ECLI:NL:RBROT:2006:AX6483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
677540
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Lubberink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aansprakelijkheid en bewijslevering tussen Fortis Bank (Nederland) N.V. en [opposante]

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 31 mei 2006 uitspraak gedaan naar aanleiding van een eerder vonnis waarbij de bank, Fortis Bank (Nederland) N.V., in de gelegenheid was gesteld bewijs te leveren. De bank heeft echter aangegeven niet in staat te zijn om meer bewijs te leveren dan reeds in de procedure is ingebracht. De kantonrechter overweegt dat niet is komen vast te staan dat de opposante, die in deze procedure als gedaagde optreedt, in haar toe te rekenen mate betrokken is geweest bij de onderhavige opnames, noch dat zij tekortgeschoten is in de zorgplicht die op haar rustte volgens de toepasselijke voorwaarden.

De kantonrechter concludeert dat de opposante op grond van artikel 6 lid 2 b van de toepasselijke voorwaarden niet aansprakelijk kan worden gehouden voor meer dan een bedrag van € 158,82. Het eerder gewezen verstekvonnis van 26 augustus 2005 wordt vernietigd, en de opposante wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan Fortis. De kantonrechter heeft ook overwogen dat Fortis niet het bewijs heeft geleverd dat de opposante de transacties zelf heeft verricht of dat deze hebben kunnen plaatsvinden door een schending van haar verplichtingen.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat Fortis recht heeft op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 44,03, en dat de wettelijke rente over het bedrag van € 158,82 vanaf 11 juli 2005 toewijsbaar is. De kosten van de verstek- en verzetprocedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.F. Lubberink tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
VONNIS
in de zaak van
[opposante],
wonende te [woonplaats],
opposante bij exploot van dagvaarding van 30 september 2005,
gemachtigde: mr. A.K.J. Plaisier te Rotterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
Fortis Bank (Nederland) N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geopposeerde,
gemachtigde: Flanderijn en Van Eck Deurwaarders te Rotterdam.
Partijen worden hierna ook geduid met “[opposante]” respectievelijk “Fortis”.
Verwezen wordt naar- en volhard wordt bij de inhoud van de op 16 november 2005 en
5 april 2006 uitgesproken tussenvonnissen.
1. Het (verdere) verloop van de procedure
Bij laatstgemeld vonnis heeft de kantonrechter Fortis toegelaten tot het bewijs (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat [opposante] de onderhavige transacties zelf heeft verricht of heeft doen verrichten, of dat die transacties hebben kunnen plaatsvinden doordat [opposante] haar verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van de toepasselijke voorwaarden niet heeft nageleefd. Tevens heeft de kantonrechter Fortis in de gelegenheid gesteld een specificatie in het geding te brengen waaruit blijkt van het tijdstip en de locatie van alle onderhavige (pogingen tot) opname(n).
Fortis heeft een akte genomen.
2. De (verdere) beoordeling van het geschil
2.1 Bij voormelde akte heeft Fortis -onder meer- gesteld niet meer aan te kunnen voeren dan dat zij reeds in de procedure heeft gedaan, en heeft zij vonnis gevraagd.
2.2 De kantonrechter overweegt dat nu Fortis het haar opgedragen bewijs niet heeft geleverd, in deze procedure definitief niet is komen vast te staan dat [opposante] in haar toe te rekenen mate betrokken is geweest bij de onderhavige opnames, of dat [opposante] jegens Fortis tekortgeschoten is in de ingevolge de toepasselijke voorwaarden op haar rustende zorgplicht.
2.3 Gelet op het voorgaande en op hetgeen reeds in rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis van 5 april 2006 werd overwogen, concludeert de kantonrechter dat [opposante] op de voet van artikel 6 lid 2 b van de toepasselijke voorwaarden jegens Fortis niet tot méér -in hoofdsom- aansprakelijk te achten is dan tot een bedrag ad € 158,82.
Het verstekvonnis van 26 augustus 2005 zal dan ook worden vernietigd, en [opposante] zal worden veroordeeld tot betaling van een hoofdsom ad € 158,82.
2.4 Door [opposante] is niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden dat van de zijde van Fortis buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht voor welke het redelijk is daarvoor een vergoeding van [opposante] te verlangen. Gelet op de eiswijziging van Fortis bij repliek en mede gelet op de in verhouding tot de toe te wijzen hoofdsom geldende forfaitaire tarieven, acht de kantonrechter het redelijk dat [opposante] ter zake die werkzaamheden een bedrag ad € 44,03 aan Fortis dient te vergoeden.
2.5 De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van uitbrengen der dagvaarding door Fortis, te weten 11 juli 2005.
2.6 Nu ieder der partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk is gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten van de verstek- en de verzetprocedure te compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
- vernietigt het op 26 augustus 2005 tussen Fortis als eiseres en [opposante] als gedaagde onder zaaknummer 656459 CV EXPL 05-25706 door de kantonrechter te Rotterdam gewezen verstekvonnis;
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [opposante] om aan Fortis te betalen € 202,85 (tweehonderdentwee euro en vijfentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 158,82 vanaf 11 juli 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
- compenseert de kosten van de verstek- en de verzetprocedure in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Lubberink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.