ECLI:NL:RBROT:2006:AX6814
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. de Loor-Alwin
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Fenexcondities op overeenkomst en rechtsgeldigheid van arbitraal beding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een bevoegdheidsincident tussen de rechtspersonen Interfer Edelstahl Handelsgesellschaft mbH en Carl Schröter GmbH & Co. KG, eiseressen in de hoofdzaak, en Metaal Transport B.V., gedaagde in de hoofdzaak. De eiseressen stelden dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren en dat Metaal Transport niet ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering. Metaal Transport voerde aan dat de Fenex-Expeditievoorwaarden en/of de Fenex-Opslagvoorwaarden van toepassing waren op de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag lag. Deze voorwaarden bevatten bepalingen die stipuleerden dat geschillen door arbiters zouden worden berecht, met uitsluiting van de gewone rechter.
De rechtbank diende te beoordelen of er sprake was van een rechtsgeldig arbitraal beding. De eiseressen betwistten de toepasselijkheid van de Fenex-voorwaarden, terwijl Metaal Transport stelde dat zij deze voorwaarden op al haar facturen en correspondentie had vermeld. De rechtbank constateerde dat de verwijzing naar de Fenex-voorwaarden op een factuur voorafgaand aan de overeenkomst niet voldoende was om de toepasselijkheid van deze voorwaarden op de overeenkomst te rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de enkele verwijzing naar de voorwaarden op de factuur niet voldeed aan de eisen voor de toepasselijkheid van de voorwaarden.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de door Metaal Transport aangehaalde voorwaarden niet van toepassing waren en dat zij bevoegd was om van de vordering van Interfer c.s. kennis te nemen. De beslissing over de proceskosten in het incident werd gereserveerd tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Dit vonnis werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 mei 2006.