”.
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen d.d. 20 januari 2005, 27 januari 2005 respectievelijk 31 januari 2005 en de door PBA overgelegde producties;
- conclusies van antwoord zijdens Hiscox, Erasmus respectievelijk Buropost,
met producties;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek zijdens Hiscox, Erasmus respectievelijk Buropost.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
In de zaken tegen alle gedaagden
2.1
[X] (hierna: [X]) was eigenaar van een woonhuis aan de [adres] (hierna: het huis). Aan PBA was op dat huis op 1 augustus 2001 een recht van hypotheek verleend ter zekerheid voor de betaling van een lening.
In september 2003 was [X] al enige tijd niet bereikbaar en kwam hij zijn betalingsverplichtingen niet na, zodat PBA op grond van haar Algemene Voorwaarden het huis in beheer heeft genomen.
2.2
Voor het huis was in elk geval tot 1 augustus 2003 een opstalverzekering van kracht bij Chubb Insurance Company, welke om de verzekeraar moverende beleidsmatige redenen niet werd verlengd.
2.3
Hiscox had zich bereid verklaard in voorkomend geval met degenen die bij Chubb verzekerd waren verzekeringen aan te gaan. Zij heeft in dat verband op 7 juli 2003 een offerte aan [X] gedaan; deze offerte vermeldt dat zij “is onder voorbehoud van ontvangst en goedkeuring van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier”.
Op 11 augustus 2003 heeft Hiscox aan de assurantietussenpersoon van [X] bericht:
“ Naar aanleiding van ons telefonisch contact (…) zullen wij met ingang van heden het woonhuis conform offerte d.d.07/07/2003 in voorlopige dekking nemen.
Wij zien een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier graag spoedig tegemoet.
(…)”
Hiscox beschikt over een op 2 september 2003 gedateerd aanvraagformulier, dat is voorzien van een handtekening en waarin is vermeld dat het huis leeg staat.
2.4
Op 17 september 2003 heeft PBA via haar assurantietussenpersoon Buropost een aanvraag tot het sluiten van een opstalverzekering bij Erasmus ingediend.
Zij heeft in haar bericht aan Buropost vermeld:
“ … wil (…) graag een woonhuisverzekering op uitgebreide condities afsluiten voor het pand met toebehoren
(…)
Toch willen wij dat de voorlopige dekking/ verzekering z.s.m. ingaat.
Verzekeringnemer:
PBA Hypotheken 11 B.V. (als beheerder van het pand)
(…)
Herbouwwaarde 600.000,= (voorlopig)
Ingangsdatum heden 17 september 2003 “
2.5
De aanvraag, die Buropost bij Erasmus heeft ingediend vermeldt:
“VOORLOPIGE DEKKING
Ingangsdatum 17-09-2003
Naam PBA Hypotheken
(…)
dekking: brand/storm
(..)
Bijzonderheden: pand staat momenteel leeg.(…)”
2.6
Bij fax van 19 september 2003 heeft Erasmus aan Buropost bericht:
“betreft bevestiging voorlopige dekking
(…)
Op 17 september 2003 ontvingen wij het verzoek om onderstaand risico in voorlopige dekking te nemen.
Verzekering: opstal
dekking: brand storm
naam verzekeringnemer: PBA Hypotheken
(…)
Ingangsdatum 17 september 2003
Opmerkingen;
Wij verzoeken u ons het originele aanvraagformulier voor 01 oktober 2003 toe te sturen. Als het aanvraagformulier op die datum niet in ons bezit is, nemen wij aan dat uw cliënt geen gebruik van onze diensten wenst te maken. Deze voorlopige dekking zal dan per ingangsdatum worden ingetrokken, waardoor er geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen.
Wellicht ten overvloede wijzen wij u erop, dat er geen aanspraak op deze voorlopige dekking gemaakt kan worden als uit het aanvraagformulier blijkt dat er sprake is van verzwijging of andere omstandigheden waaronder wij niet tot acceptatie zouden zijn overgegaan.
(…)”
Op 29 september 2003 is door Buropost aan Erasmus verzocht de voorlopige dekking en de termijn voor het indienen van het aanvraagformulier met twee weken te verlengen.
2.7
In de nacht van 29 op 30 september 2003 is door brand schade aan het huis ontstaan.
2.8
Op 2 oktober 2003 heeft PBA het inmiddels via Buropost ontvangen aanvraagformulier van Erasmus ingevuld en geretourneerd aan Erasmus.
In de toelichting bij het aanvraagformulier is melding gemaakt van de omstandigheid dat PBA het beheer van het huis had overgenomen en uit dien hoofde de verzekering wilde sluiten, alsmede van de inmiddels ontstane brand.
2.9
a. De schade is tussen de experts die optraden voor enerzijds Hiscox en anderzijds [X] vastgesteld op € 228.100,= als schade op basis van herbouwwaarde/herstelkosten en de schade op basis van de vrije verkoopwaarde op € 155.000,=.
b.De expert van PBA heeft de schade op basis van verkoop- en herbouwwaarde vastgesteld op € 282.661,=.
c. De beredderingskosten bedragen € 940,34 en de opruimingskosten € 11.900,=.
2.1
[X] is op 6 januari 2004 en 2 april 2004 door de Belgische rechter wegens vermogensmisdrijven veroordeeld tot vrijheidsstraffen.
2.11
PBA heeft uit hoofde van de overlijdensrisicopolis van [X], die inmiddels overleden is, een bedrag van € 217.815,= ontvangen.
In de zaak tegen Hiscox voorts
2.12
In het onder 2.3 vermelde aanvraagformulier is bij de slotvraag (Heeft u verder nog iets mee te delen dat voor ons in verband met de beoordeling van belang kan zijn) “nee” geantwoord.
Het formulier bevat een slotverklaring die voor zover thans van belang luidt:
“ (…) Geen omstandigheden welke voor de verzekeraar van belang kunnen zijn (zoals bijv. (…) een strafrechtelijke veroordeling wegens een vermogens- of geweldsmisdrijf tijdens de laatste 8 jaar) zijn verzwegen of verkeerd voorgesteld.”
3. De vordering
De gewijzigde vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair Hiscox en/of Erasmus hoofdelijk, althans Hiscox, althans Erasmus, te veroordelen tot betaling aan PBA van € 136.733,81 met rente en kosten,
subsidiair, voor zover de vordering tegen Hiscox en/of Erasmus niet voor toewijzing vatbaar is, Buropost te veroordelen tot betaling aan PBA van
€ 136.733,81 met rente en kosten.
In de zaak tegen Hiscox voorts
PBA baseert haar vordering op de hiervoor onder 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.9, 2.11 en 2.12 genoemde vaststaande feiten en op de volgende stellingen:
3.1
Hiscox dient te betalen de op € 282.661,= vastgestelde schade, vermeerderd met bereddingskosten en opruimingskosten en verminderd met de uitkering onder de overlijdensrisicopolis, aldus € 136.733,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2005.
Ten tijde van de brand had [X] een voorlopige dekking van Hiscox, zodat Hiscox dient uit te keren.
PBA heeft van rechtswege een pandrecht op die verzekeringspenningen, zodat aan haar moet worden betaald.
3.2
Voor de omvang van de schade dient de vaststelling door de expert van PBA te worden aangehouden.
In de zaak tegen Erasmus voorts
PBA baseert haar vordering op de hiervoor onder 2.1, 2.4 tot en met 2.7, 2.9 en 2.11 genoemde vaststaande feiten en op de volgende stellingen
3.3
Erasmus dient te betalen de op € 282.661,= vastgestelde schade, vermeerderd met bereddingskosten en opruimingskosten en verminderd met de uitkering onder de overlijdensrisicopolis, aldus € 136.733,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2005.
Ten tijde van de brand was er een door PBA afgesloten verzekering voor het huis, zodat Erasmus aan PBA als verzekeringnemer en verzekerde dient uit te keren.
3.4
Voor de omvang van de schade dient de vaststelling door de expert van PBA te worden aangehouden.
In de zaak tegen Buropost voorts
PBA baseert haar subsidiaire vordering op de hiervoor onder 2.1, 2.4, 2.6, 2.9 en 2.11 genoemde vaststaande feiten en op de volgende stellingen
3.5
Voor zover de vordering tegen Hiscox en/of Erasmus niet voor toewijzing vatbaar zou zijn dient Buropost te betalen de op € 282.661,= vastgestelde schade, vermeerderd met bereddingskosten en opruimingskosten en verminderd met de uitkering onder de overlijdensrisicopolis, aldus € 136.733,81, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2005.
Als blijkt dat Erasmus niet gehouden is uit te keren heeft Buropost als assurantietussenpersoon van PBA een beroepsfout gemaakt en is zij aansprakelijk voor de daaruit voortgevloeide schade.
Buropost wist dat PBA geen eigenaar was van het huis, maar hypotheekhouder. Als zij daarvan in de aanvraag tot voorlopige dekking melding had gemaakt en Erasmus om die reden voorlopige dekking had geweigerd had Buropost het risico elders kunnen en moeten onderbrengen.
3.6
Voor de omvang van de schade dient de vaststelling door de expert van PBA te worden aangehouden.
4. Het verweer
Het verweer van Hiscox
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van PBA in de kosten van het geding.
Hiscox heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
Er is geen verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen en de door Hiscox geboden voorlopige dekking is vervallen omdat [X] niet heeft voldaan aan de voorwaarde van het aan Hiscox toezenden van een ingevuld en door hem getekend aanvraagformulier. Betwist wordt, dat het ingezonden aanvraagformulier (zie 2.3 en 2.12) door [X] is getekend.
4.2
[X] heeft zich schuldig gemaakt aan verzwijging zodat er ingevolge art. 251 K geen dekking verleend hoeft te worden, ongeacht de vraag of dat een voorlopige dekking dan wel een dekking op grond van een tot stand gekomen definitieve verzekeringsovereenkomst zou betreffen.
[X] had moeten melden dat hij in de 8 jaar voorafgaand aan het invullen van het formulier met de (Belgische) politie en justitie in aanraking was geweest en langdurig in voorarrest had verbleven; de betreffende feiten (ernstige vermogensdelicten) zijn gepleegd tussen 1996 en 1998 en daarvoor is hij in 2004 tot forse straffen veroordeeld. [X] heeft Hiscox opzettelijk willen misleiden door hiervan geen melding te maken.
Bij brief van 28 juni 2004 heeft Hiscox [X] gemeld dat zij de verzekerings-overeenkomst op grond van verzwijging vernietigde. Hij heeft daarin berust.
Nu [X] geen recht zou hebben op een uitkering heeft PBA dit als pandhouder evenmin.
4.3
De schadevaststelling conform de polisvoorwaarden, tussen de door [X] en Hiscox benoemde experts, (zie 2.11a) is bindend.
Als PBA bij de taxatie betrokken had willen worden had zij dat met [X] moeten regelen; dat lag niet op de weg van Hiscox. Het punt mist overigens belang nu de vordering van PBA lager is dan de schade op basis van verkoopwaarde.
Het verweer van Erasmus
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van PBA in de kosten van het geding.
Erasmus heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.4
Erasmus is niet tot vergoeding van de schade gehouden omdat ook bij een voorlopige dekking art. 251 K van toepassing is. PBA had zelf, ongevraagd, de feiten moeten meedelen waarvan zij redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de verzekeraar, bij mededeling daarvan, geen voorlopige dekking zou willen afgeven.
4.5
Bovendien is de voorlopige dekking hier een voorwaardelijke; zij is afgegeven onder de ontbindende voorwaarde, die ook uit de onder 2.6 genoemde faxbrief blijkt, dat er geen omstandigheden uit het aanvraagformulier zouden blijken waaronder Erasmus niet tot acceptatie van de voorlopige dekking zou zijn overgegaan. Dat PBA de verzekering wenste te sluiten als hypotheekhouder en niet als eigenaar is zo’n omstandigheid. Dat zij dat wenste was voor Erasmus niet kenbaar.
Erasmus verzekert nimmer individuele hypothecaire belangen, omdat deze te grote risico’s meebrengen. Buropost deed al langer zaken met Erasmus; zij had minstens moeten navragen of Erasmus bereid was een dergelijke dekking te verlenen, nu zij daarmee geen ervaring met Erasmus kon hebben. Het handelen van Buropost kan aan PBA worden toegerekend.
Gegeven deze grotere risico’s en de ervaringen van Buropost met Erasmus betreft het hier een omstandigheid waarvan PBA redelijkerwijs het belang had moeten begrijpen.
Erasmus had een dergelijke verzekering in redelijkheid niet eens kunnen sluiten, omdat zij daarvoor geen polisvoorwaarden heeft.
4.6
Na de brand is de vordering van [X] op Hiscox uit hoofde van de opstalverzekering wegens zaaksvervanging in de plaats getreden van het huis als verhaalsobject; PBA kan zich dus verhalen op de uitkering van Hiscox, zodat er geen sprake is van verwezenlijking van schade in het hypothecair belang als gevolg van de brand.
4.7
De hoogte van de vordering wordt betwist.
4.8
Uiterst subsidiair : de vordering van PBA dient in elk geval verminderd te worden met de premie wegens de voorlopige dekking, te stellen op €1.368,16.
Het verweer van Buropost
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van PBA in de kosten van het geding.
Buropost heeft daartoe voor zover thans van belang het volgende aangevoerd:
4.9
Nu de vordering van PBA jegens Buropost slechts is ingesteld voor het geval de vorderingen jegens Hiscox en Erasmus beide worden afgewezen behoeft daaraan niet toegekomen te worden. Beide vorderingen komen immers voor toewijzing in aanmerking.
4.1
Buropost kan in elk geval alleen aansprakelijk zijn als zij een beroepsfout heeft gemaakt. De enkele omstandigheid dat de verzekeraar niet gehouden is tot uitkering is onvoldoende grondslag voor aansprakelijkheid van de tussenpersoon.
Buropost heeft geen beroepsfout gemaakt.
4.11
De schade van PBA moet in elk geval verrekend worden met de uitkering die Hiscox moet doen.
5. De beoordeling
Voor wat betreft de vordering tegen Hiscox
5.1
PBA baseert haar vordering op de voorlopige dekking, niet op een definitieve verzekeringsovereenkomst die tot stand zou zijn gekomen op grond van het ingediende aanvraagformulier als bedoeld onder 2.3 en 2.12. Ook Hiscox is van oordeel dat een dergelijke overeenkomst niet tot stand is gekomen.
5.2
Inherent aan het fenomeen voorlopige dekking is, dat voor korte tijd op basis van summiere informatie dekking wordt verleend; de verzekeringnemer wenst het risico per onmiddellijk, of in elk geval zo spoedig mogelijk, gedekt te zien en de verzekeraar is bereid daaraan tegemoet te komen omdat hij ervan uitgaat dat vervolgens (aansluitend) op basis van de normale procedure een volwaardige, definitieve verzekeringsovereenkomst tot stand zal komen.
5.2.1
In casu is dat ook duidelijk het geval geweest: het accepteren van de voorlopige dekking is gekoppeld aan de offerte. De offerte bevat echter geen bepalingen omtrent de voorlopige dekking. De fax van 11 augustus 2003 (2.3), waarin de voorlopige dekking wordt verleend, stelt evenmin voorwaarden. De wens om spoedig een aanvraagformulier tegemoet te zien is te vaag om als zodanig opgevat te kunnen worden.
Dat betekent, dat van een voorwaardelijke voorlopige dekking geen sprake is.
5.2.2
Hiscox stelt weliswaar, dat de offerte en genoemde fax in combinatie moeten worden gelezen, waardoor de slotzin van de offerte (kort gezegd, het goedkeuringsvoorbehoud) ook van toepassing zou zijn op de voorlopige dekking, maar deze stelling gaat niet op.
De verwijzing naar de offerte in de fax is uitermate beknopt en kon door [X] als verzekeringnemer in redelijkheid, gegeven de situatie en de plaatsing van de woorden “conform offerte d.d. 07/07/03” onmiddellijk na het woord “woonhuis”, begrepen worden als slechts een verwijzing naar de in de offerte genoemde feitelijke gegevens (adres, premie etc). Dat daarmee ook genoemde slotzin, die naar haar aard niet past bij het fenomeen voorlopige dekking, van toepassing zou zijn op de voorlopige dekking behoefde hij daaruit niet te begrijpen. Als het de bedoeling was geweest van Hiscox om dat te bedingen had zij dat eenduidiger moeten doen, zeker gelet op de grote belangen die voor een particuliere verzekeringnemer zijn gemoeid met de voorlopige dekking tegen brand.
Al hetgeen Hiscox heeft aangevoerd over het niet vervuld zijn van de voorwaarde en in samenhang daarmee over het aanvraagformulier kan dus als niet van belang terzijde blijven.
5.3
Zoals Hiscox terecht stelt ligt echter aan de voorlopige dekking wel een verzekeringsovereenkomst ten grondslag en is art. 251 K daarop ook van toepassing, zij het op een wijze, die past bij voormeld karakter. Bezien moet dus worden, of Hiscox een beroep op verzwijging als in art. 251 K bedoeld toekomt.
Het enige dat Hiscox in dit verband aanvoert is de omstandigheid dat [X] niet heeft gemeld dat hij wegens ernstige strafbare feiten in contact was geweest met justitie (en daarmee samenhangende kwesties als voorlopige hechtenis etc.).
5.3.1
Op grond van vaste jurisprudentie was [X] in beginsel niet gehouden spontaan -dat daarnaar niet gevraagd is staat vast- mededeling te doen van zijn strafrechtelijk verleden en evenmin van contacten met politie en justitie.
Slechts in geval er sprake zou zijn van opzet bij [X] om Hiscox te misleiden zou dat anders kunnen zijn.
5.3.2
Hiscox stelt wel dat die opzet er was, doch die stelling wordt louter onderbouwd met een betoog over de ernst van de feiten en de contacten met justitie en politie die zich, volgens de stellingen van Hiscox, op het moment van de aanvraag in [X]’s “heden” zouden hebben afgespeeld en waarvoor hij later, in 2004, is veroordeeld, en over het morele risico dat hij dus, naar hij wist, was (waardoor geen redelijk verzekeraar hem als verzekerde zou accepteren). Dit betoog is echter onvoldoende als onderbouwing van de gestelde opzet. Uit de summiere gegevens die beschikbaar zijn kan niet anders worden opgemaakt dan dat de feiten waarvoor [X] is veroordeeld jaren voor het indienen van de aanvraag zijn gepleegd. De hiervoor geschetste vaste jurisprudentie, in het bijzonder het niet bestaan van een spontane mededelingsplicht omtrent strafrechtelijke veroordelingen en contacten met justitie is niet te rijmen met de gedachte, dat zwijgen over dit soort kwesties in de onderhavige situatie automatisch opzet op misleiding oplevert. Dat alles wordt niet anders als in aanmerking wordt genomen dat het hier -naar uit de summiere gegevens is op te maken- ging om oplichting, valsheid in geschrift, witwassen en een grote BTW-fraude.
Nu er geen bijkomende omstandigheden zijn gesteld (en Hiscox trouwens ook geen bewijs op dit punt aanbiedt) moet de conclusie zijn, dat van opzet om te misleiden geen sprake was.
Een beroep op art. 251 K komt Hiscox dus niet toe.
5.4
Voor zover Hiscox als zelfstandig verweer heeft willen voeren dat de verzekeringsovereenkomst vernietigd is omdat [X] niet geprotesteerd heeft tegen de brief waarin Hiscox zich daarop beriep, wordt dat verweer, dat kennelijk begrepen moet worden als een beroep op een vorm van rechtsverwerking, verworpen: nog daargelaten dat PBA betwist dat [X] zich bij die brief heeft neergelegd, voor rechtsverwerking is meer nodig dan enkel stilzitten.
5.5
Uit het voorgaande volgt, dat Hiscox gehouden zou zijn geweest de schade van [X] als gevolg van de brand te vergoeden op grond van de voorlopige verzekeringsdekking. Partijen zijn het er over eens dat het recht op betaling van [X], en nu zijn erfgenamen, ingevolge het wettelijk pandrecht toekomt aan PBA als hypotheekhouder.
5.6
Hoewel er sprake is van verschil van inzicht over de omvang van die schade heeft Hiscox terecht aangevoerd dat dat debat belang mist, omdat PBA haar vordering beperkt heeft tot een bedrag onder het laagst getaxeerde schadebedrag.
De vordering in hoofdsom is dus toewijsbaar. Ook de rentevordering komt, als niet weersproken, voor toewijzing in aanmerking.
Voor wat betreft de vordering tegen Erasmus
5.7
Hoewel de vordering tegen Hiscox dus zal worden toegewezen en PBA uiteraard haar schade slechts één keer vergoed kan krijgen volgt daaruit niet zonder meer dat de vordering tegen Erasmus geen bespreking behoeft; er is hoofdelijke veroordeling gevorderd.
Erasmus heeft echter terecht betoogd, dat nu blijkt dat Hiscox gehouden is uit te keren, die uitkering geacht moet worden in de plaats te zijn gekomen van het huis als verhaalsobject voor de lening onder hypothecair verband die PBA had verstrekt aan [X]. Omdat de uitkering van PBA kennelijk voldoende is om de (na verrekening van de uitkering onder de overlijdensrisicopolis resterende) vordering van PBA te voldoen, valt niet in te zien dat PBA schade heeft geleden in haar hypothecair belang.
Dat betekent dat haar vordering op Erasmus, wat daar verder ook van zij, zal worden afgewezen.
Voor wat betreft de vordering tegen Buropost
5.8
Gelet op het vorenstaande en op het subsidiaire karakter van de vordering tegen Buropost komt de rechtbank aan die vordering niet toe; deze dient eveneens afgewezen te worden.
Voor wat betreft alle vorderingen
5.9
Nu de vordering van PBA tegen Hiscox geheel wordt toegewezen, wordt Hiscox in de proceskosten veroordeeld. PBA wordt, als de in die verhoudingen in het ongelijk gestelde partij, echter veroordeeld in de proceskosten van Erasmus en Buropost.
6. De beslissing
De rechtbank,
veroordeelt Hiscox om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan PBA te betalen het bedrag van € 136.733,81,(zegge: eenhonderdzesendertigduizend zevenhonderddrieendertig euro en eenentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 juni 2005 tot aan de dag der voldoening.
veroordeelt Hiscox in de proceskosten van PBA tot aan deze uitspraak aan de zijde van PBA bepaald op € 3.010,= aan vast recht, op € 71,93 aan overige verschotten en op € 2.842,= aan salaris voor de procureur;
wijst af de vordering tegen Erasmus;
veroordeelt PBA in de proceskosten van Erasmus, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Erasmus bepaald op € 3.010,= aan vast recht en op € 2.842,= aan salaris voor de procureur;
wijst af de vordering tegen Buropost;
veroordeelt PBA in de proceskosten van Buropost, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Buropost bepaald op € 3.010,= aan vast recht en op € 2.842,= aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis voorzover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T.Hofmeijer-Rutten, mr. M.Fiege en mr. C.Bouwman.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
106/204/1729