ECLI:NL:RBROT:2006:AX6790

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
236446 / HA ZA 05-1090
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.M. Hofkes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen wegens levering van roerende zaken tussen Duitse en Nederlandse onderneming met geschil over verrekening

In deze zaak vordert de curator van de failliete onderneming Gesellschaft für Elektrische Geräte GmbH & Co. KG (GEFEG) betaling van facturen door de Nederlandse onderneming Inrada. De vordering betreft een totaalbedrag van EUR 146.237,16, dat is ontstaan uit koopovereenkomsten voor de levering van elektrische motoren. De curator stelt dat Inrada in gebreke is gebleven met de betaling van de facturen en dat de CISG van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen, aangezien beide ondernemingen in verschillende landen zijn gevestigd. Inrada heeft verweer gevoerd en stelt dat zij een tegenvordering heeft op GEFEG wegens ondeugdelijke leveringen van motoren in de jaren 2001 en 2002. Inrada beroept zich op een verrekeningsafspraak die in maart 2003 zou zijn gemaakt, waarbij zij de kosten van de ondeugdelijke motoren zou mogen verrekenen met openstaande facturen van GEFEG. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord en verklaringen van betrokkenen. De curator heeft betwist dat Inrada recht heeft op verrekening en de rechtbank heeft Inrada de gelegenheid geboden om bewijs te leveren van haar tegenvordering. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 236446 / HA ZA 05-1090
Vonnis van 3 mei 2006
in de zaak van
KNUT THOMAS HOFHEINZ,
in zijn hoedanigheid van curator van de vennootschap naar het recht van
de plaats harer vestiging
GESELLSCHAFT FÜR ELEKTRISCHE GERÄTE GMBH & CO. KG.,
gevestigd en kantoorhoudende te Braunschweig, Duitsland,
eiser,
procureur: mr. E.A. Bik,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE RAAY EN DATEMA B.V.
mede handelende onder de naam INRADA GROUP,
gevestigd en kantoorhoudende te Schiedam,
gedaagde,
procureur: mr. A.P.M. Henket.
Eiser zal hierna worden aangeduid als “de curator”. De gefailleerde vennootschap Gesellschaft für Elektrische Geräte GMBH & CO. K.G. zal hierna worden aangeduid als “GEFEG”. Gedaagde zal hierna “Inrada” worden genoemd.
1. De procedure
1.1. De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding d.d. 23 maart 2005, met producties;
- de conclusie van antwoord met één productie;
- het vonnis van deze rechtbank van 10 augustus 2005 waarbij een comparitie van
partijen werd gelast;
- de brief d.d. 3 november 2005 van mr. J.C. van Zuethem, met als bijlage een akte overlegging producties d.d. 16 november 2005, met producties;
- het proces-verbaal van de op 16 november 2005 gehouden comparitie van partijen;
- een akte d.d. 11 januari 2006 aan de zijde van Inrada, met twee producties;
- een antwoordakte tevens akte houdende vermindering van eis d.d. 8 februari 2006 aan de zijde van de curator, met producties;
- een akte uitlating producties d.d. 8 maart 2006 aan de zijde van Inrada.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In de periode tussen 7 maart 2003 en 13 juni 2003 heeft GEFEG aan Inrada diverse producten, voornamelijk elektrische motoren, verkocht en geleverd voor een totale koopsom van EUR 146.237,16.
2.2. Met betrekking tot de in 2.1. bedoelde koopovereenkomsten heeft Inrada van GEFEG de volgende facturen ontvangen:
datum factuurnummer factuurbedrag
7 maart 2003 721263 EUR 15.057,20
11 maart 2003 721298 EUR 21.458,-
12 maart 2003 721312 EUR 823,35
14 maart 2003 721340 EUR 318,65
18 maart 2003 721367 EUR 2.068,50
31 maart 2003 721474 EUR 9.238,50
31 maart 2003 721496 EUR 6.182,98
1 april 2003 721511 EUR 9.570,43
4 april 2003 721571 EUR 26.839,61
7 april 2003 721592 EUR 10.778,25
11 april 2003 721641 EUR 21.490,34
22 april 2003 721695 EUR 234,65
6 juni 2003 722103 EUR 14.692,20
13 juni 2003 722147 EUR 7.484,50
2.3. Bij brief d.d. 14 maart 2003 heeft Inrada - voor zover van belang - het volgende aan GEFEG medegedeeld:
Herzlichen Dank für das angenehme und offene Gespräch was wir bei Inrada in Schiedam zusammen mit den Herrn [L.] am 13. März hatten.
Wir haben uns vereinbart dass wir als Inrada den Zusammenbau vom dem Atlantis-Drive in Schiedam machen werden. Wir erwarten dass die benötigte Stückzahlen im Jahre 2005 auf 5.000 Stück wachsen können. Gefeg Hannover wird die benötigte Motor-Getriebe Kombination versuchen 20% billiger zu produzieren. Inrada ist bereit um
1. So bald die Verträge von unseren Kunden abgeschlossen sind, ein 3-Jahres Vertrag mit Gefeg für den gewünschten Motor-Gebriebe Kombination abzugeben.
2. So bald Gefeg Hannover in der Lage ist, den Atlantis-Drive komplett zusammenzubauen ist Inrada bereit, abhängig von der Kapazität bei Gefeg und Inrada die Produktion von Atlantis-Drive teilweise oder ganz nach Hannover zu verlegen. Die kosten für den Zusammenbau werden bei ein Jahresbedarf bis 1.000 Stück under € 200,- liegen und bei einem Jahresbedarf unter 5.000 Stück unter
€ 150,- liegen.
Als Gegenleistung wird Gefeg die schön längere Zeit bestehende Diskrepanz zwischen Inrada und Gefeg über die Xeikon-Motoren durch Rückname wieder gutmachen. Inrada wird dies verrechnen mit offenstehenden Rechnungen von Gefeg. Gefeg und Inrada werden sich einsetzen um diesen Motoren auf den Europäischen Markt abzusetzen. Insgesamt handelt es sich hierbei um 1150 Motoren.
Weiterhin wird Gefeg Hannover 250 Stück Open Motoren zurücknehmen. Inrada wird ebenfalls diese Motoren mit offenstehenden Rechnungen verrechnen. Inrada verpflichtet sich die durch Gefeg Hannover umgebauten Motoren in los Grösse von 50 Stück innerhalb von 3 Jahren abzunehmen.
Inrada und Gefeg Hannover sind der Meinung zugetan dass durch diese Vereinbarungen einen guten Boden geschaffen ist um positiv die Zukunft hineinzugehen.
Wir bitten um zur Bestätigung von dieser Vereinbarung umgehend Unterzeichnung Ihrerseits.
2.4. De in punt 2.3. vermelde brief is op 12 maart 2003 getekend door de toenmalig zelfstandig bevoegde directeur van GEFEG, de heer S. [B.](hierna:[B]).
2.5. Op 1 juli 2003 heeft het Ambtsgericht Hannover het faillissement van GEFEG
uitgesproken. Eiser is tot curator benoemd.
2.6. Bij brief d.d. 19 februari 2004 heeft Inrada aan Kählich Antriebstechnik GmBH (hierna: Kählich) - voor zover van belang - het volgende medegedeeld:
Ich bekam Ihr Schreiben über offen stehenden Rechnungen von der Firma Gefeg. Es wundert mich Sie als Mitarbeiter der Firma Kählich, dass Sie sich beschäftigen mit der Abwicklung von Gefeg Sachen und genau Sie in Ihrem Person dieses einseitiges Schreiben an uns schicken. Sie sind davon in klaren dass es eine Abwicklung gibt mit der Geaschäftsführung von Gefeg in März 2003 vereinbart.
(…)
Ich war in der Meinung dass wir einen konstruktives und gutes Gespräch gehabt haben am 10. Februar mit der Firma Kählich den Sie vertreten. Wenn Sie als Vertreter der Firma Gefeg auftreten, dann will ich auch genre dass Sie einen Kostenvorschlag machen für die vereinbarte Rücklieferung inklusive Kosten wie Zins Produktverarbeitung u.s.w. Wenn nicht dann lade ich ganz gerne den Herr [T.H.] ein um uns ein passenden Vorschlag zu machen für die vereinbarte Rücklieferung.
2.7. Bij brief van 23 augustus 2004 is Inrada door de curator aangemaand tot betaling van een bedrag van EUR 148.173,99 uiterlijk op 10 september 2004.
2.8. Op 9 januari 2006 heeft [B.] tegenover de advocaat van Inrada een schriftelijke verklaring afgelegd die - voor zover van belang- als volgt luidt:
Zu Ihren telefonischen Fragen vom 15. Dezember 2005, kann ich Ihnen folgende Erklärungen geben und möchte folgendes aussagen.
In den Jahren 2001, 2002 und 2003 lieferte die firma GEFEG GmbH & Co. KG Hannover Motore und andere Antriebsteile an Ihre Handelsvertretung Inrada.
Unter anderem wurden auch sehr viele Xeikon Motore und etliche Open-Motore geliefert. Die genaue Stückzahl kann ich nicht aus dem Kopf sagen.
Es ist richtig, dass Xeikon Motore und andere Motoren defekt oder nicht dem neusten Stand entsprachen.
Die GEFEG ist 2003 in Gesprächen mit Inrada übereingekommen, dass die schon bezahlten Rechnungen zuzüglich Mehrkosten mit anderen laufenden Rechnungen und zukünftigen Rechnungen durch Inrada verrechnet werden, bis der Gesamtbetrag der durch Inrada für die defekten und falsch gelieferten Motoren inklusieve Mehrkosten entstand bezahlt ist. Dies wurde im Schreiben vom 14.03.2003 schriftlich vereinbart.
Auf der Hannover Messe am 16.04.2003 ist (GEFEG) mit Inrada übereingekommen, dass die Motore vor Ort bei Inrada verschrottet werden, da die Umbau- und Transportkosten den Restwert bei weiterem überstiegen hätten. Wir verzichten auf die Rückgabe der Motoren und sind mit der Verschrottung bei Inrada einverstanden.
Weiter möchte ich erklären, dass die im Schreiben vom 14.03.2003 benannte Verrechnungsvereinbarung ohne Bedingungen war, losgelöst von den übrigen Vereinbarungen. Das diese übrigen Vereinbarungen nicht zustandekamen, lag nicht an Inrada sondern an GEFEG.
Den von Ihnen genannten Betrag von € 147.000 kann ich zwar nicht verifizieren, weil mir die Unterlagen fehlen, aber im Grossen und Ganzen kommt mir dieser Betrag nicht unwarscheinlich vor.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Inrada veroordeelt om aan de curator te voldoen een bedrag van
EUR 146.237,16, te vermeerderen met 5% rente over de factuurbedragen vanaf de diverse factuurdata tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Inrada in de kosten van de procedure.
3.2. Aan zijn vordering legt de curator de volgende stellingen ten grondslag. Inrada is in gebreke gebleven met de betaling van de in punt 2.2. vermelde facturen. Op de koopovereenkomsten is het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken van 11 april 1980 (hierna: CISG) van toepassing. Op grond van artikel 54 van de CISG is Inrada verplicht de koopprijs te betalen. Ingevolge artikel 78 CISG juncto § 353 HGB juncto § 355 HGB is Inrada vanaf de dag dat de vordering opeisbaar wordt, te weten de dag van de factuurdatum, 5% rente verschuldigd over de factuurbedragen.
3.3. Inrada heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4. De beoordeling
4.1. Aangezien GEFEG in Duitsland is gevestigd, draagt deze zaak in een internationaal karakter. De rechtbank kan (in ieder geval) aan artikel 2, lid 1, van de EEX-verordening bevoegdheid ontlenen.
4.2. Daarmee is aan de orde de vraag naar welk recht de vordering moet worden beoordeeld. In deze zaak gaat het om koopovereenkomsten met betrekking tot roerende zaken tussen partijen die in verschillende staten gevestigd zijn. Zowel Duitsland (sedert 1 januari 1991) als het Koninkrijk der Nederlanden (sedert
1 januari 1992) zijn partij bij de CISG. Gelet op het bepaalde in artikel 1, lid 1, aanhef en onder a, CISG, bevat de CISG voor de onderhavige rechtsverhouding(en) het toepasselijke recht. Niet gesteld of gebleken is immers dat partijen de toepasselijkheid van de CISG hebben uitgesloten.
4.3. Indien de CISG geen oplossing biedt, dient in zoverre de vordering naar Duits recht te worden beoordeeld, zulks op grond van het bepaalde in artikel 4, leden 1 en 2 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: EVO). GEFEG diende immers de kenmerkende prestatie, te weten levering van de goederen, te verrichten en zij is gevestigd in Duitsland. Voorts is niet gebleken dat de koopovereenkomsten nauwer zijn verbonden met een ander land dan Duitsland.
4.4. Het verweer van Inrada houdt in een beroep op verrekening met een tegenvordering van EUR 146.747,-. Inrada stelt op dit punt het volgende. In 2001 en 2002 zijn door GEFEG aan Inrada in totaal 1520 motoren (onder andere aan de firma Xeikon) geleverd. Deze motoren bleken ondeugdelijk. In het kader van een nieuwe grote order en/of samenwerking is in maart 2003 overeengekomen dat Inrada de door haar betaalde kosten met betrekking tot die ondeugdelijke motoren mocht verrekenen met openstaande facturen van GEFEG. Deze afspraak blijkt uit de brief van Inrada van 14 maart 2003 (punt 2.3). Volgens Inrada is, samengevat, de vordering van GEFEG wegens de - op zich door Inrada erkende – leveringen (punt 2.2.) in maart 2003 te niet gegaan.
4.5. Nadat de curator bij akte had betwist dat Inrada de vordering op haar heeft kunnen verrekenen met een vordering van Inrada op GEFEG, heeft Inrada de in punt 2.8. deels geciteerde verklaring van [B.] overgelegd en bij akte uitlating producties d.d. 8 maart 2006 het volgende betoogd. Er was sprake van een toerekenbare tekortkoming zijdens GEFEG ten gevolge waarvan zij schadeplichtig is geworden jegens Inrada en in verband waarmee partijen op 14 maart 2003 een verrekenings-afspraak hebben gemaakt.
In de stellingen van Inrada ligt voorts besloten dat:
a. de verrekeningsafspraak onvoorwaardelijk was, te weten niet afhankelijk van samenwerkingsafspraken als bedoeld in de punten 1 en 2 van de brief van
14 maart 2003;
b. Inrada zowel aanspraak kon maken op terugbetaling van de door haar betaalde koopprijs als ook op vergoeding van de door haar gemaakte kosten met betrekking tot de ondeugdelijke motoren van het type Xeikon en Open;
c. Inrada haar vordering mocht verrekenen met vorderingen op Inrada uit zowel openstaande als ook toekomstige facturen van GEFEG;
d. GEFEG en Inrada op 16 april 2003 zijn overeengekomen dat Inrada de motoren niet meer aan GEFEG behoefde terug te leveren, maar zou verschroten, aangezien de transportkosten voor rekening waren van GEFEG en deze (transport)kosten hoger waren dan de restwaarde van de motoren.
4.6. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de curator, gaat het allereerst om de vraag of Inrada, zoals zij stelt, een vordering op GEFEG heeft verkregen wegens een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van GEFEG. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast van het bestaan van deze tegenvordering rust op Inrada. Met de door Inrada overgelegde verklaring van [B.] is dit bewijs nog niet geleverd. Evenmin heeft Inrada dit bewijs op andere wijze geleverd. De rechtbank zal Inrada toelaten de gestelde vordering van Inrada op GEFEG ad EUR 146.747,- (volgens Inrada bestaande uit de door haar betaalde koopprijs en de door haar gemaakte kosten) nader te specificeren en aan te tonen. De rechtbank gaat ervan uit dat Inrada dit bewijs (in eerste instantie) zal willen leveren door het overleggen bij akte van schriftelijke stukken, waaronder betalingsbewijzen.
4.7. Indien komt vast te staan dat Inrada op GEFEG een vordering heeft verkregen die voor verrekening vatbaar was, zal de rechtbank toe kunnen komen aan de stellingen van Inrada zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.5. sub a. tot en met d. Ook deze stellingen zijn door de curator betwist en ook in zoverre rust de bewijslast op Inrada. Van Inrada verwacht de rechtbank dat zij zich bij de in rechtsoverweging 4.6. vermelde akte uitlaat over de vraag of zij het bewijs van haar stellingen wil leveren en zo ja, op welke wijze, indien de rechtbank toekomt aan bewijslevering.
4.8. Gelet op hetgeen in punt 4.6. en 4.7. is overwogen, verwijst de rechtbank de zaak naar de rol. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
De rechtbank
I. bepaalt dat Inrada zich bij akte kan uitlaten en stukken over kan leggen als weergegeven in rechtsoverweging 4.8.;
II. verwijst de zaak daartoe naar de rol van 31 mei 2006;
III. bepaalt dat de curator bij antwoordakte op de in punt I bedoelde akte kan reageren;
IV. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Hofkes en in het openbaar uitgesproken op
3 mei 2006.?