ECLI:NL:RBROT:2006:AX3301
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Rutten
- mrs. Van der Bijl-deJong
- mrs. Geurts-deVeld
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en ontvankelijkheid in strafzaak tegen verdachte in mega-zaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2006, staat de bevoegdheid van de rechtbank en de ontvankelijkheid van de officier van justitie centraal. De verdachte, geboren in 1977 te Cali (Colombia) en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De rechtbank heeft op 7 februari en 2 mei 2006 zittingen gehouden. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de rechtbank te Rotterdam niet bevoegd was, omdat het opsporingsonderzoek in Amsterdam was gestart en de hoofdverdachte daar ook was aangehouden. De verdediging stelde dat de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 6 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bevoegd was, omdat de vervolging van de hoofdverdachte eerder was aangevangen.
De rechtbank oordeelde dat de tenlasteleggingen van de verdachte en de hoofdverdachte niet hetzelfde strafbare feit betroffen, waardoor artikel 6 lid 1 Sv niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gelijktijdige vervolging, zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 Sv. De rechtbank verklaarde zich bevoegd om kennis te nemen van de zaak en verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging. Het onderzoek werd geschorst voor onbepaalde tijd, met een maximum van drie maanden, om de belangen van de verdachte te waarborgen. De rechtbank gaf ook een bevel tot oproeping van de verdachte en een tolk in de Spaanse taal voor een nader te bepalen datum.
De rechtbank benadrukte dat, hoewel de rechtbank te Rotterdam in beginsel bevoegd was, de toepassing van artikel 6 lid 2 Sv de forumkeuze van het Openbaar Ministerie beperkte. De rechtbank concludeerde dat de behandeling van de zaak tegen de verdachte, als onderdeel van de mega-zaak, in Amsterdam zou plaatsvinden, wat de noodzaak voor behandeling door één rechtbank deed vervallen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en bevestigde haar bevoegdheid en de ontvankelijkheid van de officier van justitie.