ECLI:NL:RBROT:2006:AX4134
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. de Bie
- A. Borgerhoff Mulder
- J. Elders
- Rechtspraak.nl
Deelname aan criminele organisatie voor sigarettensmokkel met accijnsontduiking
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige sigarettensmokkel. De verdachte heeft gedurende de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2003, in samenwerking met anderen, opzettelijk grote hoeveelheden sigaretten voorhanden gehad die niet overeenkomstig de Wet op de accijns waren betrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als transporteur/chauffeur een uitvoerende rol vervulde binnen de organisatie en betrokken was bij meerdere transporten van sigaretten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de smokkelactiviteiten en dat hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij betrokken was bij verboden gedragingen.
De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op diverse verklaringen en bewijsmiddelen, waaruit bleek dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband met een duidelijke organisatiegraad. Dit samenwerkingsverband had als doel het plegen van misdrijven, waaronder het voorhanden hebben van accijnsgoederen en het witwassen van voorwerpen afkomstig van misdrijven. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de verdachte niet alleen de Nederlandse staat benadeelde door het ontduiken van accijnzen, maar ook de reguliere markt voor sigaretten verstoorde.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van de verdachte binnen de organisatie, de duur van zijn lidmaatschap en het aantal transporten waaraan hij had deelgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, die niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is een taakstraf van 240 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden toegepast.