RECHTBANK ROTTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummers : 10/000062-04, 10/601122-05 en 10/601041-06
Uitspraak : 12 mei 2006
De rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht heeft op grondslag van de (gewijzigde en de nadere omschrijving) tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op [adres] [woonplaats]
De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de
vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren
heeft gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
parketnummer 10/601122-05
1.
hij,
op of omstreeks 20 januari 2005,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij,
op of omstreeks 20 januari 2005,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 984 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij,
op of omstreeks 20 januari 2005,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een wapen als bedoel in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op 3 onder b van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een voorwerp dat voorkomt op lijst a van Bijlage I van de Regeling wapens en munitie, namelijk een speelgoed machinepistool van het merk SMG, model Uzi,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij,
op of omstreeks 20 januari 2005,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een wapen als bedoel in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op 3 onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een voorwerp dat voor wat betref vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een speelgoedpistool merk Sigsauer,
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/ 000062-04
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 april 2004 tot en met 24 mei 2004,
te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland
en/of Venezuela en/of Frankrijk,
ter uitvoer van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen ongeveer 7,5 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
opzettelijk een of meer van de navolgende handeling(en) heeft/hebben verricht:
- J.H.A.[medeverdachte 1] in contact gebracht met de importeur(s) en/of afnemer(s) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gefinancierd en/of bemiddeld bij deze financiering en/of
- voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gekocht en/of doen kopen en/of afgenomen en/of doen afnemen in Venezuela en/of
- die [medeverdachte 1] en/of andere personen benaderd voor en/of opdracht gegeven tot het invoeren in Nederland van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanuit Venezuela en/of
- voor die [medeverdachte 1] en/of andere personen vliegtickets gekocht en/of doen kopen ten behoeve van de reis van uit Nederland naar Venezuela en terug en/of
- het transport en/of vervoer van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen naar Nederland georganiseerd en/of geregeld en/of begeleid en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of uitvoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 24 mei 2004, te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland en/of Venezuela, en/of in Frankrijk,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren van (ongeveer) 7,5 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne,
althans één of meer aanzienlijke (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- [medeverdachte 1] in contact gebracht met de importeur(s) en/of afnemer(s) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gefinancierd en/of bemiddeld bij deze financiering en/of
- voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen gekocht en/of doen kopen en/of afgenomen en/of doen afnemen in Venezuela en/of
- die [medeverdachte 1] en/of andere personen benaderd voor en/of opdracht gegeven tot het invoeren in Nederland van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanuit Venezuela en/of
- voor die [medeverdachte 1] en/of andere personen vliegtickets gekocht en/of doen kopen ten behoeve van de reis van uit Nederland naar Venezuela en terug en/of
- het transport en/of vervoer van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen naar Nederland georganiseerd en/of geregeld en/of begeleid en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of uitvoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-)hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen;
2.
hij,
op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2002 tot en met 1 november 2002,
te Amsterdam en/of Rotterdam en/of Vlaardingen, althans (elders) in Nederland en/of Isla Margarita (Venezuela) en/of Bonaire,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren van één of meer aanzienlijke (handels-)hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- [medeverdachte 1] in contact gebracht met de importeur(s) en/of afnemer(s) van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- die [medeverdachte 1] en/of andere personen benaderd voor en/of opdracht gegeven tot het invoeren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen vanuit Bonaire en/of Isla Margarita (Venezuela) en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd met betrekking tot het verstrekken en/of vervoeren en/of afleveren en/of verkopen en/of financieren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen;
3.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 26 april 2005, althans op of omstreeks 20 januari 2005,
te Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van 156.552,-- Euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 156.552,-- Euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
4.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 26 april 2005,
te Amsterdam en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van één of meer (handels-) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- (grote) bedragen ter beschikking gesteld en/of geïnvesteerd ten behoeve van de invoer
van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- contacten gelegd met personen werkzaam in of rondom de haven van Rotterdam ten behoeve van het verkrijgen van informatie benodigd voor de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- informatie verzameld en/of verstrekt en/of verkocht en/of aangeboden ten behoeve van de invoer van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- personen aangezocht en/of een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het vanaf het haven- en/of douane-terrein transporteren van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- één of meer (telefoon) gesprek(ken) gevoerd met betrekking tot invoeren en/of afleveren en/of verkopen van voornoemde (handels-) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen;
parketnummer 10/ 601041-06
hij,
in of omstreeks de maand augustus 2004, in elk geval in het jaar 2004,
te Rotterdam en/of Amsterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander althans alleen,
een geschrift te weten een "overeenkomst van kredietverlening",
valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid als datum van tekenen van deze overeenkomst, in die overeenkomst opgenomen "20 maart 2003" zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2.1 De geldigheid van de dagvaardingen
T.a.v. het onder 4 tenlastegelegde (parketnummer 10/000062-04)
Ambtshalve merkt de rechtbank op dat hoewel het bij de verschillende voorbereidingshandelingen zoals ten laste gelegd bij de zaak Zuid-Amerika om (soort)gelijke activiteiten gaat, voldoende duidelijk en concreet is gemaakt dat de verdenking ziet op de voorbereiding van verschillende transporten. Zo is ook het dossier opgebouwd.
Ingevolge het dossier gaat het in de zaak Zuid-Amerika om voorbereidingshandelingen tot invoer van cocaïne door middel van een tweetal containers met glaswerk, afkomstig uit de zaak containers Peru. Daarnaast gaat het om de voorbereidingshandelingen tot invoer van cocaïne door middel van een container met sardines, afkomstig uit Venezuela (zaak Zaïre). Een en ander brengt met zich dat de tenlastelegging van de feiten onder 4 niet alleen kwalificatieve termen bevat, maar ook feitelijke termen en voldoende duidelijkheid biedt aan verdachten waartegen zij zich moeten verweren.
Daarnaast heeft de officier van justitie ter zitting aangegeven dat de tenlastelegging tevens ziet op zogenaamde overige voorbereidingshandelingen, dat zijn voorbereidingshandelingen die niet vallen onder de zaken containers Peru en Zaïre. Deze verdenking wordt echter niet nader aangeduid dan dat er ook gesproken zou worden over andere manieren om verdovende middelen in te voeren. Nu ten aanzien van deze overige voorbereidingshandelingen niet uit het dossier blijkt -en dit naar het oordeel van de rechtbank ook overigens niet ter zitting duidelijk is geworden-, op welk deel van het dossier deze handelingen betrekking hebben, zal de rechtbank de tenlastelegging aldus uitleggen dat deze slechts de zaaksdossiers containers Peru en Zaïre omvat.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat de dagvaardingen aan alle wettelijke eisen voldoen en dus geldig zijn.
2.2 De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
2.4 De schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.
3. Het onderzoek ter terechtzitting
3.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft -het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde (parketnummer 10/601122-05) en het onder 1 primair, 3 en 4 ten laste gelegde (parketnummer 10/000062-04) en het onder parketnummer10/601041-06 ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie als volgt gerekwireerd:
Onttrekking aan het verkeer van:
- 1 pak samengeperst weed (984 gram)
- zakje met MDMA (amfetamine) poeder (6,12 gram)
- 2 imitatie wapens Colt en Double Eagle
- 1 vuurwapen
- 1 vlindermes
Verbeurdverklaring van:
- geld t.w.v. EUR 156.552,-
3.2 De verdediging
De verdediging heeft een bewijsverweer en een strafmaatverweer gevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. en 2. (parketnummer 10/000062-04) ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde het volgende.
Het bewijs in de onderhavige zaak is met name gebaseerd op de verklaringen van de getuige [medeverdachte 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuige [medeverdachte 1] bij de Franse justitie en de rechter-commissaris verklaringen heeft afgelegd die op meerdere punten wisselend en tegenstrijdig zijn geweest. Dit betrof onder meer de rol van verdachte als organisator en financier van het betreffende drugstransport. In zijn laatste verklaring bij de rechter-commissaris op 12 april 2006 trekt [medeverdachte 1] de betrokkenheid van verdachte bij het onderhavige drugstransport geheel in twijfel. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs resteert om verdachte terzake (de voorbereiding) van dit drugstransport te veroordelen.
De rechtbank overweegt m.b.t. het onder 2. ten laste gelegde het volgende.
Uit de bewijsmiddelen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de betrokkenheid van verdachte bij de (voorbereiding van) deze transporten onvoldoende vast komen te staan. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 3. (parketnummer 10/000062-04) ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het in de onderhavige zaak draait om de uitleg van het in 420bis, eerste lid, Sr voorkomende bestanddeel `afkomstig uit enig misdrijf'. De rechtbank leidt uit een tweetal arresten van de Hoge Raad over de uitleg van dit bestanddeel af dat daaraan reeds is voldaan, indien door de rechter wordt geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat het betreffende voorwerp uit misdrijf afkomstig is (HR 28 september 2004, LJN AP2124 en HR 27 september 2005, LJN AT4094).
Tijdens zijn eerste verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig was uit gokwinsten. In latere verhoren heeft verdachte over de herkomst van het geld gezwegen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het aangetroffen geldbedrag kan worden verklaard doordat hij in 2003 en 2004 EUR 190.000,- van zijn bankrekening heeft opgenomen, welk geldbedrag deels uit gokwinsten in 2002 en 2003 afkomstig was en deels van een lening van EUR 150.000,- die hij in maart 2003 had afgesloten bij [medeverdachte 2]. Voorts zou hij begin 2005 een bedrag van EUR 80.000,- in contanten hebben geleend van [medeverdachte 2] en voor het overige zou hij ook nog EUR 50.000,- hebben geleend van [x].
De bewijsvoering in het dossier is gebaseerd op een aantal elementen. De belangrijkste peiler onder het dossier is dat verdachte betrokken zou zijn bij grootschalige drugshandel. Dit zou vooral moeten blijken uit andere aan verdachte ten laste gelegde feiten. Het aangetroffen geldbedrag zou derhalve met name afkomstig zijn uit drugshandel. Dat verdachte betrokken is bij drugshandel zou voorts volgen uit het feit dat hij contacten onderhoudt met personen met opiumwetantecedenten, de aanwezigheid van 1 kilo hennep alsmede 6,12 gram afetamine in zijn woning, het bezit van 6 mobiele telefoons en 2 buzzers, de aangetroffen resten van cocaïne en soft drugs in zijn auto, het grote aantal en de soort biljetten (kleine coupures) waaruit het aangetroffen geldbedrag bestond, het verzoek dat hij zou hebben gehad om te investeren in een hennepplantage en gesprekken tussen hem en zijn ex-vrouw over hun zoon [x], waaruit naar voren zou komen dat verdachte niet wil dat zijn zoon in dezelfde `scene' als hijzelf terecht komt. Daarnaast bevat het dossier het resultaat van een onderzoek naar de financiële handel en wandel van verdachte. Daaruit komt naar voren dat hij veel geld uitgeeft en weinig inkomsten uit arbeid heeft.
De rechtbank overweegt dat in de strafzaak tegen verdachte, daargelaten de veroordeling voor de aanwezigheid van genoemde hoeveelheden amfetamine en hennep, geen veroordeling voor opiumwetdelicten is gevolgd. Derhalve beschikt de rechtbank niet over directe aanwijzingen dat het aangetroffen geldbedrag uit opiumwetdelicten afkomstig is. Hetgeen verder in het onderhavige dossier is aangevoerd, acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verdachte zich aan drugsmisdrijven heeft schuldig gemaakt. Dit betekent dat de belangrijkste peiler onder het witwasdossier is komen te vervallen.
Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat het aangetroffen geldbedrag uit andere misdrijven afkomstig is. Zo is niet komen vast te staan dat het bedrag afkomstig is uit de door verdachte gepleegde valsheid in geschrifte met betrekking tot de door hem in maart 2003 afgesloten lening van een bedrag van EUR 150.000,-. Daarbij wijst de rechtbank met name op de lange tijd die is verstreken tussen het afsluiten van die lening en het moment waarop het geldbedrag is aangetroffen.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de verklaringen die verdachte over de herkomst van het geldbedrag heeft afgelegd wisselend zijn. Ook wekken de omstandigheden waaronder het geld is gevonden en de weinig transparante financiële handel en wandel van verdachte bevreemding. Echter, ook dit acht de rechtbank op zichzelf onvoldoende om te kunnen concluderen dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig is.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van dit feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte onder 4. (parketnummer 10/000062-04) ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank overweegt dat in de zaak Zuid-Amerika te laste is gelegd het medeplegen van voorbereidingshandelingen met het oog op de invoer van cocaïne in Nederland. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat er mogelijk op onderdelen van de te laste gelegde feiten enige betrokkenheid van verdachte zou kunnen blijken. De rechtbank stelt echter tevens vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet meer kan blijken dan dat er vermoedens worden uitgesproken over betrokkenheid van verdachte en dat niet vast staat dat de enkele ontmoeting van verdachte met medeverdachten in directe relatie kan worden gebracht tot het ten laste gelegde feit. Derhalve kan de rechtbank niet anders dan constateren dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden die als wettig bewijs voor de betrokkenheid van verdachte kunnen dienen. Verdachte dient derhalve ook van dit te laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
4.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
T.a.v. parketnummer 10/601122-05
1
op 20 januari 2005, te Amsterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6.12 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 20 januari 2005, te Amsterdam,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 984 hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 20 januari 2005,
te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op 3 onder b van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een voorwerp dat voorkomt op lijst a van Bijlage I van de Regeling wapens en munitie, namelijk een speelgoed machinepistool van het merk SMG, model Uzi,
voorhanden heeft gehad;
4.
op 20 januari 2005,
te Amsterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op 3 onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten een door de Minister van Justitie aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen gelijkt dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk een voorwerp dat voor wat betref vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een pistool merk Sigsauer,
voorhanden heeft gehad;
T.a.v. parketnummer 10/601041-06
omstreeks de maand augustus 2004,
te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander
een geschrift te weten een "overeenkomst van kredietverlening",
valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) valselijk en in strijd met de waarheid als datum van tekenen van deze overeenkomst, in die overeenkomst opgenomen "20 maart 2003" zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
4.3 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
4.4 Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 10/601122-05
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de in zijn woning aangetroffen 6,12 gram amfetamine, aangezien verdachte niet wist dat het amfetamine was en dat voor een bewezenverklaring niet kan worden volstaan met de enkele constatering dat de amfetamine in de woning van verdachte is aangetroffen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Volgens vaste rechtspraak is bij het beantwoorden van de vraag of een verdachte op goede gronden kan worden verweten opzettelijk verdovende middelen aanwezig te hebben gehad, van belang of betrokkene zich in meerdere of mindere mate daarvan bewust moet zijn geweest, dan wel zich daarvan bewust behoorde te zijn.
De rechtbank overweegt dat uit nader onderzoek is komen vast te staan dat het in het keukenkastje van de woning van verdachte aangetroffen zakje met witte poeder amfetamine betreft. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij wel wist dat er een zakje met witte poeder in het keukenkastje lag, maar dat hij niet wist dat het amfetamine was. Voor zover hem bekend gebruikte hij de witte poeder uit zijn keukenkastje voor het onderhoud van zijn gebit. Later heeft verdachte aangegeven dat hij niet weet hoe de amfetamine daar is gekomen. In ieder geval, zo heeft verdachte verklaard, gebruikt hij geen amfetamine en verkoopt hij het ook niet.
Verdachte, bij de politie geconfronteerd met het resultaat van de analyse van het aangetroffen witte poeder amfetamine, ontkende niet, maar reageerde met " ...het zal wel...". Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet waarschijnlijk is dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de amfetamine in zijn woning. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezen verklaarde levert op:
T.a.v. parketnummer 10/601122-05
1. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
2. OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 3 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
3. MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
4. MEDEPLEGEN VAN HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
T.a.v. parketnummer 10/601041-06
1. MEDEPLEGEN VAN VALSHEID IN GESCHRIFT.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De redenen die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid
7.1 Strafmotivering
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn woning amfetamine en bijna een kilo hennep aanwezig gehad.
Genoemde middelen bevatten stoffen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid.
Verdachte heeft daarnaast - tezamen met zijn minderjarige zoon - twee sterk op vuurwapens gelijkende voorwerpen voorhanden gehad. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven. Het bezit van genoemde wapens kan gemakkelijk leiden tot het gebruik ervan en aldus maatschappelijke verontrusting met zich brengen.
Bovendien heeft verdachte zich tezamen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van een leningsovereenkomst. Hierdoor heeft hij op laakbare wijze inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in handelsdocumenten als onderhavige moet kunnen worden gesteld.
De rechtbank houdt bij haar oordeelsvorming omtrent de soort en duur van een op te leggen straf rekening met de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter terechtzitting gebleken, alsmede met het uittreksel uit diens Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2005.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
De rechtbank zal, gelet op de aard en de hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten, een aanzienlijk lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank wijst in het verlengde hiervan de vordering tot gevangenneming af.
7.2 De overige beslissingen
7.2.1 De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 pak samengeperst weed (984 gram) (247406);
- zakje met MDMA (amfetamine) poeder (6,12 gram) (2479410);
aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, op grond van het bepaalde in artikel 13a van de Opiumwet.
De rechtbank is van oordeel, dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 2 imitatie wapens Colt en Double Eagle (2479675);
- 1 vuurwapen (2479681);
- 1 vlindermes (2479689);
aan het verkeer onttrokken dienen te worden verklaard, nu het ongecontroleerd bezit van dergelijke wapens en munitie in strijd is met de wet.
7.2.2 De bewaring ten behoeve van rechthebbende
De rechtbank is van oordeel dat, het onder verdachte in beslag genomen voorwerp, te weten:
- kopie legitimatiebewijs [x] (2479606)
dient te worden bewaard ten behoeve van rechthebbende, nu dit voorwerp niet aan verdachte toebehoort.
7.2.3 Het geldbedrag t.w.v. EUR 156.552,-
De officier van justitie heeft voorts de verbeurdverklaring van een geldbedrag van
EUR 156, 552,- gevorderd nu naar haar oordeel met dit bedrag het onder 3. (parketnummer 10/000062-04, zaak Witwassen) ten laste gelegde strafbare feit is begaan. Gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrij spreekt van bedoeld feit en er tevens conservatoir beslag op het geldbedrag is gelegd, neemt de rechtbank hieromtrent geen beslissing.
8. De toepasselijke wettelijke voorschriften
De opgelegde straf is gegrond op de volgende wettelijke voorschriften:
Artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 van (parketnummer 10/000062-04) ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis;
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot:
een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZES MAANDEN;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer
- 1 pak samengeperst weed (984 gram);
- zakje met MDMA (amfetamine) poeder (6,12 gram);
- 2 imitatie wapens Colt en Double Eagle (2479675);
- 1 vuurwapen (2479681);
- 1 vlindermes (2479689);
gelast de bewaring ten behoeve van rechthebbende van:
- kopie legitimatiebewijs [x];
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter,
mr. P.L. van Dijke en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.K. Magnin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2006.